312 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. Nederlandsche Gemeenten en den Nationalen Woning raad pogingen in het werk worden gesteld om voor de Woningwet-woningen afschrijving te krijgen op het geld, dat daarin is gestoken en het rentetype van 6 op 5 te krijgen, wat een belangrijke verlichting zou beteekenen in de exploitatie, daar is spreker het vol komen eens met hen, die zeggen dat, als de gemeenten daar absoluut niets aan kunnen doen, wij dan moeten afwachten wat de Regeering zal doen, wanneer die zaak in de Tweede Kamer zal komen en daar zal worden verdedigd. Nu iets naar aanleiding van wat de heer Beekhuis thans in antwoord op de woorden van den heer Van der Veen en ook gister heeft gezegd, n.l. dat het niet de bedoeling is dat, wanneer er verlaging van rente komt, men die dan direct moet aanwenden om de huren te verlagen, wanneer daardoor dan van andere vereeni- gingen de exploitatie in een andere en scheeve ver houding zou komen te staan. Spreker hoopt niet dat dit aanstonds de gedachte van Burgemeester en Wethouders zal zijn ten opzichte van Beter Wonen". Hij zegt nogmaals dat, als „Beter Wonen" op het oogenblik 67 premiewoningen heeft, waarvoor de vereeniging een bepaald bedrag van het Rijk heeft ontvangen en het nu mogelijk wordt gemaakt, doordat de vereeniging in staat is gesteld een leening te converteeren en daardoor goedkooper geld te krijgen, dat de exploitatie wel schappelijker zal worden, men nu niet moet zeggen dat zij het geld moet reserveeren voor later, omdat er andere vereenigingen zijn, die niet in een dergelijke gunstige omstandigheid verkeeren. Als dat het geval zou worden, zouden van een dergelijk complex, dat wèl in die gunstige omstandigheden ver keert, de huurders de dupe worden van het feit, dat anderen dat niet kunnen. Spreker meent dat er alle reden is en hij hoopt en vertrouwt ook dat het college die beslissing zal nemen dat de woningvereeniging „Beter Wonen", voor welke een goedkoopere exploitatie mogelijk is, thans ook in staat zal worden gesteld om dat te kunnen doen, omdat de betrokken woningen dat staat als een paal boven water te veel moeten opbrengen. Een ander complex van dezelfde woningen kan de vereeniging, omdat dit gedeelte met voorschot van het Rijk is ge bouwd, goedkooper verhuren, n.l. voor 4.90 en 5. terwijl de premiewoningen, van hetzelfde type en zelfs nog eenigszins minder, op het oogenblik nog 5.50 en 5.60 huur doen. Als de huur van deze woningen nu, omdat het geld goedkooper is geworden, met een kwartje wordt verlaagd, blijven die huren dus nog boven die van de woningen, welke met voorschot zijn gebouwd. Spreker hoopt in de eerste plaats dat Burgemeester en Wethouders in samenwerking met de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten met kracht bij de Regee ring zullen aandringen op afschrijving op de voorschot ten die zaak is trouwens al in een vergevorderd sta dium en daarnaast hoopt hij dat Burgemeester en Wethouders een gunstige beschikking zullen nemen op het verzoek der vereeniging „Beter Wonen". De heer O. F. de Vries gelooft dat er een zeer belang rijke zaak aan de orde komt, die vooral voor de bewo ners van de Woningwet-woningen van zeer groot be lang kan zijn. Van den heer Muller hebben wij al gehoord dat de woningvereeniging „Beter Wonen" over 137 woningen beschikt, waarbij een zeer ongelijke toestand in de huren bestaat. Nu zou spreker het wenschelijk achten al is dat wat een vooruit loopen op de zaak dat, als een algemeene huurverlaging door verlaging der lasten mogelijk zal worden, de gemeente dan met het oog op een gelijke regeling met alle vereenigingen in overleg zal treden, teneinde te komen tot een gelijke verlaging, wat in het belang is van alle huurders. Dat is hier al eens eerder besproken en daar zitten moeilijkheden aan vast, maar het is in het belang van alle complexen, dat er overeenstemming tot stand komt. Spreker zou daar om willen aanraden dat, als men iets meer positiefs weet van de plannen, die in Den Haag worden gemaakt, de gemeente in overleg treedt met de besturen van alle woningvereenigingen, om een gelijkmatige huurverla ging te krijgen. De heer Van der Veen merkt op dat de heer Beekhuis zoopas heeft gezegd dat, wat hij bij de algemeene be schouwingen heeft opgemerkt, niet zoo slecht moest worden opgevat als spreker het straks heeft voorgesteld. Maar dc wethouder zei zoopas opnieuw dat, wanneer door maatregelen, te treffen door het Rijk, de gemeenten ten opzichte van de woningen, die met voorschot zijn gebouwd, bepaalde baten zouden krijgen, er dan in de eerste plaats moest worden gezegd dat de tekorten in de exploitatie zouden worden weggewerkt. Hoewel spreker in het algemeen voor dat standpunt iets kan gevoelen, meent hij toch dat het daarom niet goed is dat in dit geval uit te spreken en daarnaar te doen, om dat de agitatie, die in het geheele land door den Natio nalen Woningraad en de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten wordt gevoerd, loopt over verlaging van de woninghuren. Als men nu, voordat die agitatie haar doel heeft bereikt, gaat uitspreken dat, als zij resultaat zal hebben, niet in de eerste plaats de huren zullen worden verlaagd, maar de tekorten zullen worden weggewerkt, meent spreker dat daarmee aan die agitatie geen dienst wordt bewezen en dat wij dit dus beter niet zouden kunnen doen. Bovendien meent spreker dat, wat de wethouder zegt, in strijd is met het voor een paar jaar aangenomen voorstel van spreker. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De verschillende volgnos. van Baten en Lasten wor den achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheele begrooting onveranderd wordt vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de Gasfabriek. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer wilde hierbij graag twee dingen ter sprake brengen en hij zou wel in de eerste plaats met heel grooten aandrang Burgemeester en Wethouders willen verzoeken dat werkelijk wij in den eerstvolgen- den tijd en wel binnen zeer korten tijd hier aan de orde zullen krijgen een herziening van de tarieven voor gas en electriciteit. Spreker wil dat met meer aan drang nog doen, opdat er dan misschien nog meer in den tijd van het loopende winterseizoen gebruik van zal kunnen worden gemaakt. Het is reeds zeer laat gewor den, maar spreker weet dat de mogelijkheid heeft be staan dat, als men vroeger in den tijd met een herziening was gekomen, een meerder gasverbruik het gevolg zou zijn geweest; wij zijn nu reeds ver gevorderd in het seizoen, maar misschien kan een herziening nu nog van practische beteekenis daarvoor zijn. Het tweede punt, dat spreker ter sprake zou willen brengen, is de toepassing van het Werkliedenreglement. Hij wil echter, voordat hij daarmee begint, de clementie van den Raad inroepen, omdat hij erkent met het Werk liedenreglement zeer slecht op de hoogte te zijn; het is voor hem een moeilijk onderwerp, zoodat, als hij een kleinen of een grooten bok schiet, men hem dat niet al te kwalijk moet nemen De heer Hofstra Dan U ook maar naar de school voor raadsleden. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 313 Voortzetting der vergadering op Woensdag 24 November 1926. De heer K. de Boer gaat daar dan ook maar heen; misschien komt hij dan wel op de bewaarschool voor raadsleden, maar hij hoopt daar dan den heer Hofstra ook te ontmoeten. Spreker heeft in de secties de toepassing van het Werkliedenreglement ter sprake gebracht en hij heeft daarop een antwoord gekregen, dat voor hem niet be vredigend is. Daar staat „De belooning van een plaatswerker, die bij nacht een stoker moet vervangen, geschiedt in verband met art. 24, lid 4, van het Werkliedenreglement, in dier voege, dat dit artikel (25 van en boven het uurloon van een plaatswerker) slechts wordt toegepast wan neer de vervanging van een werkman drie dagen of korter duurt." Nu is het misschien een gevolg van sprekers onbekend heid met deze materie, dat hij niet precies het Werk liedenreglement kan lezen; hij leest hier n.l. iets anders uit, maar hij hoopt dat Burgemeester en Wethouders hem van zijn ongelijk kunnen overtuigen. Spreker leest in art. 24, waarnaar Burgemeester en Wethouders ver wijzen, in het 4e lid „In bijzondere omstandigheden kan, wanneer de dienst dit vordert, door of namens een hoofd van den tak van dienst van de in het eerste en in het derde lid genoemde roosters worden afgeweken en ook in rusttijden aan de werklieden arbeid worden opge dragen, tegen vergoeding van 25 van en boven het in artikel 30 bepaalde uurloon, voor zoover hier door de werktijd voor dien dag volgens bedoelde roosters niet wordt overschreden. Wordt die arbeid evenwel in den nacht of op Zon- of feestdagen op gedragen, dan is het tweede lid van art. 31 van toepassing." Nu halen Burgemeester en Wethouders in deze Memorie van Antwoord aan dat 25 van en boven het uurloon wordt betaald, maar in dit art. 24, vierde lid, wordt ook verwezen naar art. 31, dat regelt de kwestie van het verrichten van arbeid als plaatsvervanger gedurende den r.acht en op Zon- en feestdagen. En nu zegt art. 31, tweede lid „Voor overuren gedurende den nacht en op Zon dagen wordt 100 voor die op feestdagen wordt 200 boven het gewone loon van den werkdag betaald." Nu zit in deze kwestie juist een moeilijkheid. Wij kon den ons kort en goed op het standpunt plaatsen dat het Werkliedenreglement, zooals dat op het oogenblik luidt, onverkort moet worden toegepast, en spreker gelooft eok dat tegen een dergelijke opvatting geen bezwaar zou bestaan. Nu is echter door het personeel van de gasfabriek over de toepassing van het Werkliedenregle- ment overleg gepleegd spreker weet niet hoe men heeft toen gezegd dat die 100 en 200 eigenlijk niet verdedigd kan worden en men heeft aangenomen daarvoor een regeling te maken van 25 boven het uurloon. Die regeling is er echter nog niet, maar op het oogenblik geldt nog onverkort deze bepaling uit het Werkliedenreglement de nieuwe overeenkomst heeft nog geen kracht van wet gekregen en nu gaat men zonder overleg ook van die 25 afwijken. Nu wordt daar bezwaar tegen gemaakt en spreker vindt ook dat daar bezwaar tegen is, maar dat datgene, wat men is overeen gekomen, nog geen wet is, vindt spreker het grootste bezwaar en daar zou hij dan ook met kracht en klem op willen aandringen. Spreker zal er niet meer van zeggen. Het kan best zijn dat door onbekendheid met deze materie hij het mis ziet, maar hij zou het op prijs stellen, wanneer de toe passing van art. 24, vierde lid, en van art. 31, tweede lid, binnen zeer korten tijd door de commissie voor Georganiseerd Overleg onder de oogen werd gezien en dat dan dit advies zou gaan naar Burgemeester en Wet houders. Spreker dunkt dat Burgemeester en Wethou ders daar geen bezwaar tegen kunnen hebben, omdat dan het belang van de gemeente en van de werklieden op de beste wijze onder de oogen wordt gezien. De heer IJ. de Vries: Ik heb geen bok zien vliegen. De heer Lautenbach (wethouder) zou onder voorbe houd, dat hij zich ook zou kunnen vergissen, willen meedeelen, dat, als hij zich wel herinnert de mede- deeling van den heer De Boer, dat van den kant van de werklieden tegen de cijfers uit het Werkliedenregle ment bezwaar is gemaakt, juist is. Toen zijn er onder handelingen gevoerd, met het resultaat, als spreker zich wel herinnert, dat de zaak in het Georganiseerd Overleg is behandeld. Aangezien spreker echter sinds l/2 jaar niet meer in het Georganiseerd Overleg zitting heeft, kan hij zich die behandeling niet levendig meer herin neren, maar als hij zich wel herinnert, is er een advies gekomen van het Georganiseerd Overleg en hebben Burgemeester en Wethouders daarna een besluit geno men dat niet overeenstemde met dit advies van het Georganiseerd Overleg. Dat besluit is den 17 November 1925 door Burgemeester en Wethouders genomen en het luidt, zooals thans door Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord is meegedeeld. Zooals spreker zegt, doet hij deze mededeelingen onder eenig voorbehoud, omdat hij deze geschiedenis niet mee heeft doorgemaakt, maar wel zijn geheugen kan raadplegen. Hij kan zich nu wel vergissen, maar hij meent dat het zoo is gebeurd. De Voorzitter meent dat de heer Lautenbach mis is, dat het niet in overeenstemming met het advies van de commissie voor Georganiseerd Overleg gebeurd zou zijn. De commissie voor Georganiseerd Overleg heeft gerapporteerd dat het er om gaat of het een kwestie van overwerk of van vervanging is; daar gaat de moei lijkheid om. Zij schrijft „Wat het verdere gedeelte van het schrijven van den directeur betreft, de Commissie is van oordeel, dat de redactie van het vierde lid van art. 24 Werk liedenreglement foutief is, speciaal de laatste zin. De in het vierde lid van art. 24 bedoelde arbeid is geen overwerk, waarover het tweede lid van art. 31 spreekt. Men was daarom algemeen van meening, dat de per centages, die werden uitbetaald bij vervanging, te hoog zijn. Eenige compensatie voor nachtwerk en werk op Zon- en feestdagen is toch gewenscht. De Commissie adviseert U daarom, deze materie als volgt te regelen: Bij vervanging des nachts, d. w. z. tusschen 10 en 4 uur, wordt uitbetaald 25 bij vervanging op den Zaterdagmiddag 50 en bij vervanging op Zon- en feestdagen 100 boven het overeenkomstig het achtste lid van art. 28 vastgestelde loon." Spreker meent dat Burgemeester en Wethouders, voor zoover noodig, dat advies hebben overgenomen en dat zij dit ook zuiver hebben toegepast. Nu kan misschien iemand daarin strijd zien met het Werkliedenreglement en een ander niet; dat is maar een kwestie, hoe men het uitlegt. Het lijkt spreker dan ook, om dergelijke kwesties te voorkomen, goed, dat deze zaak nog eens onder de oogen wordt gezien en dat, indien blijkt dat er kwestie kan zijn over de bewoordingen van het Werkliedenreglement, dit dan wordt veranderd. De heer K. de Boer wou in verband hiermee nog een opmerking maken. De woorden van den Voorzitter heb ben hem bevredigd. Toen wethouder Lautenbach het woord nam, dacht spreker: nu zit ik heelemaal in den mallemolen en kom ik er ook niet weer uit, maar het valt wat mee. De wethouder van de Bedrijven zei, dat Burgemeester en Wethouders op eigen gelegenheid dat artikel uit het Werkliedenreglement hadden veranderd. Dat artikel moet echter niet anders worden toegepast dan het er staat en als daaromtrent verschil van uitleg

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 54