I oogen zou worden gezien en spreker meent ook dat dit
I liet eenige juiste standpunt is. Hij kan zich voorstellen
I Jat een zoodanige vereeniging over tamelijk veel con
tanten kan beschikken en dat zij toch eenige jaren een
nadeelig saldo op de exploitatierekening heeft. Dat wij
I Jan toch een subsidie zouden geven, daar ziet spreker
I Jet nut niet van in. Hij kan daarom verklaren dat hij de
taak ook ziet, zooals die door Burgemeester en Wet-
houders is uitgelegd.
344 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926.
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926.
college in en die opvatting is deze, dat onder de
exploitatierekening van de vereeniging alleen wordt
verstaan en spreker gelooft dat dit er reeds onder is
verstaan, want anders had hij er indertijd reeds de aan
dacht op gevestigd de rekening van de uitvoeringen.
Spreker wil er op wijzen dat bij de besprekingen, die
op 10 Februari 1925 hebben plaats gehad, door den
heer Beekhuis het volgende is gezegd (bladzijde 47 van
de Handelingen van 1925):
,,De te nemen maatregel is door den heer IJ. de Vries op
uitnemende wijze uiteengezet. Het kan toch niet de bedoeling
zijn dat sommige vereenigingen om een platte uitdrukking
te gebruiken den nekslag krijgen, door de uitgaaf aan be
lasting Wat kan de gemeente dan eenvoudiger en beter
doen dan die belasting terug te geven, ook al weer niet ten
volle, maar alleen ten beloope van het eventueel tekort over
het geheele jaar. Want waar er meerdere uitvoeringen wor
den gegeven"
en daar blijkt ten volle uit dat er alleen aan uitvoe
ringen is gedacht
„zal de eene uitvoering winst kunnen opleveren en de andere
verlies."
Er is bij de besprekingen dus alleen rekening gehou
den met de uitvoeringen en in verband daarmee zou
spreker deze motie willen stellen, tenzij Burgemeester
en Wethouders zonder motie toezegging willen doen
dat zij de exploitatierekening in dezen zin willen op
vatten
„De Raad van de gemeente Leeuwarden;
van oordeel, dat onder exploitatierekening (zie
raadsbesluit van 10 Februari 1925, Handelingen blz.
45) moet v/orden verstaan de rekening van de uit
voeringen;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit hun hou
ding in dezen zin te herzien, met terugwerkende
kracht voor zoover het afgeloopen jaar betreft."
De heer Westra zou naar aanleiding van dit punt ook
enkele dingen willen zeggen en wel in de eerste plaats
iets over het subsidie voor het symphonie-orkest. Spr.
heeft het vorig jaar voor vermindering daarvan ge
stemd, maar hij zal ditmaal zijn stem niet geven aan
algeheele afschaffing van het subsidie. Hij wil er op
wijzen dat voor eenige jaren terug de Raad hier ten
opzichte van dat subsidie een eigenaardig besluit heeft
genomen. Het symphonie-orkest, dat vroeger het ste
delijk orkest heette, was vroeger belast met het geven
van wekelijksche uitvoeringen in den Prinsentuin. Toen
is, met het oog op hel bezoek bij die uitvoeringen, vast
gesteld, dat deze voortaan niet meer zouden worden
gegeven en is het subsidie aan het symphonie-orkest,
als spreker zich wel herinnert, verhoogd met het be
drag, wat voor de uitvoeringen stond op de uitgaven
voor den Prinsentuin, zoodat feitelijk het subsidie is
omhoog gegaan en daartegenover de muziekuitvoerin
gen zijn vervallen. Nu is echter onder volgno. 537 ook
weer uitgetrokken een uitgaaf voor muziekuitvoeringen
in den Prinsentuin, zoodat het bedrag daarvoor nu fei
telijk weer is verhoogd. Spreker zal daartegen geen
bezwaar maken, omdat hij geen muziekkenner en geen
muziekliefhebber is, zoodat hij het nut van deze uitgave
niet kan beoordeelen, maar hij heeft iets anders verno
men, n.l. dat voor het geven van muziekuitvoeringen in
den Prinsentuin het afgeloopen jaar verschillende ver
eenigingen van buiten de stad zijn aangezocht, zooals
een vereeniging te Lemmer, enz., terwijl men hier in
de stad zeer goede muziekkorpsen heeft, als „Looft den
Heer" en „de Lijempf", en deze laatsten hebben te ken
nen gegeven dat zij voor een zeker bedrag graag die
uitvoeringen wilden geven. Deze vereenigingen zijn
echter gepasseerd en daarvoor zijn gekozen vereenigin
gen van buiten de stad. Spreker wil nu vragen of het
niet op den weg ligt van het gemeentebestuur om naast
het symphonie-orkest in den Prinsentuin gebruik te
maken van muziekkorpsen in de stad en die de vergoe
ding uit te keeren in plaats van die te besteden aan
muziekkorpsen, die van buiten de stad moeten komen
en ten opzichte waarvan wij niet geroepen zijn die te
steunen. Spreker meent dat er 2870.is uitgetrokken
voor uitvoeringen in den Prinsentuin en hij meent dat
dit bedrag het best kan worden besteed, door daarvoor
te gebruiken muziekkorpsen, die hier in de stad zijn
gevestigd, mede in verband met een ingekomen adres
j van het muziekkorps „Looft den Heer".
Door den heer De Boer is de opmerking gemaakt dat
„Kunst aan Allen" een tekort heeft geleden op de
exploitatie. Spreker weet niet hoe het is, maar een
kennis heeft hem gezegd dat hij lid was geworden van
„Kunst aan Allen", in de eerste plaats omdat de con
tributie maar een betrekkelijk klein bedrag was en in
de tweede plaats omdat, wanneer hij dit bedrag optelde
bij het bedrag, dat hij voor de uitvoeringen moest be
steden, hij dan belangrijk lager kwam dan het bedrag
dat hij voor verschillende andere uitvoeringen moest
betalen. Ligt daarin nu ook het geheim dat „Kunst aan
Allen" niet uit kan Men wil de schoone kunst aan
het volk brengen, maar men doet het te goedkoop. Als
men de zaak op die wijze zou herzien, zou er misschien
geld overblijven voor de verschillende cursussen, waar
voor echter geen liefhebberij is, maar in elk geval zal
men de zaak op die wijze moeten herzien, want spreker
j gelooft dat dit een van de groote oorzaken is van het
tekort. Spreker zou het 't beste oordeeien, wanneer
Burgemeester en Wethouders hun meening in dezen
handhaven; hij ziet ook niet in dat „Kunst aan Allen"
daarom zal verdwijnen, want hij is van oordeel dat men
zich wel langs een anderen weg inkomsten zal trachten
te verschaffen.
De heer Van der Schoot meent, wat het symphonie-
orkest betreft, straks een toon bij den heer De Boer te
hebben beluisterd dat het bezoek toeneemt. Dat is iets
meer dan het is geweest, spreker geeft dat volkomen
toe, maar hij kan toch niet toegeven dat deze uitgaaf
daarvoor is geoorloofd. De heer De Boer kan daar
misschien meer van profiteeren, hij is misschien muzi
kaler aangelegd dan spreker, maar spreker staat op dit
standpunt dat, als men wil uitgaan, men dan moet uit
gaan uit eigen portenionnaie en niet op kosten der
gemeente.
Wat de tweede kwestie betreft, vindt spreker het,
eerlijk gezegd, eigenaardig, dat men hier spreekt over
het tekort van twee vereenigingen en dat men dit wil
verhalen op de gemeente. Dat zou wel heel gemakkelijk
zijn. Die vereenigingen zullen wel goed werk leveren,
maar zulke zullen er wel meer zijn. Het particulier
initiatief wordt echter op zoo'n manier gedood, wanneer
men, als er tekorten zijn, maar zegt: vraag maar aan
de gemeente. Spreker zou zeggen: laat men het maar
omslaan over de leden.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil hetzelfde
zeggen wat zij verleden jaar ook heeft gezegd, dat zij
voor voortzetting van het subsidie zal stemmen, maar
dat dit ook niet insluit dat zij is voor het voortbestaan
van het orkest. Zij vindt het echter onnoodig dat deze
kwestie hier elk jaar opnieuw wordt aangeroerd, terwijl
de Raad in zijn samenstelling niet is gewijzigd en het
lijkt haar weinig nut te hebben onder die omstandig
heden tegen het subsidie te stemmen. Daarom zal zij
er voor stemmen.
De heer Muller merkt op dat door den heer De Boer
omtrent de exploitatierekening van „Kunst aan Allen"
is gezegd dat het de bedoeling van den Raad niet is
geweest dat bij het geven van subsidie de exploitatie
rekening van de geheele vereeniging onder de oogen
zou worden gezien, maar dat men alleen met de exploi
tatie van de uitvoeringen rekening zou houden.
De eerlijkheid gebiedt te constateeren, dat sprekers
zienswijze ook was dat de exploitatie van de geheele
vereeniging bij het bepalen van het subsidie onder de
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 345
Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926.
i
komen op volgno. 537. Hij heeft daar zoopas niet aan
gedacht
De Voorzitter zou nu eerst volgno. 539 willen af
handelen.
De heer Hooiring vroeg het woord omdat dit volgno.
ook besproken werd en hij daarop ook een antwoord
verwachtte.
De heer Oosterhoff zal over het orkest niet heel veel
zeggen. Hij kan zich volkomen vereenigen met wat de
lieer De Boer heeft gezegd en met wat in de Memorie
van Antwoord is geschreven het lijkt ook hem niet
«ewenscht deze zaak ieder jaar opnieuw hier te be
spreken en daarmee onzekerheid te scheppen voor de
orkestleden. Spreker wil een enkel woord zeggen over J
de andere kwestie, die de heer De Boer heeft besproken.
Zonder dat hij er zich direct aan waagt zich uit te laten
hoe hij daar tegenover staat, wil het spreker toch toe
schijnen dat de weg, waarlangs de heer De Boer zijn
doel wenscht te bereiken, niet de juiste is. Voor hem
komt het er op aan wat het betrokken besluit of de
betrokken verordening inhoudt en hij zou er bijzonder
prijs op stellen dat eens precies te hooren. Wat de
wethouder van Financiën in verband daarmede heeft
gezegd, kan natuurlijk zijn waarde hebben, maar dat
is de wet of de verordening niet en wij hebben ook niet
te maken met wat de voorstellers bedoeld hebben maar
met wat de verordening zegt. Als de bedoeling is dat
de exploitatierekening van de vereeniging niet in haar
geheel in aanmerking moet worden genomen, zou men,
als dat et niet in staat, de verordening moeten wijzigen.
Wij moeten niet de verordening uitleggen, zooals wij
dat op een bepaald oogenblik wenschen, maar wij
moeten haar dan wijzigen, zooals wij haar willen
hebben. Spreker laat zich verder nog niet over de zaak
uit; hij zou zich kunnen voorstellen dat de heer De Boer
een voorstel deed tot wijziging van de verordening en
dat hij daarop prae-advies zou vragen, maar om met
een motie te komen acht spreker niet de aangewezen
weg.
De heer Lautenbach (wethouder) is het met de
Memorie van Antwoord van Burgemeester en Wethou
ders absoluut niet eens. Als daar staat de uitdrukking
dat het vorig jaar met groote meerderheid is besloten
het subsidie voor het orkest te handhaven, beteekent
dat bitter weinig, want voor twee jaar werd met één
stem meerderheid besloten het orkest te handhaven.
Dat argument had men dus niet moeten gebruiken,
maar men bezigt zijn argumenten in den regel zooals
die het geschiktst uitkomen.
Sprekers indruk is altijd geweest dat het harmonie
orkest moest worden doodgedrukt en dat is gelukt,
niettegenstaande breede lagen van de bevolking daarop
zoozeer waren gesteld. Dan zijn de belangen er na
tuurlijk minder mee gemoeid, omdat andere kringen er
anders over denken. Het symphonie-orkest heeft andere
belangen, maar als daarbij niet zooveel begeleiding
was bij uitvoeringen, zou de sympathie ook met zooveel
piocent te verminderen zijn.
Men laat hier nu des Zaterdagsavonds voor een laag
prijsje korpsen van buiten spelen, maar waarom kunnen
onze eigen korpsen als „de Lijempf", „Looft den Heer"
en „Ons Genoegen" en andere dat niet doen
Spreker zal stemmen voor het voorstel om het sym
phonie-orkest te doen verdwijnen, maar hij zou graag
zien dat onze muziekcommissie ook een bedrag beschik
baar wil stellen voor onze koren op de Lange Pijp en,
zegt spreker, neem dat nu maar gerust aan.
De heer Hooiring heeft over het symphonie-orkest
weinig te zeggen, omdat hij in dit subsidie kan mee
gaan, maar hij zou willen vragen even terug te mogen
De Voorzitter: Nu is alleen aan de orde volgno. 539.
De heer Beekhuis (wethouder) meent, nadat de heer
De Boer zijn standpunt inzake het symphonie-orkest
dat ook het standpunt van spreker is, heeft toegelicht,
er toch niet het zwijgen toe te moeten doen en hij kan
dat vooral niet doen, omdat zijn buurman, wethouder
Lautenbach, zelfs als lid van het college nog heeft
gemeend op deze kwestie terug te moeten komen.
Het is, meent spreker, zooals mevrouw Buisman heeft
gezegd, het kan niet anders dan het standpunt van den
Raad zijn dat men niet elk jaar aan een dergelijk in
stituut mag tornen. Wat bereikt men daarmee? Dat men
het orkest, ook als het blijft bestaan, toch ondermijnt,
want hoe is het mogelijk dat de musici behoorlijk zullen
meewerken, wanneer zij altijd het zwaard boven zich
zien hangen dat het orkest zal worden opgeruimd, hoe
zal het dan ooit een goed orkest worden? Dat is, naar
spreker meent, één reden, maar bovendien moest de
Raad uit respect voor zichzelf niet elk jaar weer hierop
terug komen. Spreker begrijpt heel goed dat er enkele
menschen zijn, die zoo tegenover het orkest staan, dat
zij alle middelen bezigen om het orkest in den grond te
werken, maar spreker zegt nogmaals: uit respect voor
de meening van den Raad moest men daar niet telkens
weer een voorstel van maken.
De heer Weima komt steeds met andere argumenten.
Verleden jaar heeft hij zich beroepen op den geringen
toeloop, maar nu het daar goed mee gaat, nu er dit jaar
groote belangstelling voor is, kan het niet om de ge-
meentefinanciën.
Nu heeft de heer Hofstra gezegd dat er weinig be
langstelling is voor de uitvoeringen van het orkest, maar
hij vergist zich ver in de cijfers. Van de laatste drie uit
voeringen van het orkest was het bezoek bij de eerste
736 personen, bij de tweede 750 en bij de derde ver over
de 800, zelfs bijna 900, zoodat de Harmonie daarmee
gevuld was; er waren alleen nog enkele duurdere plaat
sen in de loge over, maar overigens was de geheele zaal
bezet. Wanneer het dus zoo doorgaat, zal men naar een
nog grooter lokaal moeten gaan. Verder hebben de con
certen in den Prinsentuin dit jaar ook heel wat men
schen gelokt, dus dat er weinig belangstelling zou zijn,
is een argument, dat men niet meer gebruiken kan. Het
is mogelijk dat men er andere heeft, maar laat men die
dan eerlijk uitspreken. De heer Weima laat zich hier
altijd kennen als een man, die rond voor zijn meening
uitkomt, welnu, laat hij dat dan nu ook doen; misschien
dat hij meent dat de muziek, die wordt gegeven, zondig
is, maar de argumenten, die de heer Weima nu gebruikt,
gelooft spreker niet dat de ware zijn en over die van
zijn buurman denkt hij precies gelijk.
Spreker wil verder den heer Westra even antwoord
geven de heer Lautenbach heeft daarover ook ge
sproken waarom voor den Prinsentuin niet de korp
sen uit de stad zijn geëngageerd. Dat spijt spreker zelf
ook heel erg, maar hij heeft dit jaar niet met die korpsen
kunnen contracteeren. Het vorig jaar hebben zij zelf de
condities genoemd, nadat zij zich n.l. „de Lijempf",
„Looft den Heer" en „Ons Genoegen" bij spreker
hadden aangemeld en hebben de directeur of de be
stuursleden met hem gecontracteerd over de som, die
zij zelf hadden gevraagd. Dat was verleden jaar, maar
dit jaar hebben zij, na onderlinge samenspreking zooals
spreker heeft begrepen, de prijzen verdubbeld, waar