336 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. pagina staat onder volgno. 282 Rente van geldlee- ningen ten iaste van Hoofdstuk IV komende 32.570.37 en daaronder zit een bedrag van ongeveer 2000. dat ten laste komt van de badinrichting. Uit de laatste opgave, die spreker omtrent de badinrichting heeft ge kregen, blijkt, dat deze van 1 October 1925 tot 1 Octo ber 1926 een tekort heeft opgeleverd van 1734. Spreker weet niet wie het zei, dat bij de oprichting van de badinrichting men wel niet zal hebben vermoed dat deze zich heelemaal zelf zou bedruipen. Spreker heeft hier het antwoord. Toen het badhuis hier in 1922 in den Raad is behandeld, was er volgens den opzet een exploi tatietekort van 42.dat was dus zou goed als dek kend. Maar in 1924/25 was er, volgens berekening, een tekort van 3226.en dat bedrag was nog niet eens zuiver, zooals ook het bedrag van 1700.nog niet zuiver is, omdat de bouwkosten toentertijd niet in de kosten zijn opgenomen. Omdat men een gebouw had zijn de kosten van het gebouw verwaarloosd; wel heeft men rekening gehouden met 2 afschrijving en een afschrijving van 10 op de installatie en met een af schrijving op de verbouwing, maar het gebouw zelf is niet meegerekend. Als men dus een tweede badinrichting zal moeten stichten, wordt dat niet beter. Het laatste jaar is geble ken dat er ongeveer een verlies was van 2000.en het jaar daarvoor een van 3500.Het lagere verlies is een gevolg van het feit dat er meer gebruik van de inrichting wordt gemaakt; het aantal kuipbaden is toe genomen tot 6470 en het aantal douchehaden tot 28726. Er is dus een vooruitgang te bespeuren, wat ook komt, doordat de prijzen voor een douche even zijn gewijzigd, omdat de inrichting op drukke dagen te veel belast was en een paar dagen in de week weinig werd gebruikt. Ook daardoor is het gebruik toegenomen en is thans de drukte meer verdeeld, omdat sommige menschen om 5 cent liever op Maandag en Dinsdag gaan dan op andere dagen. Nu is het maar een kwestie van de hoegrootheid van het tekort en hoeveel de gemeente wil besteden. Daar over kan men verschil van meening hebben. Spreker heeft gister eens nagerekend een eventueele begrooting voor een tweede badinrichting, iets grooter dan de be staande en kwam tot de conclusie, dat die een bedrag van 55.000.zou vorderen aan bouwkosten, grond en installatie, waarop dan alleen aan afschrijving en rente een bedrag van 4810.zou moeten worden toegelegd buiten het verlies, dat op de exploitatie is. Bij een iets grooter badinrichting zal het jaarlijksch tekort op die manier worden ongeveer 6000.en nu is het maar de kwestie of men dat er voor over heeft. Worden dat te zware eischen voor de gemeentekas geacht of meent men met die cijfers dat het toelaatbaar is Daar kan verschil van meening over bestaan. Spreker gelooft dat op een zichzelf-dekkende badin richting binnen afzienbaren tijd geen kans zal bestaan, tenzij men den prijs voor de douchebaden verhoogt. Daardoor vermindert echter ook weer het aantal. Spreker geeft graag toe dat de gemeente er iets voor over moet hebben, maar het bedrag dat men er voor over heeft, moet ook den doorslag geven. Het gebouw is hier gesteld op 10 mille, maar dat is te min en daar boven is bij deze badinrichting een tekort van 1734. Dat tekort zal nog iets grooter worden bij een nieuwe badinrichting, die ook op deze leest wordt geschoeid en daarbij zal dan nog 4800.komen voor rente en afschrijving. De Voorzitter voelt ook veel voor de badinrichting, die wij hier hebben; het is ook gebleken dat deze reden van bestaan heeft en uit de cijfers van de heeren Mole naar en Fransen is tevens gebleken dat het bezoek steeds toeneemt. In het begin, toen de zaak een tijd aan den gang was, was de inrichting op Vrijdag en Zaterdag overbelast en het merkwaardige daarbij is, dat de men schen dan liever een paar uur blijven wachten dan dat zij op een anderen dag terug komen. Burgemeester en Wethouders hebben toen gemeend, in verband met het geen daaromtrent toen in den Raad is gezegd, dat de prijzen voor den Maandag en Dinsdag moesten worden verlaagd, die voor den Woensdag en Donderdag gelijk konden blijven en die voor de andere dagen moesten worden verhoogd. Als wij nu zien hoe het was vóór dien tijd en daarna, dan blijkt dat het aantal baden op Maan dag en Dinsdag, sedert de prijzen zijn gewijzigd, dade lijk is opgeloopen. Het aantal kuipbaden is op Maandag en Dinsdag gelijk gebleven, maar het aantal douche- baden is op Maandag van 46 tot 80 en op Dinsdag van 36 tot 68 opgeloopen. Op Zaterdag zijn de kuipbaden ongeveer gelijk gebleven, maar daarentegen zijn de douchebaden van 128 op 119 teruggeloopen. Nu is de kwestie dat, volgens de statistiek, zoo lang zamerhand weer de toestand zou kunnen ontstaan, dat de dienst op Zaterdag overvol wordt, maar nu is spre kers vraag: moet er dan, zoolang op de andere dagen de inrichting niet overbelast is, al een nieuwe komen? Het gaat hier over het aantal douchebaden per dag en het blijkt dat de inrichting thans op Zaterdag wel eens overbelast is, maar is het dan niet beter dat, door welk systeem dan ook, de drukte een beetje meer wordt ver deeld over de week Als wij dus weer den toestand ki ij gen dat de badinrichting op Zaterdag weer over belast is, zal men, naar sprekers meening, moeten zien welke maatregelen er moeten worden genomen om op andere dagen het bezoek op te voeren en daardoor zal dan ook de exploitatie nóg meer rendabel worden. De heer Fransen heeft al gezegd dat, als men het gebouw heel matig schat, er dan nog een tekort is van 1700.—, m. a. w. men zal toch geen tweede inrichting willen bouwen, als de eerste nog niet overvoerd is, zoodat er werkelijk niet méér gebruik van kan worden gemaakt? Men moet eerst trachten het gebruik zoovee! mogelijk over de week te verdeelen. Het is wel merkwaardig, voor de tariefswijziging bleef men op Zaterdag liever wachten dan op een anderen dag terug te komen, maar na de tariefswijziging heeft een deel van het publiek zich verplaatst naar den Maandag en Dinsdag. Het is misschien mogelijk dit nog meer door te voeren door misschien de tarieven op AAaandag en Dinsdag nog iets te verlagen. Daartegenover zal dan natuurlijk ook weer moeten staan een meerder bezoek, maar het is onder- tusschen ook we! gebleken dat door de tariefswijziging het aantal menschen, dat de badinrichting bezoekt, is toegenomen; voor 5 A^ei 1925 was het gemiddeld aantal baden, die per week werden genomen, 527. terwijl dat aantal na dien datum is geworden 565. Nu iets anders, waarbij spreker komt op de kwestie dat de heer Molenaar voorstelt een tweede badinrichting te bouwen in het Zuiden der stad. Zeer zeker zal de bestaande inrichting ook worden gebruikt door men schen buiten de gemeente, al weet spreker niet door hoeveel; vermoedelijk zal dat ook nooit zijn aangetee- kend. Spreker bedoelt hier niet iemand, die hier toe vallig in den zomer logeert, maar menschen uit de naaste omgeving van Leeuwarden, die van de badinrich ting gebruik maken. Hij zou nu in dit verband willen zeggen: is er nu, zoolang deze inrichting nog een na- deelig saldo oplevert, ook nog niet een systeem te vin den, waarbij de ingezetenen voorgaan boven niet-inge- tenen of waarbij men niet-ingezetenen meer kan laten betalen Blijven die dan weg, goed, dan kunnen de anderen des te meer profiteeren. Spreker zou verder willen opmerken dat, als men een badinrichting sticht in het Zuiden der stad, men deze dan maakt aan den rand van de gemeente; de bebouwde kom loopt daar toch tot aan de grens van de gemeente, dus als daar een badinrichting komt, zal die komen te staan aan den rand van de gemeente en zal van het rayon, dat zij beslaat, een groote cirkelsector zich uit strekken over een deel, niet behoorende tot deze ge Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Voortzetting der vergadering O] meente. En nu zou spreker daar anders nog niets op teaen hebben, maar zoolang zoo'n badinrichting een nadeelig saldo oplevert en spreker vermoedt dat, naar de eerste dat nu doet, de tweede dat zeker zal doen acht hij het niet te rechtvaardigen dat men niet-ingezetenen op denzelfden voet behandelt als inge zetenen, die ook moeten meebetalen in het nadeelig saldo op de exploitatie. Bovendien, waarom staat de tegenwoordige inrichting niet goed; men kan immers haast geen meer centraal punt denken dan de plaats, waar deze inrichting staat. Spreker heeft in de pauze de moeite genomen de zaak eens op de kaart uit te zetten, door met een straal van 1 K.M. op de kaart en met het eene been van den passer op de badinrichting een cirkel met blauw pot lood te trekken op de kaart. Spreker toont de kaart en legt nader uit dat, waar de blauwe cirkel aan den Zuid kant de grens van de gemeente raakt en waar het van alle kanten binnen dien cirkel slechts een afstand van I K.M. hemelsbreed of van 10 minuten loopen betreft, het toch niet noodig is een badinrichting aan den Zuid kant van de stad te bouwen. Als men dat zou doen, zou een dergelijke cirkel, om die badinrichting getrokken, voor een groot deel buiten de gemeente vallen; dat is dus niet de aangewezen plaats daarvoor. De door spr. getrokken cirkel beslaat ongeveer de geheele bebouwde gemeente, wat spreker nader aantoont van „Philan- troop" aan den Groningerstraatweg tot de Vegelin- straten. De bestaande badinrichting ligt haast in 't centrum van de stad, waarom spreker niet de noodza kelijkheid inziet om er in 't Zuiden van de stad een' bij te bouwen. Hij ziet alleen de noodzakelijkheid om er een bij te bouwen, wanneer de bestaande inrichting overbelast wordt; tegen dien tijd zal die badinrichting dan ook wel uit kunnen en dan wordt het tijd om over een nieuwe te gaan denken. Spreker staat tegenover het voorstel van den heer Molenaar niet onsympathiek, maar hij vindt dat op het oogenblik nog een beetje praematuur. Het is daar nog de tijd niet voor. Laat men dat nog even aanhouden; over een half jaar hebben wij meer gegevens van de badinrichting. Verder acht spr. een tweede badhuis in het Zuiden der stad zeer zeker nog niet noodig. De heer B. Molenaar merkt op dat door den heer Fransen nog al wat cijfers zijn genoemd, die hij direct niet kan nagaan. Spreker geeft toe dat in hetgeen de Voorzitter naar voren heeft gebracht een grond van waarheid schuilt, vooral wat betreft de plaats. Zou het dan niet beter zijn dat het voorstel zoo werd gewijzigd: op de meest doelmatige plaats, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders zelf Spreker gelooft dat gelegenheid genegenheid schept. Dat bewijst ook dit badhuis. De geweldige toename bij het gebruik van deze badinrichting geeft spreker de zekerheid dat in een ander deel van de stad die toename eveneens grooter zal worden. Men kan daar wel ver schillend over oordeelen, maar spreker gelooft toch dat het wel een onderzoek waard is. Zou het daarom niet beter zijn dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel tot zich namen om daar t. z. t. prae-advies over uit te brengen De Voorzitter: Nu verandert de zaak. U deed eerst een positief voorstel dat Burgemeester en Wethouders bij den Raad moesten komen met een voorstel tot het stichten van een tweede badhuis de plaats laat ik nu maar daar dat was zeer positief. Nu vraagt U echter prae-advies en U wilt ook wel het zoeken van tie beste plaats aan Burgemeester en Wethouders over laten. Dat is een heel andere kwestie; daarbij kunnen Burgemeester en Wethouders de cijfers en andere dingen aan den Raad overleggen. van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 337 i Maandag 29 November 1926. De heer Van der Veen merkt op dat de Voorzitter straks heeft gezegd: wanneer de badinrichting inder daad wordt overbelast, zouden wij dan, waar de bezoe kers ook voor een deel van buiten deze gemeente komen, ook één dag kunnen aanwijzen b.v. den Zaterdag waarop de menschen van buiten daar niet terecht kunnen Spreker meent dat dan daarvoor te kiezen zou zijn de Zaterdag, maar in het algemeen zou hij toch willen zeggen: laten wij daarmee voorzichtig zijn, want ten slotte zijn de menschen buiten Leeuwarden, die van de badinrichting gebruik maken, voor de andere dagen een bate, die niet is te versmaden. Als die menschen niet anderen in den weg staan, geven zij enkel winst en men dient dus voorzichtig te zijn met uitsluiting. De Voorzitter deelt mede dat Burgemeester en Wet houders geen bezwaar hebben om het voorstel van de heeren B. Molenaar en O. F. de Vries, zooals dat nu is gewijzigd, tot zich te nemen om prae-advies, zooals door den heer Molenaar is gevraagd. Burgemeester en Wethouders zullen dan meteen van die gelegenheid gebruik maken om de cijfers, die straks zijn genoemd, over te leggen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-B. Molenaar-O. F. de Vries wordt in handen van Burgemeester en Wethouders gesteld om prae-advies. Volgno. 275 wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is wederom Volgno. 271. Subsidie aan het bestuur van het Diaconcssenhuis te Leeuwarden 3000. De beraadslagingen worden heropend. De heer K. de Boer vraagt nog even het woord te mogen hebben. Wij hebben, zegt spreker, in de pauze gelegenheid gehad, hier even over te spreken en ik geloof wel dat ik zeggen kan dat de woorden van cri- tiek, die hier hebben geklonken, zoowat unaniem door dezen Raad zijn onderschreven, maar dat bovendien vast staat, dat een belangrijk aantal raadsleden niet voor mijn voorstel zou stemmen, zoodat de critiek daar door zou worden gehalveerd. Daarom trek ik mijn voor stel, om het subsidie niet te geven, in, maar ik spreek de hoop uit dat het bestuur met de uitgebrachte critiek op de hier genoemde handelwijze in het komende jaar zeer ernstig rekening zal houden. De heer Visser gaat daar eigenlijk niet mee accoord. De heer De Boer zegt dat hij in de pauze tot de con clusie is gekomen dat een betrekkelijk groot aantal raadsleden minder sympathiek staat tegenover zijn voorstel, dat men wel zijn gedachtengang huldigt, maar dat hij verwacht dat zijn voorstel niet zal worden aangenomen De heer K. de Boer: Dat de critiek zal worden ver zwakt door de stemming. De heer Visser gelooft niet dat men de zaak aan de orde heeft willen stellen, het wezen, waarom het gaat. Nu de heer De Boer zijn voorstel intrekt, heeft spreker ook een voorstel van deze strekking ,,De ondergeteekende stelt voor alleen dan sub sidie aan het Diaconessenhuis te verleenen, wanneer harerzijds voor inschrijving bij aanbestedingen van werkzaamheden en leveranties alle gegadigden, zonder onderscheid van religie, in aanmerking kunnen komen." De portée is dus, dat spreker bereid is het subsidie te

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 66