322 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. liescijfer. Dan zijn dus op andere wijze de uitgaven verhoogd. De wethouder heeft nog gezegd dat er thans 12 man minder werken, maar wij weten allen wel dat die 12 man niet een besparing van een halve ton teweeg kun nen brengen. Spreker herhaalt dus. laten Burgemeester en Wethouders een rapport van den directeur over leggen, waarin het verloop vanaf 1920 ongeveer wordt aangegeven en waarin wordt verklaard hoe het komt dat, ondanks de daling van het bedrag voor arbeids- loonen, het verliescijfer niet is gedaald. De heer Lautenbach (wethouder) antwoordt den heer Alolenaar dat de cijfers, die hij zooeven gaf, enkel be trekking hadden op de vaste werklieden. Maar ook het aantal losse werklieden is belangrijk verminderd, al onder de heer Dijkstra. Spreker heeft daarvan echter de cijfers niet tot zijne beschikking. De heer Weima vraagt naar de watervervuiling aan de woonschepenhaven en hoe daar wijziging in aan te brengen is. De directeur heeft er al meer dan eens over geconfereerd met den directeur van den geneeskundigen dienst, maar wanneer men een poging doet bij de be trokken menschen, ondervindt men niet de allerminste medewerking, uitgezonderd dan bij een stuk of 4 of 6 bijzonder nette bewoners. Waar die menschen er zelf geen licht in zien, zou men daar wel W. C.'s kunnen plaatsen en daar een paar duizend gulden kosten aan kunnen besteden, maar spreker is er van overtuigd dat men er daar geen gebruik van zal maken en hij meent dat dit niet alleen het geval is bij de menschen uit die woonschepen, maar dat dit een algemeen verschijnsel is bij de schipperij. Spreker behoeft daaromtrent geen nadere inlichtingen te verschaffen; het gaat hier precies gelijk als bij de geheele schipperij, men raakt daar op andere wijze, die spreker hier niet nader behoeft te om schrijven, de faecaliën kwijt. De heer Molenaar heeft gevraagd om een rapport van den directeur, waarin de cijfers nader worden uitge werkt en is door sprekers antwoord niet bevredigd. Spreker zelf ook niet, zoo moet hij eerlijk bekennen, maar hij had geen meerdere gegevens; daarom acht hij het ook van groot belang dat er nadere gegevens ko men, die dan onder de oogen kunnen worden gezien. Met de cijfers, waarover spreker beschikt, kan hij ook geen oplossing geven, waarom hij het met het door den heer Molenaar gegeven idee geheel eens is. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben geen bezwaar den directeur te vragen een dergelijk rapport over te leggen. De heer Lautenbach (wethouder) vervolgt, dat de heer De Boer nog op ernstige wijze heeft gesproken over de zinsnede, dat de wind niet altijd uit denzelfden hoek waait. Dat is een waarheid als een koe. Maar wat het verspreiden van het papier enz. door den wind op het aschland betreft, dat valt wat mee; spreker is er herhaalde malen geweest. Er is ook beplanting aange bracht, die ook den wind tegenhoudt; uitbreiding daar van is echter bezwaarlijk, evenals het aanbrengen van afschuttingen in verband met het overzicht van het ter rein, want als er geen toezicht is, gaat het werken lastig. Een schutting van 1 M. geeft ook niets. De werk lieden zullen echter zoo dom niet zijn in den wind op te werken; men kan het ook voor den wind af doen. De Reiniging is nu eenmaal een bedrijf waar vuil en stank mee gepaard gaan. Wanneer er een stevige wind staat en men passeert een aschwagen in de stad, neemt men toch ook juist den kant, die veilig is. De directeur ziet er zelf absoluut geen licht in bedoelde afsluitingen te plaatsen, of zij zouden zoo hoog moeten zijn, dat zij gewoon een last zouden worden voor het bedrijf. De heer M. Molenaar zou nog een korte opmerking willen maken. Hij heeft zoo pas gememoreerd, dat in de verslagen van de gemeente in de winst- en verliesre kening van het bedrijf niet de arbeidsloonen apart zijn genoemd. Die worden echter wèl apart genoemd in de begrootingen en nu zou spreker willen vragen of die later ook in het verslag in de winst- en verliesrekening afzonderlijk kunnen worden opgenomen. Dan nog een kleine opmerking over de Reiniging als zoodanig. De vorige week is door den heer O. F. de Vries en spreker geklaagd over den Harlingerstraatweg en nu heeft spreker tot zijn genoegen bemerkt dat daar aan gewerkt wordt. Met den aanstaanden winter zal zich daar echter weer een boel vuiligheid ophoopen, in den nattigen tijd is het erg, zoo vuil als het er daar dan uitziet; de modder ligt dan wel een vinger dik op de straat, zonder dat echter de Reiniging daarin voorziet, door er even met den grooten rolbezem langs te gaan. Spreker zou daarom het verzoek willen doen spoediger dan tot nu toe het geval is de straten, die erg vervuild zijn, te onderhouden. De heer Weima zegt, dat hij voor zich van meening blijft dat de toestand aan de haven voor woonschepen werkelijk zeer slecht is en dat die misschien nog slech ter zal worden. Nu heeft de wethouder gezegd dat de schipperij in het algemeen niet wil meewerken, maar 't is hier heel iets anders dan bij de gewone schipperij; men heeft hier te doen met dood water, dat steeds meer wordt verontreinigd. Natuurlijk, als men niet wil mee werken, dan zijn wij ook verantwoord, maar daarom meent spreker dat het dan goed is dat hier wordt ge zegd, dat het niet ligt aan den Raad, die wel bereid is cm mee te werken, maar dat het ligt aan de bewoners van de woonschepen zelf. De heer Lautenbach (wethouder) zal de opmerking van den heer Molenaar omtrent het voldoende schoon maken van de straten bij den directeur overbrengen. Verder wil spreker er nog op wijzen dat de heer Mole naar in het verslag der Gemeentereiniging over 1925 wel een staatje van de arbeidsloonen kan vinden, n.l. op de op een na laatste bladzijde van dat verslag. De heer M. Molenaar: In de winst- en verliesreke ning De heer Lautenbach (wethouder): Neen, alleen voor de arbeidsloonen is een afzonderlijk lijstje aangelegd. De algemeene beraadslagingen worden gesloten Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De verschillende volgnos. van Baten en Lasten wor den achtereenvolgens onveranderd vastgesteld, waarna de geheele begrooting onveranderd wordt vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegrooting. De algemeene beraadslagingen worden heropend. De heer Fransen (wethouder) merkt op dat hij hij de algemeene beschouwingen, die de vorige week zijn gehouden, de toezegging heeft gedaan dat hij een on derzoek zou instellen naar een slecht stuk bestrating Achter Tulpenburgdat door den heer Weima was naar voren gebracht als bewijs voor sprekers nalatigheid. Spreker heeft aan Gemeentewerken verzocht daarover rapport uit te brengen; hij heeft Donderdagmorgen dat verzoek gedaan en Zaterdagmorgen is hem dat rapport van Openbare Werken geworden. De heer Weima heeft gezegd dat het daar was om je nek te breken en in het rapport wordt door Gemeentewerken ook volmondig erkend dat de toestand daar zeer slecht is; 2 of 3 M-. straat is er geheel uit en verder zijn het allemaal gaten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 323 Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. en kuilen. De toestand is daar inderdaad zeer slecht, vooral bij avond, spreker heeft dat Zaterdag zelf ook gezien. Spreker heeft echter de vorige week het vermoeden uitgesproken dat dit wel een particuliere straat zou zijn en hij moet nu dan ook meedeelen dat dit vermoeden juist is gebleken; het is een particuliere straat, waar de gemeente niets mee te maken heeft. Ook dit bewijs van sprekers nalatigheid is dus ver dwenen en spreker hoopt dat de heer Weima, wanneer hij in het vervolg weer dergelijke klachten heeft over spreker of over een anderen wethouder, hij dan eerst beter de zaak zal onderzoeken. De heer Weima dacht aanvankelijk dat de wethouder nu werkelijk op den goeden weg was; hij geeft toe dat de toestand daar zeer slecht is, maar ten slotte komt zijn betoog hier op neer, dat het particuliere grond is en dat de wethouder daar buiten staat. Klaarblijkelijk heeft de wethouder dan echter nog niet begrepen welke I straat is bedoeld of spreker moet concludeeren dat de wethouder niet weet wat gemeentegrond is spreker heeft een- en andermaal een nauwkeurig onderzoek ingesteld, ook nog na de behandeling der begrooting, hij heeft aan de naaste buren gevraagd hem de koop- acten te toonen en daaruit is hem opnieuw gebleken dat deze grond gemeentegrond is. Spreker neemt dan ook niet terug wat hij bij de algemeene beschouwingen heeft gezegd en hij is er op gesteld dat dan vandaag maar eens wordt uitgevochten of het al of niet gemeente grond is. Spreker handhaaft dus wat hij heeft gezegd. De heer Fransen (wethouder) kan niet anders ant woorden dan dat hij de teekening van Gemeentewerken heeft gezien waarop staat aangegeven welke straten particuliere straten zijn en welke het eigendom zijn van de gemeente en dat de bedoelde straat met gaten en kuilen daarop voorkwam als een particuliere straat, die niet door de gemeente is overgenomen. De straat is dus particulier eigendom en de gemeente kan daar doodgewoon afblijven. De heer Weima: ln de koopacten staat dat het ge meentegrond is. Ik heb de stukken thuis; een paar buren hebben mij de koopacten afgestaan en ik ben bereid die mee te brengen. De Voorzitter: 't Is maar de vraag of het waar is, wat in die koopacten staat en of ze dus goed zijn. Men kan er wel zooveel in zetten. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Gewone dienst. Aan de orde zijn de Uitgaven. Volgnos. 177185 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 186. Jaarwedden van de ambtenaren en be dienden ter gemeentesecretarie, den concierge en de bo den en van het kantoor van den gemeente-ontvanger 80.643.30. De Voorzitter merkt op dat deze post een kleine wijziging moet ondergaan in verband met uitbreiding van personeel op het kantoor van den gemeente ontvanger. Deze post moet thans worden uitgetrokken op 81.743.30. Volgno. 186 wordt dienovereenkomstig vastgesteld. Volgnos. 187189 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 190. Druk- en bindwerk 20.000. De beraadslagingen worden geopend. De heer K. de Boer is er van overtuigd dat hij een kleine zonde begaat en roept dan ook reeds bij voorbaat de vergevingsgezindheid van het college in. Eenige jaren geleden is ook van dezen kant aan Burgemeester en Wethouders gevraagd of zij niet genegen waren het materiaal van de gemeentebegrooting en ander mate riaal, op de gemeentebegrooting betrekking hebbende, statistisch te verwerken in het jaarverslag. Bij deze begrooting en ook bij andere is gebleken dat het vaak groote moeite geeft bepaalde gegevens op te diepen het is dus van groot belang dat die geregeld in onze verslagen worden verwerkt. Spreker gelooft dat het dan niet zooveel werk zal geven. Hij zou daarom bij dezen nogmaals het verzoek willen doen Burge meester en Wethouders hebben daaromtrent reeds een maal ernstige overweging toegezegd of Burgemeester en Wethouders niet de belangrijke cijfers, betrekking hebbende op de gemeentebegrooting, statistisch zouden willen verwerken in het jaarverslag. De Voorzitter antwoordt dat Burgemeester en Wet houders er toen reeds over hebben gesproken, zij hebben een paar jaar geleden ook de zaak nagegaan, maar de vorige Secretaris, die destijds de zaak heeft onderzocht, heeft toen gerapporteerd dat er vermoedelijk nog al wat kosten aan verbonden zouden zijn. Burgemeester en Wethouders hebben toen overwogen of het de kosten wel waard zou zijn, n.l. of het wel zoodanig op prijs zou worden gesteld en als nu blijkt dat dit werkelijk zoo is, kan daar nader over worden gedacht. Spreker weet niet of de heer De Boer de eenige is, die er prijs op stelt of dat er meerderen zijn. Als de heer De Boer niet de eenige is, zou spreker om hen wel graag die kosten willen maken, maar als het de andere 26 leden niet heel veel kan schelen, moet de heer De Boer nog maar een paar jaar geduld hebben tot er meer aandiang is. De heer K. de Boer: Even den vinger opsteken. De Voorzitter geeft toe dat het ten slotte vrij een voudig kan gebeuren, maar men moet niet vergeten dat statistisch werk heel wat arbeid geeft. Is er echter werkelijk ernstige liefhebberij voor in den Raad, dan willen Burgemeester en Wethouders die kwestie nog wel eens nader onder de oogen zien. De heer M. Molenaar wil dan alleen zeggen dat hij het verzoek van den heer De Boer wil ondersteunen. De Voorzitter: Zijn er nog meer leden De heer Oosterhoff: Ja, mijnheer de Voorzitter. De heer Beekhuis (wethouder): Dan is het, dunkt mij, toch beter, de zaak even te bekijken om te zien welke kosten het meebrengt. De Voorzitter zou graag uitgemaakt hebben of de leden er algemeen erg op gesteld zijn of niet. Burge meester en Wethouders hebben eerst aangenomen dat de heer De Boer alleen stond en dan zou spreker zeggen: het spijt mij erg, maar U bent de eenige, dus kunnen Burgemeester en Wethouders er niet aan voldoen. Blijkbaar staat nu de heer De Boer niet geheel alleen, maar een reuzenanimo, zoo nioet spreker constateeren, is er toch ook niet voor. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 190 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 191235 worden onveranderd vastgesteld.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 59