308 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. dat deze werken het eerste halfjaar, zooals spreker meent dat noodig is, worden uitgevoerd, werken, die naar sprekers oordeel absoluut niet van invloed zijn op het vraagstuk van het verkeer. Den heer B. Molenaar spijt het dat de Voorzitter is begonnen met te zeggen: dit is een oppositie van de hceren tegen den gedachtengang van Burgemeester en Wethouders. Als daarmee gewone oppositie wordt be doeld, is het niet zoo erg, maar anderzins spijt het spr. dat de Voorzitter die uitdrukking gebruikt. Spreker komt er op terug dat Burgemeester en Wet houders verleden jaar in de Memorie van Antwoord schreven dat men de verbreeding van de „Kippeloop" in de toekomst moest zien in verband met het algemeen verkeersplan. Op grond daarvan werd een verbetering, die 2800.zou moeten kosten, door Burgemeester en Wethouders ontraden; wij hebben, aldus spreker, toen ook naast Burgemeester en Wethouders gestaan en van ons is toen geen oppositie gekomen en is niet aan verkeerde bedoelingen gedacht, omdat Burgemees ter en Wethouders m. i. terecht die zaak wilden bezien uit een algemeen verkeersoogpunt. Nu heeft de heer O. F. de Vries al gezegd dat wij deze dingen tegelijk met andere door Burgemeester en Wethouders voor te stellen verbeteringen onder de oogen wenschen te zien. maar dat dit geen tijden behoeft te duren. De heer IJ. de Vries zegt dat hij niet begrijpt dat wij hier tegen zijn, omdat het algemeene plan nog wel even zal duren. Het is maar de vraag, hoe men zich dat voorstelt. Natuurlijk, voordat het verkeersplan ge heel zal zijn uitgevoerd, zal het nog wei even duren, maar de groote vraag is wat het eerst moet gebeuren en dat is iets, waarin de Raad moet kunnen meespreken. Dat mag men dan oppositie noemen of een ander in zicht, spreker meent dat men het verschil van inzicht kan noemen. Hij heeft de zaak ook met den Burgemees ter besproken en toen bleek dat de Burgemeester en hij niet zoo ver van elkaar af stonden. Spreker heeft toen gezegd: over 't geheel zijn wij het er wel over eens en misschien zullen wij het wel eens worden hoe het zal moeten worden. Maar, heeft spreker gezegd, misschien dat er nog wel een andere meening heerscht omtrent overkluizing van de grachten. Spreker meent dat het wel te billijken is, waar de laatste jaren die wcnsch geregeld uit den Raad naar voren is gekomen, dat hij vraagt: laten wij eerst het geheel overzien, voordat wij beginnen met partieele her zieningen en op dat standpunt blijft hij staan, tenzij een bepaalde brug gevaar zou opleveren. De heer K. de Boer wil ook even een opmerking maken. De heer IJ. de Vries heeft bij dit punt een kort betoog gehouden en dat is niet erg, maar hij mag aan stonds ook meestemmen en dat is erger. In dat verband wil spreker dit zeggen dat het betoog, dat de heer IJ. de Vries houdt, een groot gevaar inhoudt, omdat hij heeft gewezen op de millioenen, die in de lucht hangen... De heer IJ. de Vries: De tonnen. De heer K. de Boer: in elk geval dan op wat in de lucht hangt. Spreker wil er echter op wijzen dat, wanneer de heer IJ. de Vries de zaak zoo stelt, hij die dan glad verkeerd ziet. Spreker wil wijzen op een voor beeld in deze gemeente, dat zoo langzamerhand een sprekend voorbeeld is geworden. Er is een tijd geweest, dat de Raad van Leeuwarden heeft besloten de percee- len, liggende aan de Peperstraat, te koopen en men heeft dat gedaan spreker heeft daar niet aan mee gedaan, zoodat hij er in zooverre vrijuit over kan spre kenomdat men in de meening verkeerde dat het verkeer langs de Peperstraat zou moeten worden ge leid. Dat is gebeurd, zonder dat men het verkeer in zijn geheel had bestudeerd; spreker gelooft echter dat er op 't oogenblik in deze gemeente en in dezen Raad niet veel meer zijn, die op het standpunt staan, dat de Pe perstraat moet worden verbreed en de huizen daar moeten worden afgebroken. Neen, dat weet de heer IJ. de Vries niet en spreker ook niet, maar dat is sprekers meening; hij staat op het standpunt dat de huizen in de Peperstraat voorioopig niet moeten worden afge broken, omdat dit dwaasheid zou zijn. Als wij dus dingen doen, zonder daarbij de zaak in het algemeen onder de oogen te zien, begaan wij daden, waarover wij later erg berouw zullen kunnen hebben en zoo betreft het hier ook dingen, waarbij wij nog niet in de schemer achtige toekomst kunnen zien. De heer Fransen (wethouder) wil nog een kleine op merking maken aan het adres van den heer B. Molenaar. Deze zegt: wij moeten eerst het geheele plan bezien en daarvan afhankelijk stellen de verbetering van de Hui- zumerbrug; men kan van meening zijn dat het verkeerd is die brug te vergrooten in verband met een grootere overkluizing bij de Amelandspijp. Maar dan vraagt spreker zich af, waarvoor dan de heeren hun stem hebben gegeven aan het bouwen van de Bleekbrug. Die wordt toch gemaakt om het verkeer vanaf den Groningerstraatweg te leiden over de Bleek brug, de Oosterbrug, langs het Ziekenhuis en zoo over de Huizumerbrug? Spreker begrijpt niet hoe iemand, die zijn stem heeft gegeven aan het bouwen van de Bleek brug, niet zijn stem zal geven aan een voorstel, om een brug, die in den nieuwen weg ligt, te verbeteren. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 216 wordt met 14 tegen 11 stemmen onver anderd vastgesteld. Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren IJ. de Vries, Van der Schoot, Beekhuis, Hofstra, Westra, Koopmans, Cohen, Scheltema, M. Mo lenaar, Fransen, Lautenbach, Posthuma en Muller. Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Weima, O. F. de Vries, Botke, Van der Veen, Dijkstra, Tiemersma, B. Molenaar, K. de Boer, Hooiring en Visser. De heer B. Molenaar zal over volgno. 217 geen stem ming vragen, want die zal wel op hetzelfde uitdraaien. De heer Weima is het daarmee niet eens en vraagt stemming over volgno. 217. Volgno. 217 wordt met 14 tegen 11 stemmen onver anderd vastgesteld. Vóór stemmen: mevrouw BuismanBlok Wijbrandi en de heeren Ij. de Vries, Van der Schoot, Beekhuis, Hofstra, Westra, Koopmans, Cohen, Scheltema, M. Mo lenaar, Fransen, Lautenbach, Posthuma en Muller. Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, Weima, O. F. de Vries, Botke, Van der Veen, Dijkstra, Tiemersma, B. Molenaar, K. de Boer, Hooiring en Visser. Volgno. 218 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 219. Het verplaatsen van de Wittebrug naar het Vliet tegenover den Poppeweg 12.000.—. De beraadslagingen worden geopend. De heer Dijkstra merkt op dat hier nu een cijferpost staat voor de verplaatsing van de Wittebrug naar het Vliet tegenover den Poppeweg, maar hij gelooft dat door het college toch ook zeer ernstig onder de oogen moet worden gezien, nu men bezig is aan het bouwen van een vaste brug tegenover de Bleeklaan, de vraag die spreker zoo vrij wil zijn te stellen of het vol strekt noodig is dat er een draaibare brug komt in de plaats van de Poppebrug. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 309 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. Spreker heeft daar den toestand opgenomen en hij zou haast zeggen dat, bij wijze van spreken, voor dat anderhalve pakhuis daar het niet noodig is, daar een ophaalbrug te plaatsen. Hij zou dat wel eens onder de oogen willen zien. Er komt dit bij, dat hij van oordeel is dat de ellende met en de ruzie tusschen de schippers komt juist doordat groote schepen dat nauwe vaar water passeeren; als daar een groot schip komt te los sen, is Leiden in last. Spreker zou er daarom graag de aandacht op vestigen om als het mogelijk is, daar een vaste brug te leggen en, als het niet absoluut noodig is, niet een ophaalbrug. Spreker geeft ver de voorkeur aan een vaste brug. De heer IJ. de Vries had zich voorgenomen niet veel meer te zeggen, maar zoo nu en dan komen er weer betrekkelijk belangrijke vraagstukken aan de orde. Zoo ook dit. Buiten de enkele pakhuizen van brandstoffen- handelaren, die daar liggen, bestaat daar ook nog een werf en nu is sprekers vraag: als wij de passage voor de scheepvaart daar afsnijden, kunnen wij dan ook worden aangesproken voor vergoeding, omdat wij dan het bestaansrecht van de werf en daarmee dus het ge heele bedrijf daar weg nemen? Als men een tijdelijke stagnatie heeft, komt men reeds om schadevergoeding, maar de bedoeling van den heer Dijkstra is, daar een vaste pijp te bouwen, een brug, die niet bediend wordt. Het gaat niet alleen hierom of de turfschippers er nog met hun vrachten turf onder door kunnen naar hun anderhalve pakhuis, zooals de heer Dijkstra zegt; spr. i weet niet hoeveel pakhuizen daar zijn, maar daar liggen ook pleizierbootjes. Die kunnen er misschien wel onder door, maar sprekers vraag is meer: komen wij ook in 't gedrang met die scheepstimmerwerf. Dat is de groote moeilijkheid. Spreker is het volkomen met den heer Dijkstra eens, als de scheepvaart daar zoo weinig waard is dat daarvoor geen brug meer behoeft te worden ge draaid, zou hij er ook voor te vinden zijn om daar een vaste pijp te leggen, maar de heer Dijkstra stelt de zaak te licht voor; daar zijn meer belangen voor handel en bedrijf bij betrokken dan de heer Dijkstra zich voor stelt. De Voorzitter zou ter bekorting van de discussies willen mededeelen, dat Burgemeester en Wethouders daar natuurlijk ook liever een vaste brug willen leggen, als zij daar kans toe zien, maar dat zij ook heel goed weten dat de bezwaren, welke de heer IJ. de Vries noemt, bestaan. Spreker zou nu dit willen antwoorden: laat de Raad deze post hier laten staan, dan zullen Burgemeester en Wethouders, voordat zij met de uit voering beginnen, de zaak eerst nog nauwkeurig onder zoeken en dan bij den Raad komen met voorstellen tot het al of niet bouwen van een vaste brug. Dat is ook de bedoeling van den heer Dijkstra. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 219 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 220. Verbreeding tot 2.70 M. van de Ver- versbrug memorie. De Voorzitter deelt mede dat ondertusschen van den heer Posthuma bij dit volgno. het volgende voorstel is ingekomen „Ondergeteekende stelt voor volgno. 220, hetwelk voor memorie is uitgetrokken, om te zetten in een cijferpost, opdat de verbreeding van de Verversbrug in 1927 kan plaats hebben." De beraadslagingen worden geopend. De heer Posthuma merkt op dat het hier betreft de Verversbrug of, zooals die in den volksmond bekend is, de „Kippeloop". Spreker heeft het voorstel gedaan om dezen post in een cijferpost om te zetten, om, als het eenigszins kan, deze brug in 1927 te verbreeden. Ge gevens, hoe druk het verkeer daar is, kan spreker na tuurlijk niet geven, maar waar hij daar geregeld pas seert en voortdurend bemerkt hoe verbazend slecht de passage daar is en hoe moeilijk het is dat 2 menschen elkaar daar passeeren, gelooft hij dat het zeer urgent is, dat daar verbetering moet komen. Nu heeft spreker opgemerkt dat het blijkbaar in de bedoeling van den heer Muller heeft gelegen om ten opzichte hiervan ook een voorstel te doen. Hij vermoedt dus dat de heer Muller mede-voorstander van zijn voorstel zal zijn. Misschien is het een klein misverstand geweest, maar als spreker geweten had dat de bedoe ling van den heer Muller was hierbij ook een voorstel te doen, dan had hij het zijne achterwege gehouden. De heer Muller zegt dat over deze zaak reeds bij verschillende posten het woord is gevoerd. Spreker heeft eenmaal gezegd: als 2 kinderwagens elkaar op die brug tegenkomen, ontstaat er een botsing en dat is juist. De toestand is daar onhoudbaar en het publiek, dat over de brug moet, is legio. Waar wij nu zien dat voor 2800.een brug kan worden gemaakt, die jaren voldoende zal zijn voor het verkeer over die brug, wil spreker zoo vrij zijn het voorstel van den heer Posthuma van harte te ondersteunen; hij hoopt dat de Raad die 2800.zal besteden voor de verbetering van die brug. De heer K. de Boer komt tegen het gesprokene door den heer Muller op; hij zou het niet erg op prijs stellen dat de bewoners van dat stadsdeel weer met een brug kwamen te zitten, die zij zeer waarschijnlijk niet wen schen. De heer Muller zegt dat 2 kinderwagens elkaar daar niet kunnen passeeren, maar dan kan de eene wel even wachten. Dat het verkeer daar zoo geweldig is, gelooft spreker ook niet; de brug is hem breed genoeg, hij kan er nog wel over. Maar als wij daar nu een half gebakken verbetering aanbrengen, dan staat die later een goede verbetering van den toestand daar in den weg De heer Muller: en dat zie ik niet. De heer K. de Boer kan het niet helpen dat de heer Muller zoo kortzichtig is. Burgemeester en Wethouders hebben het vorig jaar in de Memorie van Antwoord zeer terecht gezegd dat wij deze brug moesten bezien in het algemeen verkeersplan De heer Dijkstra: Dat was een vergissing. De heer K. de Boer De heer Dijkstra zegt: dat was een vergissing, maar ik hoop dat hij dat duidelijk zal maken. Inderdaad is het een feit dat deze brug moet worden bezien in het algemeen verkeersplan. De toe stand is deze, dat alle rijverkeer in de richting Span jaardslaan op het oogenblik moet over 2 bruggen, n.l. over de rijksbrug en over de Hoeksterbrug. De rijksbrug is absoluut niet in staat dat verkeer te verwerken en daarom is het verstandig: doe geen voorstellen, die voorbarig zijn. Naar sprekers meening is hier de ge- wenschte toestand dat het rijverkeer vanaf den Gronin gerstraatweg over één behoorlijke brug naar de Span jaardslaan zal worden geleid en hij zou het zeer be treuren wanneer door een zoo kortzichtige wijziging een radicale wijziging van den toestand daar onmogelijk zou worden gemaakt. En spreker drukt er zijn spijt over uit dat menschen, die mede de motie hebben aangeno men om het verkeersplan in zijn geheel onder de oogen te zien, niet democratisch besef genoeg hebben om dat ook ten opzichte hiervan te doen. De heer Hofstra zou den schijn op zich kunnen laden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 52