310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. den heer De Boer mee te spreken, omdat hij ook reeds eerder heeft genoemd hetzelfde plan, dat de heer De Boer thans naar voren brengt, n.l. dat deze brug zou moeten worden opgenomen in het groote verkeersplan om op die manier te kunnen loozen het verkeer van den Groningerstraatweg naar de Stienser- en Harlinger- straatwegen en omgekeerd. Toen is echter de opmerking gemaakt en dat is voor spreker het grootste bezwaar dat wij daar aan den Arendstuin een school hebben; inderdaad moeten wij er rekening mee houden dat daar dan ongelukken zouden kunnen gebeuren. Dat is het eenige argument, dat spreker heeft tegen het idee van den heer De Boer en daarom ondersteunt hij het voor- stel-Posthuma, ook omdat wij daarmee aan een grootere uitgaaf ineens kunnen ontkomen. De heer Muller zal over wat de heer De Boer heeft gezegd niet veel meer zeggen. De heer De Boer verstaat aardig de kunst om met groote woorden iets af te ma ken. Maar men zal het met spr. eens wezen dat, alvorens wij daar iets zullen hebben, zooais door den heer De Boer is ontwikkeld, wij nog wel een paar verkiezingen achter den rug zullen hebben. Waar nu de toestand daar werkelijk voor legio bewoners slecht is te noemen, er heel wat verkeer over die brug gaat en wij deze voor 2800.laat zeggen voor 8 of 10 jaar in orde kunnen maken, daar is spreker zoo vrij niet alles aan den kap stok van het algemeen verkeersvraagstuk op te hangen. Als de heer De Boer nu zegt dat spreker ten op zichte daarvan niet democratisch genoeg is, dan had spreker mogen verwachten dat de heer De Boer het zelfde had gedaan bij de brug bij de Bleeklaan, die dan ook uit een oogpunt van het verkeersvraagstuk had moeten worden bezien. Toen is echter de eerste voet op dezen weg gezet en dan moet men later het verkeers vraagstuk niet aangrijpen om met iets, waaraan nog in geen jaren en iaren wordt gedacht n.l. om daarlangs het verkeer te leiden, wij zullen dat misschien niet eens beleven een dergelijken post van 2800.tegen te houden. De heer Posthuma had niet gedacht dat het voorstel van hem en den heer Muller zooveel bestrijding zou ondervinden; hij is daar een weinig beduusd van. De heer De Boer zegt dat het niet naar den zin zal zijn van de bewoners uit de buurt van Oldcgalileeën en dat die niet gezegend willen zijn met een betere Verversbrug, maar spreker is er van overtuigd dat de gansche wijk van Oldegalileeën en omgeving daarnaar snakt, opdat men elkaar daar zal kunnen passeeren, wat nu ondoen lijk is. De heer De Boer zegt dat deze kwestie in het j groote verkeersplan moet worden opgenomen, maar de heer Hofstra heeft al de opmerking gemaakt dat daar een school staat en bovendien zal dat nog wel een langen tijd duren spreker is het ook met den heer Muller eens dat er nog wel heel wat tijd over zal ver- loopen, voor het zoo ver is. Als men dan ook om een uitgaaf van 2800.nog gedurende langen tijd want die zal het zeker duren daar een lastigen, ver velenden en bespottelijken toestand zou houden, zou spreker dat zeer betreuren. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Posthunia wordt met 17 tegen 8 stem men verworpen. Tegen stemmen: de heer Oosterhoff, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi, de heeren Weima, O. F. de Vries, Botke, Beekhuis, Van der Veen, Westra, Koopmans, Cohen, Scheltema, Fransen, Lautenbach, B. Molenaar, K. de Boer, Hooiring en Visser. Vóór stemmen: de heeren IJ. de Vries, Van der Schoot, Hofstra, Dijkstra, M. Molenaar, Posthuma, Tiemersma, en Muller. Volgno. 220 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 221223 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde zijn de Inkomsten. Volgnos. 195 en 206213 (Kapitaaldienst) worden onveranderd vastgesteld. De geheele begrooting wordt onveranderd vastge steld. Te 3.55 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 4.10 uur nam. wordt de vergadering heropend. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het Grondbedrijf. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Westra vraagt niet zoozeer in het algemeen het woord, maar zijn opmerking is njet bij een punt van de begrooting onder te brengen. Hij heeft in de sectie de vraag gesteld of het niet mogelijk was bij de schiet baan, met het oog op een meerdere veiligheid, een veldtelefoon aan te leggen en daarop hebben Burge meester en Wethouders geantwoord „Uit een oogpunt van meerdere veiligheid wordt het aanbrengen van een telefoon bij de schietbaan niet noodig geacht." Spreker kan zich dat antwoord eenigszins voorstellen: hij kan zich ook voorstellen dat vroeger, voor jaren terug, op een desbetreffende vraag is geantwoord dat een spoorlijn GroningenLeeuwarden niet noodig werd geacht. Het is een kwestie van appreciatie. Iets anders is echter dat de gemeente er nu eenmaal een schietbaan op na houdt en dat zij die beschikbaar stelt voor verschillende schietvereenigingen. Daar zijn ook schietschijven bij noodig en bij de moderne entou rage van een schietbaan behoort ook een veldtelefoon voor een meerdere veiligheid bij het seinen. Nu kan men dat niet noodig achten, maar dat het wel noodig is, blijkt uit het feit, dat van militaire zijde altijd een tele foon wordt meegenomen en dat een enkele vereeniging die ook wel meeneemt. De gemeente zou het dus ook kunnen doen voor de vele vereenigingen die van de schietbaan gebruik maken en voor wie het aanschaffen van een telefoon bezwaarlijk is, terwijl het voor de gemeente feitelijk geen kosten zal uitmaken, wanneer zij daar een telefoon gaat aanleggen. Nu kan men wel zeggen dat het niet noodig is, maar laat men niet wachten tot men de put moet dempen als het kalf verdronken is. Dezen zomer is er al bijna een ongeluk gebeurd op de schietbaan en daarvoor zou niet zooveel kans hebben bestaan als er wel een telefoon was geweest. In Veendam is een ongeluk gebeurd en nu weet spreker niet of daar al of niet een telefoon aanwezig is, maar het was daar wel een kwestie, dat het met het seinen niet in orde was. Spreker kan zich voorstellen dat men indertijd niet een telefoon bij de schietbaan heeft aangelegd; deze is al oud en toen was de telefoon nog niet uitgevonden. Maar als men een schietbaan goed in orde wil hebben, hoort daar wer kelijk een veldtelefoon bij en waa'r het aanbrengen daarvan zoo weinig kosten meebrengt, zou spreker Burgemeester en Wethouders willen vragen nog eens te overwegen of aan zijn verlangen niet is te voldoen. De Voorzitter is zelf nog al goed op de schietbaan bekend. Vrij zeker zou men bij het maken van een moderne schietbaan ook een telefoon aanleggen, maar spreker ziet er hier het groote nut niet van in en hij acht het de kosten niet waard. Hij is er zelf wel ge weest dat particulieren even een telefoonleiding legden; als men meent dat het noodig is, laat men dat dan doen, maar spreker acht het niet noodig. De gemeente zal zeker niet een moderne schietbaan aanleggen; zij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Voortzetting der vergadering op heeft hier een heel eenvoudige schietbaan met hoopen aarde aan den kant, waar de kogel invliegt als hij af wijkt. Men kan met hetzelfde recht zeggen dat de ge meente de inrichting voor de schijven moet veranderen en moderner moet maken, doch spreker gelooft dat de gemeente zich niet op dien weg moet begeven. Zij geeft de schietbaan in gebruik aan particulieren, die aardig heid hebben aan schieten en spreker gelooft dat dit ook voldoende is; willen de particulieren de baan extra in j orde hebben, laten zij het dan zelf doen. Het ongeluk in Veendam, waarop de heer Westra doelt, is gebeurd, maar als hij zegt dat het hier bijna is gebeurd, zegt spreker dat daar geen kwestie van is, het kon alleen gebeurd zijn. In Veendam is de kwestie geweest dat daar een onvoorzichtigheid is begaan; als men de roode vlag maar uitstrekt voor men uit de kuil komt, kan er niets gebeuren en anders zullen er tóch ongelukken kunnen gebeuren, ook ondanks de aan wezigheid van een telefoon. Spreker vraagt of de heer Westra een voorstel doet. De heer Westra maakt er geen voorstel van. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De verschillende volgnos. van Inkomsten en Uitgaven worden achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheele begrooting onveranderd wordt vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het Woningbedrijf. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Veen zegt dat door hem in de sectie vergadering de vraag is gedaan hoe het stond met het indertijd genomen besluit dat Burgemeester en Wet houders bij de Regeering een poging zouden aanwenden om de voorschotten van het Rijk op den woningbouw voor een deel afgeschreven te krijgen, teneinde daarmee te komen tot verlaging van de woninghuren. Daarop geeft de Memorie van Antwoord het volgende antwoord: „Blijkens de Memorie van Antwoord op het Voor- loopig Verslag van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, betreffende de Staatsbegrooting voor 1926, zijn van de Regeering voorloopig geen verdere maat regelen te wachten, welke kunnen leiden tot afschrij ving van bouwkosten op met Rijksvoorschot gebouwde woningen. Niettemin is ons college ten deze diligent; met name worden, zulks in samenwerking met andere gemeenten, stappen bij het Rijk voorbereid, ten einde te komen tot een verlaging van de rente der Rijks voorschotten." Spreker meende, toen hij dit las, dat hij al heel blij mocht zijn, dat het college stappen deed, die gingen in de richting, die indertijd door hem is voorgesteld, te meer ook, waar bij de vorige behandeling der begroo ting, n.l. bij die van 1926, door Burgemeester en Wet houders is meegedeeld dat zij ingevolge het indertijd genomen besluit spoedig bij den Raad zouden komen met een lijst van de inkomsten van de bewoners van vereenigings- en gemeentewoningen en dat zij die ter ondersteuning van het verzoek aan de Regeering om een deel van de voorschotten af te schrijven, daarbij zouden overleggen. Dat alles ging toen in de richting, zooals indertijd is besloten en ook is toen door Burge meester en Wethouders toegegeven dat de Nationale Woningraad in samenwerking met de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten in dezelfde richting werkte. Nu is aan den Nationalen Woningraad kort geleden op het congres een bepaald rapport voorgelegd, hetwelk daar met een kleine minderheid is aangenomen en dit van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 311 Woensdag 24 November 1926. is ook voorgelegd aan de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten. Weer ging dus alles in de richting, zooals indertijd door spreker is voorgesteld en door den Raad is aangenomen. Maar nu kregen wij gister en eergister bij de algemeene beschouwingen, speciaal aan het adres van den heer Muller als bestuurder van een woning- vereeniging van den wethouder van Financiën deze boodschap, dat hij dien bestuurders, als de rente werd verlaagd, zou willen verzoeken, niet de woninghuren te verlagen. Als wij hier voor de woningvereenigingen dus zouden krijgen verlaging van de rentebetaling voor voorschotten en leeningen en afschrijving van een deel der voorschotten, krijgen wij van Burgemeester en Wet houders de boodschap, dat die verlaging niet moet worden omgezet in een verlaging van de woninghuren. Spreker vindt dat een verkeerde uitleg van het besluit van vroeger; het spreekt vanzelf dat, als men van het Rijk bepaalde dingen gedaan wil krijgen, men dan mededeeling moet doen van de genomen besluiten. Spreker meende nu, waar dit verzoek van den wethouder van Financiën kwam, dat hij hier even bij de algemeene beschouwingen over het Woningbedrijf de vinger op moest leggen. De heer Muller, die het woord had gevraagd, wil wel even wachten tot de heer Beekhuis heeft gesproken. De heer Beekhuis (wethouder) wou zeggen dat er juist morgen helaas al om 10 uur een vergadering is in Den Flaag, waar spreker bij zal moeten zijn, daar verschillende gemeenten, zooals ook in de Memorie van Antwoord reeds is meegedeeld, gezamenlijk zullen trachten behalve verlaging van de rente van niet-con- verteerbare leeningen, gesloten bij de Rijksverzekerings bank, ook van het Rijk tegemoetkomingen te krijgen. Wat nu betreft het antwoord, dat gisteren door spreker is gegeven, dit is niet zoo pertinent door hem gezegd. Hij heeft gezegd: als een woningvereeniging er in slaagt om verlaging van rente te krijgen, laat zij dit dan niet onmiddellijk aanwenden om te komen tot verlaging der huren, maar laat zij eerst nagaan of de exploitatierekening daardoor niet moet worden ver beterd. Die moet in de eerste plaats beter worden, want anders voorziet spreker een groot deficit op de Volkshuisvesting. De woningvereenigingen moeten niet dadelijk zeggen: nu is de rente verlaagd, dus kunnen wij ook de huren verlagen, neen, zij moeten zeggen nu is de rente verlaagd, dus kunnen wij de exploitatie rekening beter maken. En is die dan zoodanig verbeterd, dat daarmee gepaard kan gaan een verlaging van de huren, die niet nadeelig terugwerkt op andere vereeni gingen, waarbij zich die gunstige omstandigheden niet voordoen, dan heeft spreker er geen bezwaar tegen de huren te verlagen. Hij zou het toejuichen, wanneer wij de huren konden verlagen, maar spreker heeft er de aandacht op gevestigd dat dit niet onmid dellijk moet gebeuren, zonder dat men in het oog houdt de exploitatierekening van de vereenigingen. De heer Muller is blij dat hij den heer Beekhuis heeft laten voorgaan, omdat wij nu iets meer positiefs daarvan weten. Nu wil spreker in de eerste plaats zeggen dat, waar de heer Van der Veen zegt dat het rapport of voorstel van de commissie, ingesteld door de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten en den Nationalen Woning raad 3 of 4 weken geleden is behandeld, dit rapport daar niet is aangenomen, maar weer naar de commissie is terug gezonden. Zeer zeker zal het binnen korten tijd nog eens onder de oogen worden gezien er waren kleine details in dat rapport verwaarloosd en dan zal het wel in zijn geheel worden aangenomen; dat mag wel worden vastgesteld, want in groote trekken waren er geen bezwaren tegen. Waar nu op het oogenblik door de Vereeniging van

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 53