I antwoord. 328 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. warden, die zich steeds uitbreidt, behoefte heeft aan een zwemschool; door een dergelijke inrichting zal ook de bewoonbaarheid van de stad worden verbeterd. Een stad als Leeuwarden heeft een zweminrichting noodig en spreker hoopt, dat er ernstig naar zal worden ge streefd dat die hier binnenkort zal worden verkregen. De heer Hofstra wil wel zeggen dat hij, wat de heer De Vries aan het begin heeft opgemerkt, wel zou kunnen onderschrijven, n.l. dat hij er principieel niet tegen is, er zelfs voor zou kunnen wezen. Het gaat er bij spreker niet in de eerste plaats om een zweminrichting machtig te worden, maar voor hem is het bezwaar, hoe de rege ling of de betaling zal geschieden, of het een en al gemeentebemoeiïng zal zijn, dan wel of het particulier initiatief op den voorgrond zal staan. Juist dat laatste zou spreker willen bij het stichten van een zweminrich ting; hij voelt nog niet dat de Overheid hier een roeping heeft om voor te gaan. Voor hem is het hier niet in alles Volksgezondheid, dat hier naar voren komt, maar als men daarop bij het zwemmen den nadruk wil leggen, zou hij zeggen: hoort men niet telkens de verzuchting dat de Overheid moet voorgaan, niet alleen bij het zwemmen maar bij zooveel dingen wat de sport betreft? Bij elk ding afzonderlijk moet dat gebeuren, straks mis schien ook bij de kaatssport, maar men maakt er op zoo'n manier eigenlijk een hutspot van. Spreker blijft graag met beide beenen op den grond staan en zou zeggen: als men graag iets wil bereiken, laat men dan eerst toonen wat het particulier initiatief vermag. Als van onze zijde aldus spreker ver schillende organisaties naar voren komen, hebben die steeds blijk gegeven dat die wel betaalden voor iets dat kon gebeuren. Voordat spreker dan ook een voorstel kan steunen in deze richting, dat Burgemeester en Wet houders worden uitgenoodigd, al is het dan nog zoo soepel, meent hij dat eerst de overzijde maar eens moet komen met het bewijs, dat bij de particulieren deze drang leeft, dat men dus eerst zelf maar eens iets moet doen. Spreker kan dan ook al bij voorbaat zeggen dat hij aan het voorstel-Dijkstra zijn steun niet kan toe zeggen. I De heer Posthuma wil verklaren dat het hem princi pieel wel verdedigbaar lijkt dat door de gemeentelijke Overheid een zweminrichting wordt daargesteld. Te recht wordt van dezen kant opgemerkt dat het parti culier initiatief moet voorgaan, maar spreker gelooft dat de breede massa van kleine menschen nooit een zoo- j danig initiatief naar voren kan brengen, dat daaruit een zweminrichting kan worden bekostigd. Spreker kan met de gedachte van den heer Dijkstra i wel meegaan, maar hij behoudt zich nadrukkelijk zijn stem voor later voor, omdat hij deze zaak wil bezien in verband met de financiëele gevolgen. Spreker zou in verband hiermede nog even een vraag willen stellen, waar men in de vergadering, die verleden week is gehouden, niet alleen sprak van een zwemin richting maar ook van een badinrichting. Spreker is een geregeld gebruiker van de badinrichting aan den Wis- sesdwinger en hij weet dat er op den dag veel tijden zijn dat die niet wordt gebruikt. Hij zou nu de vraag willen stellen en hoopt dat Burgemeester en Wet houders daarop ook willen antwoorden of de bad inrichting op andere tijden ook te druk wordt gebruikt dan dat men daarvan een geregeld gebruik zou kunnen maken. De heer Westra wil zich in de eerste plaats, wat be treft de kwestie, of deze zaak op den weg der gemeente ligt, eenigszins aansluiten bij hetgeen de heer Posthuma heeft gezegd; spreker is ook van meening dat hier voor de gemeentelijke Overheid allicht een taak valt te ver vullen. Iets anders is, dat men hier niet moet zeggen, dat j hier geen zweminrichting is. Die is hier wel en nu kan j men wel van meening zijn dat die te ver af ligt of niet dicht bij, maar men moet dat niet overdrijven. Zij is toch in korten tijd te bereiken en het maakt niet zoo'n j groot verschil met een zweminrichting in de stad, die i toch ook niet voor ieder naast de deur zal liggen. Sommige heeren hebben gezegd, dat men eerst moet afwachten wat het particulier initiatief tot stand zal brengen, maar het komt spreker voor dat, als men zich op het standpunt stelt dat men een zweminrichting en dan bij voorkeur een overdekte zweminrichting, die ook 's winters kan worden gebruikt, zooals er in de meeste plaatsen een is in een stad als Leeuwarden als een behoefte van den dag kan beschouwen, als Leeuwarden niet te veel ten achter zal staan bij andere steden, men dan van het particulier initiatief niet te veel verwachting moet hebben, omdat het particulier initia tief zich hier feitelijk al heeft uitgewerkt in de bestaande inrichting aan de „Groote Wielen". Daarvan hebben wij dus niets te verwachten en waar dat het geval is, meent spreker dat er alle aanleiding is dat de gemeente deze zaak ter hand zal nemen. Natuurlijk staat daar tegenover het financieele be zwaar. Spreker kan daarom wel meegaan met het voor stel-Dijkstra, zooals dat nu is geredigeerd, n.l. dat Bur gemeester en Wethouders een onderzoek zullen instellen, want hij meent dat dit onderzoek meteen een beter licht kan werpen op de vraag, of de exploitatie van een der gelijke inrichting misschien zoo kan worden geregeld, dat zij niet te duur is, dat ten slotte de jaarlijksche kos ten voor rente en aflossing niet zoo hoog oploopen, dat daardoor de gemeenterekening te zwaar wordt belast. Als het mogelijk is hier een dergelijke inrichting tot stand te brengen, waarvan de onkosten grootendeels door de inrichting zelve worden opgebracht, als het dus alleen een kwestie is dat wij het leeningsgeld van de gemeente eenigszins moeten opvoeren, maar dat wij de onkosten grootendeels kunnen vinden uit de inrichting zelf. dan vindt spreker tegen een kleinigheid als bijdrage van de gemeente in de kosten geen bezwaar en dan zou hij er eventueel in kunnen meegaan een dergelijke in richting tot stand te brengen. Ten opzichte daarvan zullen wij het onderzoek van Burgemeester en Wet houders moeten afwachten, maar voorloopig wil spr. wel zeggen dat hij zijn stem kan geven aan het voorstel van den heer Dijkstra. De heer K. de Boer wil in de eerste plaats even op komen tegen de wijze, waarop door den heer Hofstra deze zaak is voorgesteld geworden De heer Hofstra: Dank U De heer K. de Boer De heer Hofstra zegt nu al „dank U", maar ik weet niet wat hij dan straks zal moeten zeggen, als ik uitgesproken ben. Hij was een beetje voorbarig en moet dus maar afwachten. De heer Hofstra heeft met zijn bekende breedheid van blik het voorgesteld, alsof de zaak van de zwem inrichting een soort kerksche inrichting is, die van deze zijde behandeld wordt. Spreker kan er niet anders in zien dan een neutrale inrichting, die zoowel voor deze als voor gene zijde te pas kan komen. De heer Hofstra weet blijkbaar al niet meer wat hij heeft gezegd; dat spijt spreker zeer. Verder heeft de heer Hofstra er aan toegevoegd: als er voor deze richting uitgaven worden gedaan, dan weten wij ons daarvoor groote offers te getroosten. Het wordt zoo langzamerhand tijd dat ook die legende de wereld uit wordt geholpen; spreker wil opmerken dat men ook aan die zijde zeer goed den weg weet te vinden naar de openbare kas De heer Hofstra: Welken weg? De heer K. de Boer: Eiken weg Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Voortzetting der vergadering O] De heer Visser: Uitzending van kinderen naar vacan- I tiekolonies b.v. De heer K. de Boer: De heer Visser geeft al het Spreker wil er in de tweede plaats op wijzen, dat een I groot belang het hebben van een zweminrichting voor Leeuwarden is, waarvan ook de menschen met smalle beurzen gebruik kunnen maken. Want wat doet zich telkens voor? Dit verschijnsel, dat de meergegoeden, die de contributie kunnen betalen voor de „Groote I Wielen", naar de bekende bad- en zweminrichting gaan, maar dat de menschen, die dat niet kunnen betalen en I hun zeer groot aantal kinderen, in den zomer een bad mogen nemen in de Dokkumer Ee. Spreker weet niet of men dat erg vindt, maar men zal toch wel weten dat de Dokkumer Ee een van de afvoerkanalen is van het rioolwater van de stad Leeuwarden. En er zijn meer van die vaarten, die daarvoor dienst doen, d. w. z. voor afvoer van rioolwater en voor zwemgelegenheid van kinderen. In dat opzicht is het dus van groot belang dat wij deze zaak bekijken van een algemeen standpunt van volksgezondheid. Als wij dan een oogenblik onzen blik wenden naar Duitschland en wij zien, wat bijna elke groote en kleine stad daar heeft gedaan op dit terrein van de volksgezondheid, dan moeten wij toch zeggen: wat Duitschland kan, dat moeten wij ook kunnen. Nu heeft aldus spreker de heer Ij. de Vries de kwestie ter sprake gebracht dat wij voor het stichten van een bad- en zweminrichting willen gebruiken het potje van de gasfabriek. Ja, dat was het antwoord op de opmerking van Burgemeester en Wethouders in de Memorie van Antwoord, dat er voor een zweminrichting geen geld was; wij hebben toen gezegd: als het om het stichtingskapitaal gaat, dan is er geld, o. a. het potje van de gasfabriek. Want wij meenen nog altijd, mijnheer De Vries, dat het potje van de gasfabriek om het zoo maar te blijven noemen - alleen mag worden gebruikt voor kapitaalsuitgaven, ja, dat meent de heer IJ. de Vries niet, maar ik geloof dat onze fractie er nog wel een eigen meening op na mag houden; ik weet niet of de heer De Vries het eens is met de gewetensvrijheid van 1585, maar hij zal zich daar toch bij moeten neer leggen. Ik heb ook bij de algemeene discussies over de be grooting de zaak zoo gesteld, dat wij wenschen dat dit potje wordt gebruikt voor kapitaalsuitgaven. Nu is het de vraag maar of er in deze gemeente geld is te vinden voor stichtingskapitaal voor een zweminrichting en als de vraag zoo wordt gesteld en in die richting wordt beantwoord, dan is er geld om het stichtingskapitaal te fourneeren. In dat verband moet ik er ook even op wijzen, dat wij het gemeentelijk kapitaal niet wenschen op te eten; wij willen dat gebruiken, ik herhaal dat nog eens, voor kapitaalsuitgaven en wij wiilen den loopenden dienst bekostigen uit de gewone inkomsten. Met het oog hier op wil spreker er ook op wijzen dat de Anti-Revolution- nairen na de begrootingsdebatten, die zijn gehouden, reeds deze waarheid de wereld in hebben geslingerd „Dan volgt de gemeenteraadsverkiezing. Ook een zeer belangrijke zaak. Wie de discussie in den Raad heeft gevolgd bij de begrooting, weet wat ons te wachten staat, als de S. D. A. P. de meerderheid krijgt. Verhooging van belasting." Dat is door de Anti-Revolutionnaire Kiesvereeniging Nederland en Oranje" te Leeuwarden verspreid De heer Lautenbach (wethouder): Dat kan niet! De heer Weima: Dat kan niet, dat bestaal niet De heer K. de Boer: In dat verband is het dus wel goed even recht te stellen, hoe men met de waar heid weet om te springen. van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 329 Maandag 29 November 1926. Een tweede vraag, die gedaan moet worden, wanneer men een zweminrichting wil stichten en exploiteeren, is, of deze ook een nadeelig saldo oplevert en of het ook mogelijk is dat te vinden en te dekken. Dat zijn dus de twee middelen, die onderzocht moeten worden en dat laatste is iets, wat den gewonen dienst betreft. Nu heeft de heer IJ. de Vries gesproken en de heer Hofstra is hem daarin gevolgd over het particulier initiatief. Er is echter een Hollandsch spreekwoord, dat zegt „Wie een uil volgt, komt in de ruïne terecht" en spreker gelooft dat wij ook ditmaal in de ruïne terecht zouden komen, dus niets zouden krijgen. Wij moeten niet afwachten tot het particulier initiatief een zwemin richting tot stand brengt; het heeft in de verloopen jaren op dit terrein nóg niets tot stand gebracht en het wordt De heer Hofstra: Waarom De heer K. de Boerin dit opzicht langzamerhand tijd, dat wij zelf de handen aan de ploeg slaan en dat wij zelf een dergelijke inrichting tot stand brengen, die in het belang van de volksgezondheid zoozeer geboden is. De heer Beekhuis (wethouder) merkt op, dat er een debat is gehouden over deze kwestie; spreker gelooft dat in de eerste plaats wel mag vaststaan waar men het over heeft. Door den heer Dijkstra is voorgesteld een onderzoek te doen omtrent het bouwen van een zweminrichting, maar er zijn andere heeren, die spreken van een overdekte zweminrichting en het was speciaal de heer K. de Boer, die er de vorige week over heeft gesproken dat men uit het potje van 102.000.zou kunnen betalen de stichtingskosten van een overdekte zweminrichting. Nu maakt het een groot verschil, of men te maken heeft met een gewone zweminrichting of met een over dekte. Wat de eerste betreft, een gewone zweminrich ting, is hier zooeven gezegd dat het particulier initiatief er nooit in is geslaagd een zweminrichting voor Leeu worden tot stand te brengen. Spreker zou echter willen vragen: wat is dan het zwembad „Groote Wielen", is dat niet een prachtig zwembad, dat door het particulier initiatief tot stand is gekomen Verder zijn ook na dien tijd pogingen gedaan om een gewone zweminrichting dichter bij de stad te krijgen spreker heeft zelf in de betrokken commissie gezeten maar die pogingen zijn afgestuit op het feit, dat geen behoorlijk zuiver water was te krijgen. De bedoeling was destijds om met buizen het water van de „Groote Wielen" naar de stad te krijgen, maar dat was technisch niet geschikt. Nu wil spreker vragen of het op het oogenblik niet een buitengewoon slecht gekozen tijdstip is om op deze kwestie terug te komen. De heer De Vries heeft reeds gewezen op de vergadering, waaruit we! degelijk bleek dat uit het particulier initiatief zou kunnen voortsprui ten, dat men zal trachten hier nog een zweminrichting meer in de nabijheid te krijgen. In de tweede plaats is het een slecht gekozen tijdstip, omdat wij nu, meer nog dan vroeger, veel dichter bij de „Groote Wielen" zijn, omdat de middelen van ver voer beter zijn geworden en spreker er niet aan twijfelt dat die in de naaste toekomst nog zullen worden ver beterd. Wij hebben nu reeds gezien dat de autobussen een grooten dienst bewijzen voor het leeren van zwem- j men. De heer Botke heeft er op gewezen dat de jeugd moet leeren zwemmen en dat wordt stellig door ons allen en in ieder geval door spreker onderschreven, maar dan zegt spreker toch: dat gebeurt nu immers, er zijn al heel veel kinderen, die er van profiteeren, de jeugd leert zwemmen en dat is mogelijk geworden door de betere communicatiemiddelen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 62