346 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926 Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. absoluut geen reden voor was. Spreker heeft hun zelf daarnaar gevraagd, maar zij konden geen reden opge ven. Tot zijn eigen spijt heeft spreker toen korpsen van buiten de stad moeten engageeren. Hij heeft zelfs aan de korpsen hier nog een verhooging willen geven van 50 en heeft dat voorgesteld, maar zij hebben daarmee geen genoegen willen nemen. O. a. heeft ook „Looft den Heer" die gelegenheid aangegrepen om, terwijl het vroeger 3 concerten heeft gegeven voor 100.nu daarvoor 300.te vragen. Daar dat niet is gelukt, heeft „Looft den Heer" nu een subsidie van 300. gevraagd, waarvoor hetzelfde zal worden bereikt, n.l. ook 3 concerten De heer IJ. de Vries: Neen 4. De heer Beekhuis (wethouder) meende van 3. Op die manier, met die prijzen, die men vroeg, werd spr. wel gedrongen korpsen buiten de stad te vragen. Hij heeft die veel goedkooper kunnen krijgen, o. a. Holwerd en Workum, die hier hebben gespeeld en dat was goed. Het korps van de Lemmer kostte meer, maar dat is ook een korps, waarmee die van Leeuwarden zich niet ge heel kunnen meten, dat staat boven de korpsen, die in Leeuwarden zijn. Ook de andere waren echter uitste kend en konden heel goede concerten geven. Zooals spreker zegt, was er absoluut geen reden om een verdubbeling te vragen van den prijs, dien de korpsen hier het vorig jaar zelf hebben bedongen. Spr. meent dat wij ons niet moeten laten dwingen. De Voorzitter zou thans eerst in stemming willen brengen het voorstel van den heer Weima, dat luidt als volgt „Ondergeteekende stelt voor bij volgno. 539, sub sidies aan schouwburgen of muziekkorpsen, deze niet te verleenen." Het subsidie aan het symphonie-orkest is alle jaren reeds zoo van alle kanten bekeken, dat men daarover thans wel kan stemmen. Dat lijkt spreker het eenvou- j digste. Het voorstel-Weima wordt met 18 tegen 5 stemmen verworpen. Vóór stemmen de heeren Lautenbach, Posthuma, Weima, Van der Schoot en Hofstra. Tegen stemmen de heeren M. Molenaar, Fransen, Tiemersma, B. Molenaar, K. de Boer, Muller, Hooiring, Visser, Oosterhoff, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren O. F. de Vries, IJ. de Vries, Botke, Beekhuis, Van der Veen, Dijkstra, Westra en Wölcken. De Voorzitter merkt op dat nu nog aan de orde is de de kwestie, welke de heer De Boer ter sprake heeft gebracht, n.l. de wijze van subsidieering van kunstge zelschappen. De heer De Boer heeft een motie inge diend, waarbij Burgemeester en Wethouders worden uit- genoodigd hun houding in dezen zoo te herzien, met terugwerkende kracht over het afgeloopen jaar, dat onder exploitatierekening alleen zal worden verstaan de rekening van de uitvoeringen. Het verschil, dat er is, gaat hierover. De heer De Boer j zegt dat, als de vereeniging, die hier speciaal is ge- i noemd of een andere, door Burgemeester en Wethou ders daarmee gelijk te stellen vereeniging. een uitvoe ring geeft en zij daarop ean nadeelig saldo heeft, die vereeniging dan recht heeft van de gemeente te ontvan gen een subsidie, ten eerste hoogstens ten bedrage van de voor die uitvoering betaalde vermakelijkheidsbelas- ting en ten tweede hoogstens ten bedrage van het na deelig saldo. Zijn er meerdere uitvoeringen gegeven, j dan zal aan het eind van het jaar moeten worden ge keken hoeveel het nadeelig saldo is, dat de uitvoeringen hebben opgeleverd, want de eene uitvoering kan na tuurlijk de andere wel goed maken. Dan zou men dus in totaal moeten opmaken hoe groot het nadeelig saldo was en dan zou een zoodanige vereeniging altijd J volgens den heer De Boer recht hebben op terugbe taling hoogstens van de door de vereeniging betaalde vermakelijkheidsbelasting en ten hoogste ten' bedrage van het nadeelig saldo. Spreker voor zich is er van overtuigd dat dit nooit de bedoeling van den Raad is geweest en hij is er ook van overtuigd dat het voorstel indertijd niet om die reden door den Raad is aangenomen. Spreker gelooft j wel degelijk hij heeft de betrokken vergadering zelf meegemaakt en de heer De Boer ook en de heer Beek huis ook dat de Raad op het standpunt heeft gestaan dat, als een vereeniging een jaar uit kan, zij dan geen recht heeft op terugbetaling van belasting, ook niet, in dien er al eens een uitvoering bij is geweest, die een nadeelig saldo heeft opgeleverd. Dat een vereeniging uit kan, is op verschillende wijzen mogelijk dat kan door de uitvoeringen, maar ook door de contributies komen. Spreker komt zoo bij de vereeniging „Kunst aan Allen" terecht, die buiten hare uitvoeringen, die zij geeft en voorstellingen, die zij laat geven door troepen, die zij hier laat komen, bovendien nog andere dingen doet. Daar kan echter altijd wel verschil over komen, dat wordt een lastig punt; spreker wil er toch op wijzen dat hij er van overtuigd is dat men niet de contributies van een groot deel der leden bestemt voor de uitvoe ringen en de andere contributies in een apart potje doet met bestemming om ontwikkeling aan het volk te brengen. Men wil een aparte exploitatierekening van de uitvoeringen en dan moet daarop de gemeente bijpassen, maar spreker is er van overtuigd dat minstens 70 van de leden contributie betalen, omdat zij daardoor de uitvoeringen mogelijk maken, m. a. w. men zal dus een groot deel van die gelden moeten boeken op de rekening van de uitvoeringen. Spreker is er van overtuigd dat. als men de vereeniging zou splitsen in een vereeniging voor uitvoeringen en een voor algemeene ontwikkeling, men voor de cursussen minstens 70 van de leden zou verliezen en die leden zou behouden voor de uitvoe ringen. De contributies van die leden dienen dus als eerste ontvangst te worden geboekt op de exploitatie van de uitvoeringen. Men moet dus niet zeggen dat die contributie voor de leiders van de cursussen is of dat dit geld een heel aparte of andere bestemming heeft, n.l. het geven van verdere cursussen, enz. spreker gelooft dat men dit niet doen mag. Hij meent dus ten eerste dat verreweg de meeste leden juist ter wille van de uitvoeringen hun contributie betalen, dus om de uit voeringen van „Kunst aan Allen" mogelijk te maken en verder gelooft spreker dat de Raad van het begin at aan dit idee heeft gehad: kan een vereeniging uit door de eene of andere omstandigheid zij zou ook een legaatje kunnen krijgen dan komt zij niet bij de ge meente, maar de gemeente wil niet dat een dergelijke vereeniging op de flesch gaat, doordat zij stedelijke belasting moet betalen. Dat is uitdrukkelijk de stelregel geweest: wij willen niet maken dat een dergelijke ver eeniging teniet gaat als gevolg van het heffen van ver makelijkheidsbelasting en als dat het geval zou zijn, dan zullen wij die belasting terug geven. Indien nu blijkt maar dat is naar sprekers meening een kwestie, die hiernaast staat dat er, volgens de cijfers, die de heer De Boer heeft genoemd, een nadeelig saldo is van ruim 4000.waaronder een bedrag aan belasting van 1488.dan zegt spreker: maar daar voor zijn de contributies van de leden. Juist om de uit voeringen is spreker lid van „Kunst aan Allen" gewor den en verschillende anderen met hem. Het andere doel. dat de vereeniging beoogt, is ook heel mooi, maar het eerste doel is toch om juist kunst aan allen te brengen en niet om ontwikkelingscursussen te geven; vandaar dat de heer De Boer ook spreekt van „kunsf'-subsidies en van „kunst" aan het volk te willen geven. De heer Oosterhoff heeft gevraagd: laat mij de redac tie van liet besluit eens hooren. Die redactie is vrij lang; Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 22 November 1926. 347 Voortzetting der vergadering op Maandag 29 November 1926. luidt, dat is besloten aan alle daar genoemde veree- igingen die spreker er hier wel uit kan laten 'wanneer na afloop van eenig boekjaar dier veree- nigingen, uit de door haar aan Burgemeester en Wet houders overgelegde exploitatie-rekening, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders mocht blijken dat deze over dat boekjaar een nadeelig saldo, uitsluitend voortvloeiende uit de door haar gegeven uitvoeringen, aanwijst hier staat dus dat het nadeelig saldo uitsluitend moet voortvloeien uit de gegeven uitvoeringen; spreker herinnert zich dat daaromtrent bij Burgemeester en Wethouders is besproken: de besturen van de vereeni- jmgen kunnen het wel zoo raar doen, de gemeente heeft op haar handelingen totaal geen invloed, dus het moet rast staan dat het nadeelig saldo voortvloeit uit de ge geven uitvoeringen en andere dingen vallen er niet onder „op haar verzoek, uit de gemeentekas een subsidie te verleenen ten beloope van dat nadeelig saldo, doch niet hooger dan het bedrag van de over dat boekjaar aan de gemeente ten goede gekomen belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden ge heven van door die vereenigingen in dat boekjaar gegeven uitvoeringen" Dus de vermakelijkheidsbelasting van de door een ver eeniging gegeven uitvoeringen kan, op haar verzoek, «orden teruggegeven ten beloope van het nadeelig saido. Men moet dus eerst zien of er een nadeelig saldo is en als dat er is, kan dat nog maar worden terug betaald tot het bedrag, dat de gemeente is ten goede gekomen aan vermakelijkheidsbelasting. Spreker zou zeggen dat Burgemeester en Wethouders bet besluit goed hebben uitgevoerd; naar zijn oordeel is vanaf het eerste oogenblik de uitleg, dien Burge meester en Wethouders er aan geven, ook de bedoeling ervan geweest. Om dergelijke kwesties voortaan te voor komen, zou spr. echter zeggen: laten dergelijke veree nigingen zich in tweeën splitsen, als de Raad niet mee gaat met Burgemeester en Wethouders, want anders zal cr altijd kwestie over blijven of de contributies mogen «orden afgetrokken van het nadeelig saldo. Maar zelfs ai ging de Raad niet met Burgemeester en Wethouders mee, dan is spreker er nog van overtuigd dat die con- iributies niet heelemaal zouden mogen worden afge trokken, omdat een kleiner deel alleen lid is geworden voor de cursussen, een ander deel alleen voor de uit voeringen en weer een ander deel, dat daartusschen staat, om de cursussen te bevorderen en om de uitvoe ringen mogelijk te maken. Men zou dus zeer zeker ook dan nog een bepaald percentage van de contributies op de rekening van de uitvoeringen moeten brengen. Spreker is het met den heer Oosterhoff eens dat, als men iets anders wenscht, men het besluit moet wijzigen. Hij wil er echter op wijzen dat men dan ook voor een andere kwestie zal komen te staan; indien men de zaak anders wil opvatten, zal de gemeente voor heel eigen aardige dingen komen te staan en wel voor deze kwes tie, dat zij dan een vrij groot subsidie moet geven aan vereenigingen, op wier gestie de gemeente absoluut geen zeggenschap heeft. Spreker wil over het beleid van «Kunst aan Allen" niets zeggen, maar of het goed is geweest voor dit saldo dat de vereeniging die opera bier heeft gegeven en of de gemeente dus dat na delig saldo zou moeten bijpassen of dat het mis schien verkeerd is geweest dat die opera is gegeven, zal hij nu maar in het midden laten. Spreker gelooft echter dat die uitvoering ook lang niet uit heeft gekund en hij wil opmerken dat ten opzichte van dergelijke tandelingen de gemeente niets heeft te zeggen. Is het verder ook mogelijk dat het groot nadeelig saldo mede een gevolg is van het feit dat op dit gebied de markt is overvoerd? Weet men het publiek precies 'e geven, wat gegeven moet worden? Als men alle fac toren in de hand wil hebben, die dat beheerschen, dan dient men als centraal lichaam te weten wat de Har monie zal geven en wat die en die zal geven, dan zorgt men dat de markt niet wordt overvoerd en ook daarin heeft de gemeente geen medezeggenschap. Als nu het besluit wordt opgevat, zooals Burgemees ter en Wethouders dat doen en zooals spreker meent dat het goed is, heeft men daarmee dit voor, dat de vereenigingen nog eenigszins geremd worden; als er sleeds een nadeelig saldo is, zal men hier misschien niet de Arnhemsche Orkestvereeniging of het Groningsch or kest laten komen, omdat men het niet kan betalen. Zoo zal ook „Kunst aan Allen" worden geremd, als men het besluit uitlegt, zooals Burgemeester en Wethouders dat doen, maar als men het uitlegt, zooals de heer De Boer wil, dan is er nog wel een rem, maar dan is die ten slotte zoo zwak, dat men de zaak laat loopen en dan weten wij heelemaal niet meer waar de duiten moeten worden gehaald. Daarom lijkt het spreker maar beter de rem te houden zooals Burgemeester en Wethouders meenen dat het besluit moet worden toegepast. Als de contributies werden verdeeld en er geen over voering van de markt zou zijn, zou spreker iets voor den uitleg van den heer De Boer kunnen voelen, maar zoolang dat niet gebeurt, zal hij altijd zijn tegen het systeem van den heer De Boer. Burgemeester en Wet houders zijn dus wel van meening dat zij het besluit goed hebben toegepast en dat de motie van den heer De Boer niet aanneembaar is. De heer K. de Boer meent dat er in des Voorzitters weerlegging van het door hem gesprokene toch een tegenstrijdigheid te ontdekken is. In de eerste plaats heeft de Voorzitter er op gewezen dat zijn meening ook de bedoeling van den Raad zal zijn geweest. Het is op het oogenblik moeilijk dat uit te maken, omdat spreker over de bedoeling van den Raad toen ook een bepaalde meening heeft gehad en het dus toch blijkbaar mogelijk is dit besluit op tweeërlei wijze uit te leggen. Toch wil spreker er op wijzen dat er een tegenstelling is in de weerlegging van den Voorzitter, dat hier n.l. in het be sluit met de woorden zelf gesproken wordt van „de overgelegde exploitatie-rekening", waaruit moet blijken „een nadeelig saldo, uitsluitend voortvloeiende uit de door haar gegeven uitvoeringen". Daar is dus een na drukkelijk verband gelegd tusschen de uitvoeringen en het nadeelig saldo en het subsidie van de gemeente. Nu vindt spreker dit zeer terecht, want hij zou ook niet willen, ook als gewoon raadslid niet en zelfs als pen ningmeester van „Kunst aan Allen" niet, dat de ge meente maar vrijelijk een subsidie gaf voor elk tekort dat zoo'n vereeniging zou maken; dan zou de gemeente eigenlijk het beheer van zoo'n vereeniging met haar verantwoording gaan dekken. Neen, zegt spreker, wij aanvaarden die beide limieten, waarvan de eene is het bedrag der betaalde belasting, terwijl de andere limiet is het nadeelig saldo, voortvloeiende uit de gegeven uit voeringen. Nu wil spreker onmiddellijk erkennen dat in hetgeen de Voorzitter heeft gezegd, hier en daar veel waars zit, maar hij moet opmerken dat dit geen betrekking heeft op het onderhavige punt. Want wat is het geval? De Voorzitter zegt dat, als wij aan de leden van de veree niging de vraag stellen waarom zij lid zijn geworden, 70 van hen zal zeggen: ik ben lid geworden om de uitvoeringen. Maar zoo mogen wij de vraag niet stellen, want in de statuten van „Kunst aan Allen" staat, dat deze vereeniging zich ten doel stelt cursussen te houden op kunstgebied, tentoonstellingen te houden op kunstgebied en uitvoeringen te geven op tooneel- zoowel als muzikaal gebied. En nu heeft de gemeente alleen te doen, wat het subsidie betreft, met de uitvoe ringen op het laatstgenoemde terrein; de nadeelige saldi van cursussen en tentoonstellingen moeten worden ge dekt uit de inkomsten van die tentoonstellingen en uit de contributies, daar is geen ander middel voor te vinden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1926 | | pagina 71