304 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926.
Spreker weet wel dat het moeilijk is er verandering
in te brengen, maar zou het niet op den weg van Bur
gemeester en Wethouders liggen, waar het onverant
woordelijk is dat daar dagelijks 100 kinderen ver
toeven, om met de Regeering te overleggen of er geen
andere weg is te vinden Spreker weet wel dat dit
misschien op den weg ligt van den directeur van de
kweekschool, maar men zou die zaak mogelijk kunnen
bevorderen, wanneer Burgemeester en Wethouders er
zich ook mee bemoeiden en den directeur steunden.
Toen spreker het gebouw bezag, is hem ook de nood-
trap opgevallen, dienende om zich in geval van nood
uit het gebouw te verwijderen. Die trap is zoodanig
opgesteld dat bij een kleine paniek de kinderen, als ze
daarlangs naar beneden moeten, hals over kop naar
beneden zullen komen; voor iemand, die niet al te best
ter been is, is het al moeilijk om er alléén bij neer te
gaan. Het is dus onverantwoordelijk dat die school
daar langer blijft gevestigd.
In de Memorie van Antwoord staat dat Burgemeester
en Wethouders niet hebben gehoord dat deze inrichting
elders onder dak zou worden gebracht. Maar elders kan
ook zijn in een andere plaats en bestaat daar geen
gevaar voor De kweekschool ligt hier het gunstigst,
zij ligt hier voor de provincie het best. Het is in het
belang van de stad, dat ze hier blijft, maar misschien
zou men ze ook kunen verplaatsen naar de Schrans bij
Leeuwarden. Leeuwarden heeft er echter toch wel be
lang bij, evenals bij de H. B. S. en het Gymnasium en
het ligt dus wel mee op den weg van het gemeente
bestuur om mede te werken de kweekschool in een
behoorlijk gebouw onder dak te brengen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft gister ge
zegd dat zij een voorstel zou doen om Burgemeester en
Wethouders te verzoeken overleg te plegen met de
Rijksautoriteiten. Maar waar zij zich volkomen kan
vereenigen met het betoog van den heer Botke, maakt
zij er geen voorstel van, maar sluit zij zich aan bij het
verzoek, dat de heer Botke heeft gedaan
De Voorzitter merkt op dat de kweekschool nu eenige
jaren in dit gebouw is gevestigd en dat hij, toen de
heer Harts daarom kwam, dezen heeft gewaarschuwd
dat het gebouw voor het lager onderwijs was afgekeurd.
De heer Harts heeft toen gezegd dat hij al dolblij was,
als hij het maar kreeg. Dat is nu juist het eigenaardige
van de zaak, toen was hij dolblij en nu deugt er volgens
zijn brief niets meer van. De heer Fransen heeft gister
ook al gezegd dat de gemeente het gebouw verhuurt
tegen den prijs, dien zij zelf ook moet betalen voor ver
warming en onderhoud; het kost ons niets, maar wij
verdienen er ook niets aan en het gaat dus in zooverre
met gesloten beurzen. De directeur was toen erg blij,
maar nu hij er eenige jaren in zit wil hij de gemeente
ei voor spannen om een beter gebouw te krijgen. Het
eenige voordeel dat er voor de gemeente in zit is, dat
wij die school hier zouden houden en als het Rijk bij
ons kwam spreker gelooft dat dit op den weg van
het Rijk zou liggen wij willen de school hier laten,
maar geef ons dan dat stuk terrein, of, als dat niet
genoeg was: geef ons zooveel subsidie voor die Rijks
school, dan zou daarover te spreken zijn. Er is gister
nog over geklaagd dat het Rijk allerlei lasten aan de
gemeenten oplegt, maar dit is zuiver een rijksinstelling
en het eenige belang dat Leeuwarden er bij heeft is,
dat de school in deze gemeente is gevestigd en in dat
verband mag Leeuwarden er wel iets voor over hebben.
De logische gang van zaken is echter dat het Rijk tot
de gemeente zegt: de school is er eenmaal, geef ons een
terrein, dan zullen we daar een nieuwe school op bou
wen. Men kan toch niet verwachten dat de gemeente
gaat zeggen: wij zullen eens kijken of wij voor jullie
een goede school kunnen vinden. Men had best kans dat
men dan in Den Haag zou zeggen: zorg jullie voor je
eigen zaken, wij zullen wel zorgen voor de onze, en
spreker zou hun dat niet kwalijk nemen.
Er mogen natuurlijk geen stukken kalk van een kilo
den kinderen op 't hoofd vallen, maar het Rijk blijft
ten slotte verantwoordelijk.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft dat ook
gezegd; zij is het er volkomen mee eens dat het Rijk
verantwoordelijk is, maar wanneer er ongelukken ge
beuren, worden Leeuwarder kinderen de dupe. Spreek
ster weet wel dat het moest uitgaan van het Rijk, maar
als het Rijk het niet doet, is de gemeente daarmee niet
verantwoord. Spreekster vraagt alleen maar overleg met
de Rijksautoriteiten.
Dat de heer Harts voor 2 jaar zoo dolblij was, kwam
omdat hij anders bang was dat hier niet een school ge
vestigd zou blijven. Dat was oorzaak dat hij blij was
dat hij hier in kon trekken, maar spreekster denkt dat
de heer Harts nu langzamerhand ook inziet dat het ge
bouw volstrekt niet beantwoordt aan de eischen.
Spreekster weet ook wel dat de heer Harts al moeite
heeft gedaan bij het Rijk, maar het Rijk laat hem zitten.
Dan is 'het toch niet onbillijk, als de directeur zegt
kan de gemeente mij ook helpen bij de pogingen, die
ik heb gedaan, om tot overleg te komen? Spreekster
is het er volkomen mee eens dat het Rijk verantwoor
delijk is, maar de Leeuwarder kinderen worden de dupe
en daar mag de Raad zich niet bij neerleggen.
De Voorzitter: Wij gaan toch ook niet controleeren
bij de Rijks H. B. S. of de plafonds wel goed zijn of
bij de Rijkslandbouwwinterschool Daar hebben we
toch ook de meeste kans dat Leeuwarder kinderen de
dupe zouden worden en zoo zijn er hier meer instel
lingen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Ja, maar dit
gebouw is bij de gemeente in onderhoud.
De Voorzitter: Zeker, wij zullen ook zorgen dat er
voortaan geen plafonds meer naar beneden komen; wij
zullen zorgen dat het gebouw in een zoodanigen staat
is, dat er naar ons beste weten althans geen onge
lukken meer kunnen gebeuren, dat geef ik toe. Maar
dat de directeur liever een school had, die zoo zou lig
gen dat er geen wagens meer langs rijden en dat hij
liever een ruimere kweekschool had, omdat deze niet
geschikt is, daar hebben wij niets mee te maken. Als
wij dit gebouw verhuren, zoo, dat naar ons beste weten
niemand daar een ongeluk kan krijgen, zijn wij er af.
Wij houden de school hier graag en Burgemeester en
Wethouders en misschien ook de Raad hebben
daar wel iets voor over, maar dat kan toch niet van
ons uitgaan. Als wij dat deden zou de betrokken rijks
ambtenaar kunnen zeggen: waar bemoeit U zich mee?
en ik zou dan zeggen: de man heeft gelijk. Het is eigen
lijk precies hetzelfde als wanneer een rijksambtenaar
zou zeggen jullie mochten eigenlijk wel een nieuw
stadhuis bouwen. Ik zou dan ook zeggen waar be
moeit U zich mee? Met de kweekschool als zoodanig
hebben wij niets te maken; de gemeente heeft er alleen
belang bij dat zij hier is, maar de inrichting, enz. daar
staan wij buiten.
Tot het plegen van overleg zijn Burgemeester en
Wethouders bereid, natuurlijk, geen kwestie van dat
zij dat niet zouden willen, maar dat kan niet van ons
uitgaan. Als het Rijk bij ons komt: dat gebouw deugt
niet voor het doel, is er ook ergens een terrein?, dan
zullen Burgemeester en Wethouders alle kaarten op
zoeken en dan kan het Rijk zoo veel en zoo weinig
terrein krijgen als het wil. Dat is de logische gang van
zaken en dan willen wij graag den heer Harts helpen.
Ik geloof dat het een heel goede school is en dat ook
de heer Harts zijn beste krachten aan die school wijdt,
maar ik geloof niet dat het op den weg van de gemeente
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering op
ligt een ander gebouw daarvoor te vinden; wij hebben
alleen te zorgen dat het tegenwoordige gebouw naar
ons beste weten in orde zal zijn.
De heer Botke heeft met belangstelling naar het be
toog van den Voorzitter gehoord. Hoofdzaak is voor hem
dat de Voorzitter er niet tegen is; spreker is blij dat
de Voorzitter wil helpen een andere school te vinden.
De heer Posthuma wil zich ook uitspreken als een
voorstander van een goede huisvesting van de Rijks
kweekscholen. Om alle misverstand te voorkomen, wil
hij opmerken dat hij voorstander is van bijzonder onder
wijs en dat de leerlingen van de Rijkskweekscholen
meestal terecht komen bij het openbaar onderwijs.
Toch heeft spreker zich bij het doordenken over deze
kwestie de vraag gesteld doen de belanghebbenden
ook iets en wel in de eerste plaats de ouders van de
leerlingen, is er van die zijde al eens bij het Rijk aan
geklopt? En is in de tweede plaats door andere belang
hebbende corporaties, het openbaar onderwijs betref
fende, waarop straks de leerlingen van de Rijkskweek
school zullen zijn aangewezen, ook iets gedaan?
Spreker zou het wel op prijs stellen van de menschen, j
die daaromtrent beter zijn ingelicht, een antwoord te
krijgen. Hij meende dat mevrouw Buisman zei dat zij
iets wist en dat zij heeft meegedeeld dat inderdaad door
of via de belanghebbenden hier en ook bij het Rijk op
verbetering is aangedrongen. Spreker herhaalt dat ook
hij een goede huisvesting van zeer veel gewicht acht.
De heer Dijkstra zou toch den gedachtengang van den
heer Botke en mevrouw Buisman willen ondersteunen.
Wij zijn het er wel over eens dat de gemeente voor het
onderhoud moet zorgen en nu zou men wel kunnen
zeggen dat het onderhoud niet voldoende is, maar dat
kan men niet zeggen, omdat het een oud gebouw is. Nu
zou men twee dingen kunnen doen. Men zou het gebouw
ook tijdelijk beter kunnen onderhouden, maar meteen
aan het Rijk den wenk geven: de kweekschool kan daar
eigenlijk niet meer in dat gebouw, hoe denkt U er over?
Misschien zouden wij dan hetzelfde beleven als bij
school 14, waar jaren lang een stuk grond heeft ge
legen, bestemd voor Rijkskweekschool. Als het Rijk
er nóg zoo tegenover staat, bouwt het die niet. Spreker
acht het echter niet overbodig dat de aandacht van het
Rijk of van den Inspecteur er door de gemeente op ge
vestigd wordt dat het zoo nog wel een paar jaar goed
kan gaan, maar dat het toch zoo niet kan blijven.
De heer Fransen (wethouder) wil alleen herhalen wat
hij ook gister tegen mevrouw Buisman heeft gezegd:
als de directeur den brief, welken hij aan Burgemeester
en Wethouders heeft geschreven en waarin de slechte
hoedanigheden van het gebouw zijn opgesomd en waarin
ook is gezegd dat ook de verbouw niet kan helpen, in
plaats van naar hier naar den Minister van Onderwijs
had gestuurd, dan was het in orde. De Minister van
Onderwijs heeft den directeur dit gebouw gegeven,
het Rijk heeft het gehuurd van de gemeente, dus dan
moet de Minister ook niaar zeggen: ik wil dat gebouw
niet meer hebben, pleeg overleg met de gemeente om
een beter gebouw indien mogelijk beschikbaar te krijgen.
De directeur moet dus dien brief naar Den Haag sturen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 171 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgnos. 172205 worden onveranderd vastgesteld.
Uitgaven Kapitaaldiens t.
Volgno. 214 wordt onveranderd vastgesteld.
van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 305
Woensdag 24 November 1926.
Volgno. 215. Voortzetting van het maken van een
walmuur met bestrating aan het Noordvliet (Slot)
memorie.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller heeft eenige jaren geleden ook al
gesproken over het Noordvliet Slot. Hij herinnert zich
dat de wethouder van Openbare Werken het vorig jaar
heeft gezegd: het zal dit jaar wel aardig in de richting
schieten. In dien geest is toen gesproken, maar nu staat
deze post hier weer voor memorie. Spreker zal er niet
veel meer van zeggen, hij doet alleen dit voorstel, om
hier een cijferpost van te maken van 20.000.—.
De Voorzitter meent dat dit een kwestie is: vindt
men het noodig, dan zet men een bedrag op de begroo
ting en vindt men het niet noodig, dan zet men het er
niet op. Het betreft hier meer persoonlijke gevoelens,
een kwestie hoe ieder voor zich er over denkt. De
steenen, die daar liggen, zijn groote balsteenen, er is
een pad langs en aan den kant van het Vliet is een
oude beschoeiing, die hier en daar stuk is, maar de
zaak zakt nog niet het Vliet in. Spreker geeft toe dat,
als het daar veranderd wordt, het dan beter zal worden,
maar het is nog net zoo als verleden jaar en spreker
zegt daarom, evenals toen: het kan nog wel een jaar
zitten. Wordt de weg bestraat met klinkers dan wordt
de toestand zeker beter, maar er is ook geen walmuur.
Spreker zou zeggen: laat het nog een jaar wachten,
hij kan niet inzien dat het niet langer wachten kan. Het
is echter een kwestie van appreciatie; meent men dat
het nu gebeuren moet, dan zet men een bedrag op de
begrooting, meent men echter dat het op den duur ge
beuren moet, dan kan men volstaan met een memorie-
post.
De heer Muller zou naar aanleiding daarvan één
vraag willen stellen: kan men de bestrating niet ver
anderen en den wal zoo in dezen toestand laten
De Voorzitter: Dat zou zonde zijn voor het geld.
De heer Muller: Dan handhaaf ik mijn voorstel.
De Voorzitter wil het voorstel-Muller in stemming
brengen.
De heer Fransen (wethouder) zou, voordat dit voor
stel in stemming komt, daarover toch nog wel een enkel
woord willen zeggen. De kosten van het maken van een
walmuur, enz. zijn, zooals hier staat, 20.000.Nu
is deze zaak meermalen in het college besproken en
Burgemeester en Wethouders meenen dat dit bedrag
daarvoor veel te hoog is. Spreker meent dat, als men
een behoorlijke houten beschoeiing maakt, de kosten
veel minder zullen zijn en dan zullen wij met het geld,
dat daarmee wordt bespaard, als wij 30 of 40 jaar
verder zijn, van de bespaarde rente clan wel weer een
nieuwe kunnen maken. Voordat er dus een cijferpost
op de begrooting komt, wil spreker er op wijzen dat
die op twee manieren kan worden samengesteld en dan
zou spreker den Raad willen ambieeren om te besluiten
tot het maken van een houten walbeschoeiïng.
De heer Muller zou de gedachte van den heer
Fransen willen overnemen; hij zou dan in plaats van
20.000.er 1.van willen maken, wanneer daarbij
wordt aangenomen dat Burgemeester en Wethouders
in 't voorjaar of in den winter met voorstellen zullen
komen in den geest, zooals de wethouder zegt. Dan
hebben wij toch een principieele uitspraak.
De heer IJ. de Vries acht dit ook een buitengewoon
belangrijke zaak, niet zoozeer omdat de toestand van de
bestrating slecht is, maar omdat die weg daar zoo