I Vóór stemmen de heeren M. Molenaar, Fransen,
I Posthuina, Tiemersina. B. Molenaar, K. de Boer, Muller,
I Hooiring, Visser, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi,
Ide heeren O. F. de Vries, Botke, Van der Veen, Dijkstra
en Westra.
I blijft.
I Spreker zou graag zoo spoedig als Burgemeester en
I Wethouders dat mogelijk achten, voorsteilen of een
rapport van Burgemeester en Wethouders tegemoet zien
omtrent de reorganisatie van den geneeskundigen dienst
in onze stad.
330
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926.
Is het nu niet een heel slecht gekozen tijdstip om nu
zoo'n groote beweging op te zetten voor het stichten
van een zweminrichitng? Spreker zegt dat met te meer
klem, omdat hij wil dat herhalen de meeningen
daarover in dezelfde fractie niet gelijk schijnen te zijn;
de een wil een gewone en de ander een overdekte
zweminrichting, de heer Dijkstra heeft alleen van een
gewone zweminrichting gesproken en niet van een over
dekte, hij heeft dat zelf in het oog gehouden in zijn toe
lichting, terwijl de heer De Boer daarentegen weer een
overdekte wenscht.
Nu is de bedoeling van den heer De Boer, dat het
geld, noodig voor het stichten van een overdekte zwem
inrichting, zal moeten worden gevonden uit de som van
102.000.—, zijnde een van de reserves van de gas
fabriek, want, zegt de heer De Boer, dat geld is en
moet blijven bestemd voor kapitaalsuitgaven. Die stelling
is echter onjuist, want het geld werd bestemd voor den
gewonen dienst
De heer K. de Boer: En de 300.000.dan
De heer Beekhuis (wethouder) Het was de winst
uit de gasfabriek van 1921 en 1922, die evenals in
vroeger jaren volgens de toen geldende verordening
zou vloeien in den gewonen dienst, maar men heeft het
toen, omdat het op dat oogenblik niet noodig was, j
tijdelijk verantwoord op den kapitaaldienst. Dat geld i
mag dus ieder oogenblik van den kapitaaldienst worden J
overgebracht op den gewonen dienst; vandaar dat de I
stelling, dat dit geld is bestemd voor kapitaalsuitgaven,
naar sprekers meening onjuist is.
Spreker herhaalt dus, wij zullen het er waarschijnlijk j
vrijwel allen over eens zijn in dit opzicht verschilt
hij met den heer IJ. de Vries, die meent dat het nog
niet in ons volk leeft om te willen zwemmen; spreker
vindt, dan moet dat er maar in komen in Friesland
behoorde iedereen te kunnen zwemmen; in zoo'n water
rijke provincie moet dat. Maar een andere vraag is deze:
ligt het op den weg der gemeente om deze zaak te j
betrachten Of moet, zooals ook de heer Hofstra zegt, j
het particulier initiatief die zaak ter hand nemen Dan
stelt spreker zich op het standpunt dat het moet uitgaan
van het particulier initiatief. En in de tweede plaats is
hij van oordeel dat in ieder geval het tijdstip, dat nu
gekozen is om hierover te spreken ten eenenmale on
gunstig is, ten eerste, omdat het particulier initiatief de
zaak reeds ter hand heeft genomen en ten tweede,
omdat de Groote Wielen" nog veel dichter bij Leeu
warden is te brengen, n.L door verbetering van de
middelen van vervoer.
De heer Dijkstra wil toch nog een enkel woord zeggen
ter verdediging van zijn voorstel. Hij wil opmerken dat
hij werkelijk met sympathie heeft aangehoord dat hier
ook nog leden van den Raad zijn, zooals de heeren
Posthuina en Westra, die dit idee steunen, maar hij wil
er ook aan toevoegen dat hij met minder sympathie den
heer Hofstra heeft gehoord. De heer Hofstra en spreker
komen ongeveer uit dezelfde kringen, n.L uit de arbei
dersklasse en het doet spreker altijd leed, wanneer
iemand, die uit diezelfde klasse voortkomt, eigenlijk
optreedt, alsof hij voor de belangen van die klasse bitter
weinig voelt. Spreker wil op den voorgrond stellen dat,
als één deel van de bevolking behoefte heeft aan een
veilige zwemplaats, dat dan zeker zijn de arbeiders
jongens en -meisjes en daarom doet spreker het betoog
van den heer Hofstra minder sympathiek aan.
Spreker wil nog even wijzen op de exploitatie en hij
wil in dat verband herinneren aan de badinrichting hier
bij de brug. Spreker gelooft niet dat, toen die werd
gesticht, een van de leden van den Raad heeft gedacht,
dat dit een inrichting zou wezen, die zichzelf ongeveer
zou kunnen bedruipen, in den regel valt zooiets tegen.
Maar spreker zegt dat, als men puntje bij paaltje zet,
die inrichting aan de gemeente ongeveer niets kost.
Ook dit moet worden aangevat door de gemeente.
I De gemeente heeft dan de zaak in handen en zij kan
dan de tarieven vaststellen, enz. Spreker meent dat wij
I dan de exploitatie zoodanig moeten opzetten, dat ook
j de menschen met smalle beurzen de lui zonder geld,
zeggen wij van een dergelijke inrichting kunnen pro-
fiteeren. Dat is bij de „Groote Wielen" niet het geval.
Spreker vindt dat een prachtige inrichting en hij heelt
alle waardeering voor het bestuur, dat op een dergelijke
manier de zaak aanvat, maar hij meent dat het voor een
aibeidersgezin van 5 personen niet aangaat om daar te
gaan zwemmen. Zoo'n gezin is daar per jaar een 25.-
j a 30.mee kwijt en daar komen de kosten van expe
ditie nog bij; dat is niet te dekken uit een inkomen van
25.a 30.en het is dus voor die menschen on
mogelijk daar gebruik van te maken. Spreker onder
schrijft ook het bezwaar van den heer Botke, dat de
werkers geen uren tijd hebben om uit hun werk te gaan;
men kan er maar bij uitzondering toe geraken die in
richting te bezoeken. Wat betreft de kwestie van het
potje van de gasfabriek, het laat spreker betrekkelijk
koud of het geld in kas is of dat het geleend moet
worden; in het laatste geval maakt men alleen op een
bepaald moment even wat kosten en men sluit een
lcening.
De heer Beekhuis heeft gezegd dat er tegenstrijdig
heid bestaat omtrent de kwestie of men een overdekte
inrichting wil of een niet overdekte. Spreker zou zeggen
dat haast ieder wel van meening zal zijn dat een over
dekte is te prefereeren boven een andere, maar stel
zoo is op 't oogenblik sprekers gedachte, misschien
heeft hij dat niet al te duidelijk gezegd dat men de
duurdere niet kan krijgen en een goede wél, dan zou het
te gek wezen om niets te doen.
Spreker wil besluiten met zijn voorstel warm aan te
bevelen. Het is een uitstekend werk op dit terrein; èn
uit een oogpunt van volksgezondheid èn uit een oog
punt van algemeene nuttigheid is het zeer noodig dat
1.eeuwarden ook een zweminrichting krijgt, die bereik
baar is voor ieder.
De Voorzitter wil het voorstel-Dijkstra in stemming
brengen.
De heer IJ. de Vries wil nog even deze verklaring
afleggen, dat hij principieel niet is tegen het oprichten
van een bad- en zweminrichting met hulp of met sub
sidie van de gemeente, maar dat hij tegen dit voorstel
zal stemmen in verband met den financieelen toestand
van Leeuwarden op het oogenblik.
De heer M. Molenaar: Het gaat nog maar over een
onderzoek.
De heer Hofstra heeft straks bij het begin ook reeds
gezegd dat hij hier principieel niet tegen is en hij meent
daarmee te kunnen volstaan. Als men verder uit zijn
woorden nog iets anders wil distilleeren en dat met
een groot gebaar naar voren wil brengen, kan spreker
dat niet helpen.
De heer Beekhuis (wethouder) wil nog even wijzen
op wat hij zoo pas heeft gezegd, n.L dat het particulier
initiatief op het oogenblik met deze zaak bezig is. Dat
blijkt uit de vergadering, die is gehouden. Doen wij
daaraan nu met het aannemen van dit voorstel geen
nadeel? Als de particulieren merken dat de gemeente
een onderzoek zal doen, zullen zij zeggen: wij houden
beide handen er af en dat moeten wij juist, naar spreker
meent, niet hebben.
De heer Dijkstra: Ik wil dan als voorsteller nog deze
korte verklaring afleggen, dat ik meen dat door de ver
schillende sprekers duidelijk de redenen zijn genoemd
waarom wij zijn voor een gemeentelijk onderzoek.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 331
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926.
Het voorstel-Dijkstra wordt met 15 tegen 8 stemmen
I aangenomen.
Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Oosterhoff,
Weima, IJ. de Vries, Van der Schoot, Beekhuis, Hofstra
en Wölcken.
De heer O. F. de Vries zou bij hoofdstuk IV ter sprake
(willen brengen de vraag, of wij nu spoedig tegemoet
kunnen zien het rapport inzake de reorganisatie van den
geneeskundigen dienst. Die kwestie hangt met verschil-
lende volgnos. van dit hoofdstuk samen. Spreker zal
(daar niet over uitweiden, maar de zaak staat zoo: wij
I weten niet precies hoe het zal komen en wij kunnen ook
niet voorzien of er den eersten tijd een voorstel van
I Burgemeester en Wethouders zal zijn te verwachten.
Wij hebben wel van den wethouder van Openbare
Werken gehoord wat de reden was, dat niet met het
Militair Hospitaal is begonnen, maar wij weten als
Raad niet of deze kwestie nog lang zal duren en of die
ook met de andere kwesties in verband staan. Waar
nu ook weer een adres is ingediend bij dezen Raad
I door de Vereeniging voor een provinciaal consultatie-
bureau, dunkt spreker dat het wel noodig is dat de
Raad binnenkort op de hoogte wordt gesteld omtrent
I de reorganisatie van den geneeskundigen dienstspr.
I hoopt dat dan meteen kan worden meegedeeld of deze
in het Afilitair Hospitaal zal worden ondergebracht en
I of de gelden daarvoor zijn beschikbaar gesteld.
I Spreker wil er ook aan herinneren dat volgno. 273,
I Moederschapszorg, reeds 6 jaar op de begrooting staat,
I maar dat die post eigenlijk nooit tot uitvoering is ge-
I komen, hoewel hier door een meerderheid is besloten
I daarvoor een crediet toe te staan. Nu is wel onder
I volgno. 274 een bedrag van 1500.— uitgetrokken als
I vergoeding aan „het Groene Kruis", maar, hoewel dit
Ivel een tegemoetkoming is, is het toch niet de bedoe
ling dat de post „Moederschapszorg" een memoriepost
De heer Fransen (wethouder) kan wel in 't kort mee-
(leelen dat het college op 't oogenblik bezig is met een
onderzoek omtrent de exploitatiekosten, verbonden aan
den geneeskundigen dienst, wanneer daaraan ook is
verbonden een polikliniek. Buiten de gelden, die moeten
I worden gevoteerd voor vertimmering en voor de poli-
I kliniek, wist men absoluut niets van de exploitatie.
I Spreker kan dus zeggen dat het college op 't oogenblik
I bezig is die exploitatie op te zetten in verband met de
I polikliniek.
De Voorzitter merkt op dat de bedoeling is sprekei
I meent ook dat dit in de Memorie van Antwoord staat
I den Raad eerstdaags in kennis te stellen met de geheele
zaak dan is het de bedoeling van Burgemeester en
Wethouders de geheele kwestie in den Raad te be
spreken, misschien kan dit wel in besloten vergadering
gebeuren.
De verbouw van het Hospitaal voor Gemeentewerken
boort daar eigenlijk niet bij, maar de polikliniek en de
reorganisatie van den geneeskundigen dienst hangen
wel samen als er niet een polikliniek komt, behoeft
"ien den geneeskundigen dienst ook niet te reorgani-
seeren en dan vervalt ook de moederschapszorg, of-
schoon daaraan naar de meening van Burgemeester en
Wethouders in zekeren zin is voldaan door den post,
die is uitgetrokken als vergoeding aan „het Groene
Kruis". We zijn hier nog niet aan een meikkeuken toe,
zooals in Amsterdam die daar trouwens is mislukt
maar de geheele zaak zal nader, het eene in verband
met het andere, moeten worden besproken, omdat de
verschillende dingen met elkaar samenhangen. Er is
b.v. ook nog een bureau door de Tuberculosevereeni-
ging aangevraagd, met welk bureau niet één maar 5
kamers worden bedoeld.
Spreker kan dus den heer De Vries antwoorden, dat
het de bedoeling is om eerstdaags, als de begrooting
is afgehandeld, deze zaak in den Raad van alle kanten
te bekijken.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi kreeg uit de
Memorie van Antwoord den indruk alsof Burgemeester
en Wethouders dachten dat met die 1500.aan „het
Groene Kruis" aan de Moederschapszorg wel voldoende
is gedaan. Zij wil echter opmerken dat zij indertijd
speciaal heeft gesproken over consultatiebureaux voor
jonge moeders. Van een meikkeuken is spreekster zelf
ook geen voorstandster, maar aan het andere zou zij
J toch wel gaarne willen vasthouden.
De Voorzitter zegt dat Burgemeester en Wethouders,
I toen zij de zaak in hun vergadering bespraken, met de
polikliniek ook datgene bedoelden, waarover mevrouw
Buisman spreekt, al geeft spreker toe, dat dit misschien
j niet juist is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgnos. 259268 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 269. Subsidie aan de vereeniging Kinder
speeltuin Rengerspark"
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Beekhuis (wethouder) zegt dat voor dezen
post geen bedrag is uitgetrokken, omdat geen subsidie
was gevraagd. Inmiddels is echter een adres ingekomen,
in verband waarmede Burgemeester en Wethouders
voorstellen weer 500.hierop uit te treken.
De Voorzitter wil hierbij opmerken, dat er toch eigen-
I lijk een subsidieregeling door den Raad is vastgesteld
en dat men dus dit subsidie zou kunnen weigeren.
Burgemeester en Wethouders willen dat nu dit jaar nog
niet doen, maar er zijn door den Raad bepalingen vast
gesteld, waaraan de vereenigingen zijn gebonden om
een bepaald subsidie te krijgen er zijn controlevoor
schriften gemaakt en daarbij dienen ook administratieve
maatregelen in acht te worden genomen, welke zijn, dat
er jaarlijks op tijd een begrooting wordt ingestuurd.
Burgemeester en Wethouders hebben verleden jaar ook
i voor een inrichting spreker weet niet of het dezelfde
was geen geld kunnen uittrekken, omdat aan de
administratieve voorschriften niet de hand werd ge-
houden, maar als de Raad nu op deze wijze doorgaat,
zal men gaan denken: ook als je geen geld aanvraagt,
krijg je het toch wel. Verleden jaar heeft ook een groote
inrichting niet op tijd subsidie gevraagd en het toch
gekregen en nu betreft het een kleiner subsidie, maar
spreker wil er op wijzen dat de administratieve voor
schriften duidelijk zeggen dat men op tijd een begrooting
moet inzenden en subsidie moet aanvragen en daarom
zou hij willen voorstellen, wanneer dat niet wordt gedaan,
het volgend jaar aan die bepaling strenger de hand te
houden. Het is dan niet anders, dan moeten wij zoo'n
j subsidie maar eens afschaffen. De commissie van Rap
porteurs zegt ook dat de raadsbesluiten moeten worden
nageleefd, maar als men iemand daaromtrent een standje
maakt, moet men zelf de eerste zijn om die besluiten