342 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926.
scholen over 1920. Er zijn hier al een paar keer daar
omtrent voorstellen gedaan en er is ook een paar keer
over gestemd, maar als spreker zich goed herinnert,
vraagt men nu iets anders
De heer Muller: Zij vragen nu s/7.
De Voorzitter meende al dat het iets minder was.
Spreker gelooft ook dat er geen bezwaar tegen is dat
Burgemeester en Wethouders het afschrift van het
request nog eens onder de oogen zien en daarover prae-
advies uitbrengen.
De heer IJ. de Vries vraagt of het nu toch niet eens
uit moet zijn. Wij hebben deze zaak hier al 3 of 4 maal
behandeld, het moet nu ook eens uit zijn
De heer Muller: Wij kunnen het nu niet beoordeelen.
De heer IJ. de Vries herhaalt, dat deze zaak hier reeds
3 of 4 keer aan de orde is geweest. Hij heeft er toen
ook voor gestemd. De Raad heeft altijd zijn welwillend
heid betoond om aan het verzoek te voldoen. Het betreft
hier een buitengewoon onbillijke zaak; de Minister be
paalt op 24 December dat de salarissen moeten worden
verhoogd voor het geheele loopende jaar, de Raad neemt
dat aan en later wordt het door Gedeputeerde Staten
en de Kroon geweigerd. Ieder jaar zijn voorstellen, om
aan de leeraren de zooveel duizend guldens, die zij
minder hebben ontvangen, te betalen, door den Raad
aangenomen en spreker heeft daar zelf ook voor ge
stemd. Nu komt er weer een adres. De Raad heeft
echter zijn welwillendheid betuigd, maar Gedeputeerde
Staten en de Kroon hebben steeds geweigerd. De schuld
ligt aan den Minister, die in 't laatst van 't jaar een
salariswijziging voorschreef en deze ging afwentelen op
de gemeente. Spreker meent dat wij nu niet weer op
deze zaak moeten ingaan; het stuk dient voor kennis
geving te worden aangenomen.
De heer Muller kan zich indenken dat deze zaak den
Raad zoo langzamerhand begint te vervelen; het gaat
met spreker zelf ook dien kant uit. Maar hij voelt toch
dat de aanhouder wint. Spreker is het langzamerhand
ook zat, wat deze zaak betreft, hij is dat eenigszins met
den heer De Vries eens. Maar de kwestis is deze, dat
er ook nog absoluut niets tegen is Burgemeester en
Wethouders behoeven toch geen beslissing te nemen
dat Burgemeester en Wethouders de cijfers nog eens
nader onder de oogen zien; dan kunnen wij over een
maand of drie altijd nog zien.
Neemt het college van Burgemeester en Wethouders
misschien sprekers voorstel over om het adres tot zich
te nemen om prae-advies
De Voorzitter geeft toe dat hij persoonlijk zelfs het
woord prae-advies heeft gebezigd, omdat niemand het
adres heeft gelezen, maar spreker heeft de overtuiging
dat dit prae-advies afwijzend zal zijn. Daarom heeft hij
echter geen bezwaar dat het wordt uitgebracht, omdat
de zaak zelf niet in de vergadering van Burgemeester
en Wethouders is geweest en ook geen van de raads
leden het adres heeft gelezen. Spreker weet echter nu
wel hoe zijn stem zal wezen, n.l. voor een afwijzend
prae-advies.
De heer M. Molenaar merkt op dat deze zaak niet
precies dezelfde is als die, welke wij reeds eenige
keeren in den Raad hebben gehad. Er is twee maal ge
stemd voor het volle bedrag, waarop door de leeraren
was gerekend en dat besluit is twee maal geweigerd
door Gedeputeerde Staten en de Kroon. De leeraren
vragen nu echter 3/7, welk bedrag neerkomt op de
cijfers, die oorspronkelijk ten laste zouden zijn gekomen
van de gemeente, wanneer ook door het Rijk en de
provincie was bijgedragen. Dat is dus heel iets anders.
Spreker steunt het voorstel van den heer Muller.
De heer K. de Boer zou deze opmerking willen maken
dat, als dit adres een herhaling was van de vroegere
adressen en de Raad wist dat, er dan geen enkele
reden zou zijn om daarop van Burgemeester en Wet
houders prae-advies te vragen. Maar waar hier een stuk
is binnengekomen dat niet voor den Raad ter visie heeft
gelegen en waarover Burgemeester en Wethouders ook
geen oordeel hebben, gaat het niet aan, om een der
gelijk stuk zoo maar naar de prullemand te verwijzen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Over het voorstel van den heer Muller, om het adres
van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen
bond van leeraren en leeraressen bij het Nijverheids
onderwijs inzake de uitbetaling van achterstallig salaris
over 1920 aan het personeel der Nijverheidsscholen in
deze gemeente in handen van Burgemeester en Wethou
ders te stellen om prae-advies, heeft met 11 tegen 11
stemmen staking van stemmen plaats, zoodat daarover
in de volgende vergadering zal moeten worden beslist.
Tegen stemmen de heeren IJ. de Vries, Van der
Schoot, Beekhuis, Hofstra, Westra, Wölcken, Fransen,
Lautenbach, Visser, Oosterhoff en Weima.
Vóór stemmen de heeren Botke, Van der Veen.
Dijkstra, M. Molenaar, Posthuma, Tiemersma, K. de
Boer, Muller, Hooiring, mevrouw Buisman—Blok Wij-
brandi en de heer O. F. de Vries.
De heer B. Molenaar is bij deze stemming niet
tegenwoordig.
Volgnos. 512538 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 539. Subsidiën aan schouwburgen oj mu
ziekkorpsen 25.500.—.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Weima heeft ook in de sectie deze zaak ter
sprake gebracht. Meerdere leden, zoo staat er, ver
klaarden zich tegen dit subsidie. Nu zeggen Burge
meester en Wethouders in hun antwoord dat het niet
best aangaat telken jare hier weer op terug te komen,
dat deze post ook het vorige jaar is besproken en met
groote meerderheid aangenomen en dat zooiets heele-
maal niet goed werkt op het orkest zelf. |a, dat gelooft
spreker ook wel; stel dat zijn idee werd aangenomen,
dan was het afgeloopen.
Ondanks dat alles meent spreker echter toch tegen
dit subsidie te moeten stemmen. Hij zal er niet veel
van zeggen, maar hij wil toch motiveeren dat hij meent,
gezien de algemeene beschouwingen bij de gemeente-
begrooting, dat het onverantwoordelijk is wekelijks
ƒ500.- voor de muziek beschikbaar te stellen. Dat geldt
nu nog sterker dan het vorig jaar; op het oogenblik is
het niet meer de tijd om daaraan mee te doen. Spreker
komt dan ook met het voorstel om het subsidie onder
volgno. 539 af te schaffen. Het vorig jaar heeft hij nog
gemeend te moeten voorstellen het terug te brengen
tot 15.000.maar men heeft toen niet naar hem
willen luisteren, nu komt spreker met het voorstel om
het subsidie af te schaffen.
De heer Muller: Slagersmethode
De heer Hofstra kan ook dezen keer niet de gedachte
van het college onderschrijven om het volgend jaar
niet op dit subsidie terug te mogen komen. Inderdaad,
als men spreker de vraag stelt of hij heeft overwogen
wat dit subsidie inhoudt, dan kan hij daarop volmondig
antwoorden ja. Hij zou echter den Raad de vraag
kunnen stellen heeft men zich wel eens vergewist,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
Voortzetting der vergadering op
waarvoor wij dat subsidie van 24.50Ü.geven Er
staat 25.500.voor dit volgnummer, maar daar gaat
I 1000.af voor de muziekschool er blijft dus een
subsidie over van 24.500.
Het doet eigenlijk een beetje eigenaardig aan; als wij
de capaciteit niet in aanmerking nemen maar de cultu-
reele waarde van het symphonieorkest, dan moeten wij
die in zekeren zin zien afgebeeld in de uitvoeringen,
die worden gegeven. Straks kan men andere beschou- i
wingen geven, maar spreker heeft de werkzaamheden j
van het orkest nagegaan en hij is daarbij tot de con- j
clusie gekomen dat die cultureele waarde al bitter weinig
is in een plaats als Leeuwarden.
Als wij aannemen dat het symphonieorkest en dan j
is het best opgezet in het winterseizoen niet meer
en niet minder geeft dan 10 uitvoeringen
De heer Beekhuis (wethouder): Twintig
De heer Hofstra 20 zegt de wethouder; best,
spreker gaat daarin mee, maar dat is dan ook het
uiterste wat men in den winter kan geven. Wanneer
spreker nu het bezoek rekent, gaat hij niet te zeil op de
uitvoeringen in de vorige jaren; dat moet ook beter,
want dat was bedroevend en dat kan ook beter.
Dan kunnen wij aannemen dat er komen 400 menschen
per uitvoering; wil men 500 nemen, dan gaat spreker
daar ook in mee en wil men er nog 100 bij nemen, dan
is hem dat ook goed. Hij kan meedeelen dat een uit
voering van verleden jaar een getal gaf van 200 men
schen, maar dat neemt hij nu niet als basis; hij gaat
uit van de gedachte dat 20 uitvoeringen worden gegeven
en dat er elke uitvoering 500 menschen aanwezig zijn.
Dan moet men zelf het bedrag maar uitrekenen, waarop
het subsidie per bezoeker komt. Neem 10.000 bezoekers
in totaal, dan kan men gerust aannemen dat ieder be
zoeker over het subsidie omgerekend, een aardig bedrag j
betaald krijgt.
Men moet ons dus niet wijs maken dat het symphonie
orkest een zoo groote cultureele waarde heeft, gezien
het weinige aantal bezoekers en het groote bedrag, dat
de gemeente geeft. Daarom zal spreker met vrijmoedig
heid het voorste] van den heer Weima ondersteunen,
om dit subsidie niet langer te geven.
De heer K. de Boer wil over dit gedeelte zeer weinig
maar toch iets zeggen en daarna ook een ander punt
hier ter sprake brengen. Spreker kan in de eerste plaats
niet begrijpen dat men telken jare op dit onderwerp
terug komt, vooral, nu men het laatste jaar een zoo
verblijdende opleving kan constateeren bij het bezoek
van de concerten van het symphonie-orkest, waar op
het oogenblik alle rangen in de Harmonie bezet zijn.
Zoodat, als men het aantal bezoekers vermenigvuldigt
met het aantal concerten, men tot een bedrag komt per
bezoeker, dat niet zoo groot is. Maar zoo mogen wij de
rekening niet opmaken; wij moeten niet alleen rekening
houden met het aantal bezoekers, maar ook met de
groote algemeene waarde, die in het bezit van een der
gelijk orkest is gelegen.
Spreker wil er op wijzen dat er naar zijn meening
in geen enkele stad van ons land een symphonie-orkest
bestaat, dat kan bestaan. In Amsterdam krijgt het sub
sidie van de gemeente en van de Regeering en in
Groningen wordt dit jaar een buitengewoon hoog sub-
sidie gegeven, belangrijk hooger dan vorige jaren
spreker meent dat het daar op het oogenblik is op
gevoerd tot 45.000.Dat is in meer steden in ons
land het geval en wij zullen, evenals andere steden,
als wij prijs stellen op het bezit van een symphonie
orkest, omdat het zoo'n groote algemeene waarde heeft
en omdat wij ook prijs stellen op het muziekleven, daar
voor moeten offeren.
Nu blijkt uit het stijgend aantal bezoekers dat de
gemeentenaren van Leeuwarden het orkest wel op prijs
weten te stellen en spreker wil er dit aan toevoegen,
an Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 343
Maandag 29 November 1926.
dat hij tot zijn verheuging heeft gehoord van bezoekers,
die een paar jaar het orkest niet hadden gehoord, dat
er een verblijdende vooruitgang is in de uitvoeringen
van het orkest zelf en in de kunstvaardigheid van het
orkest. Ook in dat opzicht gaan wij dus vooruit en des
te minder reden is er dus, ook in dat opzicht, om aan
het bestaan van ons orkest te tornen.
Spreker komt thans tot een ander punt. De heer
Oosterhoff heeft den eersten dag van de begrootings-
vergadering gezegd dat wij in Leeuwarden zoo buiten
gewoon weinig hebben op geestelijk gebied. Onder dat
weinige behoort ook het symphonie-orkest, maar er is
meer, want onder het weinige, dat wij hebben, valt ook
een vereeniging als „Kunst aan Allen" en het pas op
nieuw ontstane „Instituut voor Arbeidersontwikkeling".
Nu doet zich het geval voor dat in 1925 een voorstel
van Burgemeester en Wethouders is aangenomen,
waarin een regeling is getroffen voor een vereeniging
als „Kunst aan Allen" en waarin ten tweede ook ge
noemd zijn: andere vereenigingen, die ongeveer het
zelfde doel beoogen.
Toen wij die zaak in den Raad hebben besproken,
was de bedoeling bij de voorstellers en spreker meent
ook bij Burgemeester en Wethouders en hij zal dat
straks uit het gesprokene op dien dag nader aantoonen
dat, wanneer de uitvoeringen van die vereenigingen
een nadeelig saldo opleverden, dan aan die vereeni
gingen een subsidie kon worden gegeven in verband
met dat nadeelig saldo, maar niet hooger dan het be
drag dat de vereenigingen aan belasting hadden betaald.
Nu heeft „Kunst aan Allen" over verleden jaar een
nadeelig saldo van 1800.en het heeft ook aan be
lasting een bedrag van 1800.zoodat deze vereeni
ging volle recht meende te hebben op een subsidie tot
een bedrag van de betaalde belasting, dus op 1800.—.
Neen, zeggen Burgemeester en Wethouders, die vereeni
ging heeft ook een andere bron van inkomsten, dat zijn
de lidmaatschapsgelden van de leden. Die zijn bij de
inkomsten opgeteld en zoo kwamen Burgemeester en
Wethouders tot de conclusie: die vereeniging kan geen
subsidie ontvangen, omdat over het totaal van de reke
ning geen nadeelig saldo bestaat.
Nu stelt deze vereeniging en ook het „Instituut voor
Arbeidersontwikkeling" zich ten doel de ontwikkeling
van de ingezetenen te bevorderen, o. a. door het geven
van kunstuitvoeringen. Maar als Burgemeester en Wet
houders bij dit hun standpunt blijven, heeft dat ten ge
volge dat die vereeniging haar andere taak van de
volksontwikkeling niet kan uitvoeren, want de cursussen
leveren altijd een nadeelig saldo op en die worden
betaald uit de lidmaatschapsgelden.
Ditzelfde geldt ook voor het „Instituut voor Arbeiders
ontwikkeling"; als daar een nadeelig saldo is op de
muziek- en zanguitvoeringen, zal die vereeniging even
min de betaalde belasting terug krijgen, ergo, worden
ondermijnd in haar bestaan.
Met „Kunst aan Allen" is het al zoo ver, dat deze
vereeniging tengevolge van de heffing van de gemeente
belasting zeer waarschijnlijk met 1 Januari zal moeten
ophouden te bestaan. Haar nadeelig saldo voor dit jaar
is terwijl er nog twee uitvoeringen moeten komen
4056.waaronder is begrepen een bedrag aan be
lasting van 1488.zoodat nog te dekken blijft voor
plaats gehad hebbende uitvoeringen ongeveer 2500.
Als daar nu de lidmaatschapsgelden worden afge
trokken, blijft er nog over een nadeelig saldo van
1547.Waar moet deze vereeniging nu dat nadeelig
saldo uit dekken Omslaan over de leden, wordt er
van dien kant gezegd. Neen, dat kan niet, omdat door
de leden al een zeer belangrijk bedrag aan contributie
wordt betaald. En als die wordt verhoogd, zullen
Burgemeester en Wethouders weer zeggen: de rekening
is zooveel beter, wij kunnen de belasting tóch behouden.
Spreker gelooft dat hier maar één opvatting mogelijk
is en hij roept daarvoor de welwillendheid van het