362 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
beeld niet te moeten overnemen, ten eerste met het oog
op het zeer groote verschil in kosten der beide plannen,
en vervolgens vooral, omdat de thans ondervonden
bezwaren bij uitvoering van eerstgenoemd plan alles
zins afdoende kunnen worden ondervangen.
Onder deze omstandigheden moet o. i. aan plan a de
voorkeur worden gegeven.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging
ons te machtigen over te gaan tot draineering van de
Noorderbegraafplaats overeenkomstig het plan, bedoeld
onder a van het rapport van den Directeur der Ge
meentewerken van 23 Augustus 1926 no. 1116, en hier
voor een bedrag van 42.000.beschikbaar te stellen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muiier zal hier niet veel van zeggen, maar
wou naar aanleiding van deze kwestie in de allereerste
plaats toch graag een paar woorden zeggen.
Het is bekend dat het in de begrootingsvergadering
van 1923 is geweest, dat een voorstel van spreker is
aangenomen om een onderzoek in te stellen naar den
toestand op de begraafplaats en nu moet hem toch dit
van het hart: dat de parlementaire molen over het
algemeen langzaam maalt, is een feit, maar dat die in
dit geval zeer langzaam heeft gemalen, is zeer zeker
ook een feit. Wanneer wij weten dat in 1923 sprekers
voorstel is aangenomen en wij zien dat in het voorjaar
van 1925 pas een onderzoek wordt ingesteld, dus 15
maanden later, dan moeten wij toch zeggen dat de voort
varendheid ten opzichte hiervan niet zoo groot is
geweest.
Echter, wij hebben nu de verschillende proeven voor
ons en wij weten meteen wat Burgemeester en Wet
houders voorstellen om door den Raad te zien worden
aangenomen. Spreker gelooft dat hij over de verschil
lende plannen niet veel zal zeggen. Het duurste zal z. i.
voor de gemeente het beste wezen, om reden het voor
de gemeente het goedkoopste is. Spreker zal er niet
meer van zeggen, omdat een van zijn partijgenooten
aanstonds aan de hand van cijfers de zaak zal toelichten.
Maar dit wil hij er persoonlijk nog wel van zeggen dat,
als wij het voorstel van Burgemeester en Wethouders
zouden aanvaarden, wij minstens over 10 jaar al een
nieuwe begraafplaats zouden moeten hebben al was
het dus alleen maar daarom, dan zou het voordeeliger
zijn plan c te laten uitvoeren.
Op grond van die feiten is het, dat spreker in over
weging geeft het voorstel van Burgemeester en Wet
houders niet te aanvaarden, maar wèl te aanvaarden
het voorstel, dat door de commissie voor Openbare
Werken is naar voren gebracht, n.l. plan c.
De heer O. F. de Vries merkt op, dat in de beschou
wingen, die bij dit voorstel zijn overgelegd, de volgende
zin staat
„Bij de beschouwing van de verschillende voor
stellen hebben wij ons op het standpunt gesteld, dat
de klachten over de begraafplaats uitsluitend voort
vloeien uit den last, door het water daarop veroor
zaakt."
Spreker gelooft dat dit standpunt door den geheelen
Raad kan worden onderschreven, maar hij is van oor
deel dat naast de kwaal, die de begraafplaats heeft met
betrekking tot het water, daaraan nog andere gebreken
kleven. Deze leiden wel niet direct tot klachten, maar
spreker gelooft dat zij wèl de oorzaak zijn dat de be
graafplaats de gemeente duur zal komen te staan.
Wat is het geval In het oorspronkelijk plan was
opgenomen dat de begraafplaats zooveel met zand zou
worden opgehoogd, dat het mogelijk zou zijn dat daarop
twee diep zou kunnen worden begraven. Zooals de
toestand op het oogenblik is, afgezien van het water,
dat in het zand voorkomt, kan dat niet gebeuren, maar
kan slechts één diep worden begraven. Hieruit volgt
van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1926.
direct dat het aantal begravingen, zooals het nu is, aan
merkelijk minder zal zijn dan bij de exploitatie-opzet,
zooals die oorspronkelijk is geweest. Het gevolg zal dus
zijn dat er een groot aantal minder begravingen zullen
plaats hebben, wat voor de gemeente beteekent een
aanmerkelijk minder bedrag aan inkomsten. Men kan
gerust aannemen dat, als de toestand blijft, zooals die
op het oogenblik is, d. w. z. zooals de zandlaag is, de
duur van deze begraafplaats 10 jaar korter zal zijn dan
oorspronkelijk is geraamd en dat zal natuurlijk in de
baten een enorm verschil, dus een grooter tekort op
leveren.
Deze overwegingen en dit inzicht, aldus spreker, heb
ben in de Commissie voor Openbare Werken ons er toe
geleid, toen daar het eerste voorstel van den directeur
van Gemeentewerken aan de orde kwam, 't welk alleen
inhield een algeheele drainage van de begraafplaats,
waarvan de kosten zouden zijn 42.000.Burgemees
ter en Wethouders in overweging te geven een overzicht
te doen maken van de kosten van drainage en ophoo
ging van het gedeelte, dat in gebruik is en wel een zoo
danige ophooging, dat daar twee hoog zou kunnen wor
den begraven. Want er werd ons bij het voorstel uit
drukkelijk meegedeeld, dat bij de tegenwoordige zand-
hoogte slechts één diep kon worden begraven.
Dat overzicht is ons verstrekt en daarin heeft de di
recteur van Gemeentewerken een viertal plannen uitge
werkt. Plan o, het eerste plan, omvat enkel algeheele
drainage van de begraafplaats, kosten 42.000.—in
plan b is opgenomen algeheele drainage en ophooging
van het achterste gedeelte, dat nu nog niet in gebruik
is, kosten 14.000.meer; plan c omvat ophooging
van het in gebruik zijnde gedeelte plus algeheele drai
nage, kosten 125.000.en plan d een totale ophoo
ging over de geheele oppervlakte plus algeheele drai
nage, kosten 150.000.
Nu kunnen de plannen b en d naar sprekers meening
buiten beschouwing blijven; waar daarin zit een ophoo
ging van het achterste gedeelte en dit gedeelte de eerste
jaren nog niet noodig is, zou het geld, dat daaraan werd
besteed, de eerste jaren zoo goed als renteloos zijn en
is het dus niet noodig dat op het oogenblik reeds in de
begraafplaats te steken. Spreker dunkt dus dat het hier
gaat tusschen de plannen a en c.
Plan a is algeheele drainage van de begraafplaats,
kosten 42.000.Volgens het advies van den direc
teur van Gemeentewerken kan dan slechts één diep
worden begraven en zal volgens zijn berekening dit ge
deelte vol zijn over 10 jaar, dus in 1936. Wordt evenwel
dit gedeelte opgehoogd, zoodat daarin twee diep kan
worden begraven, dan zal dat gedeelte niet vol zijn in
1936, maar zal daarin tot 1944 kunnen worden begra
ven. Nu staat in het voorstel van den directeur een be
rekening, dat van 1936 tot 1944 ongeveer zullen plaats
hebben 3250 begravingen. De opbrengst dezer graven
zal, volgens een heel matige berekening n.l. als men
a! die graven stelt op den prijs der 4e of laagste klasse,
die, naar spreker meent, 20.is, terwijl er toch ook
prijzen zijn van 200.— en 300.zijn 65.000.—.
Die opbrengst krijgt men niet als men niet tot ophoo
ging van het in gebruik zijnde gedeelte overgaat, maar
wèl als die ophooging wel wordt uitgevoerd.
Nu stemt spreker toe dat de kosten van ophooging
van dit gedeelte zijn 83.000.—, dus dat, als men de
cijfers 65.000.en 83.000.tegenover elkaar stelt,
men toch tot de conclusie zou komen, dat men niet zou
moeten ophoogen. Maar er moeten hierbij nog andere
factoren in aanmerking worden genomen. Als wij enkel
plan a, dus algeheele drainage, uitvoeren, dan zal in
1936 ook het achterste gedeelte van de begraafplaats
in gebruik moeten worden genomen, wat beteekent, dat
daarin dan een kapitaal van 14.000.zal moeten
worden gestoken, terwijl bij ophooging van het eerste
deel daartoe pas in 1944 behoeft te worden overgegaan.
Bovendien is het toch voor ieder duidelijk dat, als wij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 December 1926.
363
niet tot ophooging van het eerste deel overgaan en wij
jaar dus één diep kunnen begraven, de duur van het
bootste deel van de begraafplaats ongetwijfeld min
stens 10 jaar korter zal zijn, waardoor dan ook de
totaal-opbrengst van de begravingen aanzienlijk minder
zal zijn. Spreker heeft daarvan een berekening opgezet
„het is natuurlijk een schatting en omdat dit het vei
ligst is, heeft hij die zoo laag mogelijk gehouden en
/smen nu aanneemt dat de begraafplaats 10 jaar eerder
zou zijn afgeloopen en men rekent op een aantal begra
vingen van 350 per jaar dit zijn ook cijfers uit het
staatje, dat door den directeur is overgelegd; het aantal
sterfgevallen per jaar, dat hij noemt, is aanmerkelijk
hooger dan zou een mindere duur van de begraaf
plaats van 10 jaar voor de gemeente beteekenen een
mindere opbrengst van 10 X 350 X 20-
70.000.Als men dus deze bedragen van 65.000.
en 70.000.naast elkaar stelt, moet men tot de con
clusie komen dat het in elk geval wèl voordeeliger is
plan c uit te voeren dan plan a alleen.
Om deze reden kan spreker ook namens zijn fractie
zeggen dat deze van plan is, omdat plan c voordeeliger
is dan plan a, een voorstel in te dienen om over te gaan
tot uitvoering van plan c, zooals dat door den directeur
in zijn rapport is uiteengezet en wat inhoudt algeheele
drainage, waarvan de kosten zijn 42.000.plus op
hooging, zoodat daarin twee diep zal kunnen worden
begraven, van het nu reeds in gebruik zijnde gedeelte,
wat zal moeten kosten 83.000.
De heer Van der Schoot: Mijnheer de Voorzitter. Ik
wil beginnen met Burgemeester en Wethouders dank
te brengen voor het plan betreffende verbetering van de
Noorderbegraafplaats. Evenwel meen ik er aan te moe
ten toevoegen, dat ik tot heden geen overtuiging heb
kunnen vinden, dat Uwe voorstellen afdoende verbe
tering zullen brengen ik hoop alsnog vandaag vol
doende overtuiging te zullen krijgen.
Ik meen dat Uwe plannen omvatten het aanbrengen
van 6 drainages en toen ik ter plaatse den toestand heb
opgenomen, bleek mij, dat de draineering om de drie
grafbeddingen of om de 24 M. zullen worden aan
gebracht, zoodat over 12 M. breedte het water naar
de draineering zal moeten afvloeien; ik vrees evenwel
dat deze afstand onderling te groot is, vandaar dat de
vraag bij mij opkwam: zijn Burgemeester en Wethou
ders wel overtuigd dat het water over bedoelde breedte
afvloeit? Zeer gaarne zoude ik daarvan overtuigd wor
den. Verder zou ik willen vragen: op welke wijze zijn
Burgemeester en Wethouders tot die overtuiging ge
komen.
Tot heden wil het mij voorkomen en ik wensch
het hier naar voren te brengen, dat ik van die gedachte
ben dat de onderlinge afstand (van 24 M.) der
draineering te groot is en het mij beter voorkomt, al
vorens het plan in zijn geheel uit te voeren, zich enkel
te bepalen bij de Westelijke helft der begraafplaats en
aldaar in plaats van om de drie grafbeddingen om de
twee (of om de 16 M.) een draineering aan te bren
gen, zoodat het water dan ook maar over een breedte
van 8 M. behoeft af te vloeien.
Ik weet wel dat daardoor de uitgaven aan draineering
met i/3 verhoogd worden ik zou evenwel voor deze
meerdere uitgaven niet terugdeinzen, als men daardoor
de verzekering krijgt dat het water afdoende zal af
vloeien.
Indien men zich bepaalde bij de Westelijke helft,
heeft men dit voordeel, dat de practijk ons leerde of de
aangebrachte verbetering afdoende is, want men moet
wel inzien dat, indien op dit gedeelte drie draineeringen
onvoldoende blijken te zijn, vooral in het natte jaarge
tijde, men alsdan niet anders kan dan er opnieuw weer
oen draineering tusschen in te brengen, zoodat men
opnieuw voor dezelfde uitgaven komt te staan en bo
vendien het vertrouwen opnieuw weer geschokt wordt
in het doen begraven op deze begraafplaats, terwijl de
uitgaven weer verhoogd worden.
Ik wil Burgemeester en Wethouders voorstellen te
besluiten, op grond van de bezwaren door mij aange
bracht en het niet zeker zijn van het gelukken van
hunne plannen om die plannen in zooverre te wijzigen,
dat men zich dit voorjaar alleen bij de Westelijke helft
bepaalt en aldaar geen drie doch vijf draineeringen
worden aangebracht en verder in de practijk af te
wachten of zulks de juiste verbetering heeft gebracht.
Verder kwam de vraag bij mij op: kan er na drainee
ring op 2 diep begraven worden, zonder meerdere op
hooging dan tot heden aangebracht ik meen van
30 a 40 cM., of is het de bedoeling om in het vervolg
op 1 diep te begraven? In dit geval zal men den prijs
der graven ook moeten verlagen, daar de betrokkenen
alsdan in plaats van één, twee grafruimten noodig heb
ben; bovendien zal de begraafplaats dan veel korter in
gebruik kunnen zijn.
Is de hoogte na de ophooging van 30 a 40 cM. vol
doende, om volgens de Begrafeniswet op 2 diep te be
graven; heeft men daarvoor 1.95 M. beschikbaar boven
een waterstand van 50 a 60 cM. boven Friesch Zo-
merpeil? Eerste vereischte is, dat men dus over een
hoogte van minstens 2.45 M. boven Friesch Zomerpeil
te beschikken heeft. Een graf op 2 diep eischt 1.95 M.
diepte, te weten: voor 2 kisten 1 Meter, een tusschen-
laag van 30 cM. en een deklaag van 65 cM. Als nu de
bodem der onderste kist staat op een hoogte van 40 cM.
boven Friesch Zomerpeil, zal de bovenkant der begraaf
plaats 1.95 M. en 40 cM. is 2.35 M. boven Friesch
Zomerpeil moeten worden. Ik vermeen dat ongeveer het
midden der begraafplaats daaraan voldoet, doch dat
deze overigens ongeveer 50 cM. zal moeten worden op
gehoogd, hier iets meer, daar iets minder, al naar de
begraafplaats volgens den waterstand ligt. Waar naar
mijn meening, mijnheer de Voorzitter, blijkt, dat de
grond der begraafplaats zeer slecht water doorlaat,
meen ik dat meerdere draineeringen meerdere garantie
geven voor afvloeiing en die dus zekere kans zullen
geven dat het plan zal slagen. Hieromtrent zijn door
mij inlichtingen ingewonnen bij deskundigen, zeer ter
zake kundig wat grondwerk betreft, wat als 't ware een
apart vak is. Er werd mij gezegd dat de afstanden der
draineeringen, zooals die nu zijn aangegeven, te groot
zijn. Deze adviezen geven mij dan ook aanleiding voor
te stellen de afstanden tusschen de draineeringen te ver
kleinen en eerst het Westelijk gedeelte der begraaf
plaats te verbeteren, daar men dan absoluut weet of de
verbetering, alsboven aangegeven, is geslaagd. Naar ik
vermeen, zal dit zonder bezwaren kunnen gebeuren,
daar dit gedeelte geruimen tijd in de behoeften zal
voorzien en is deze uitvoering voor de gemeente ook de
minst bezwaarlijke, doordat men de uitgaven, hiervoor
benoodigd, over meerdere jaren zal kunnen verdeelen,
terwijl dit eveneens van toepassing is, wat de werkver
ruiming betreft.
Mijnheer de Voorzitter, ik heb mij hierbij niet willen
begeven op financieel gebied, doch ik heb de zaak be
schouwd uit dit oogpunt, dat de meest mogelijke zeker-
hied zal worden verkregen dat 't geld, hiervoor uitge
trokken, beslist aan het doel zal beantwoorden. Bij
uitvoering van dit door mij geopperde plan zou tevens
door het weglaten van verschillende paden meerdere
grafruimte worden verkregen.
Ik geloof, mijnheer de Voorzitter, dat voor de hierbij
betrokken autoriteiten in mijn voorstel ook meer bevre
diging zal liggen, daar ook zij in deze pijnlijke zaak de
meest mogelijke garantie zullen willen trachten te be
reiken. En daar gaat het om: na hoor en wederhoor 't
meest zekerheidsgevend besluit te nemen. Mocht ik
evenwel, mijnheer de Voorzitter, overtuigd worden dat
het voorstel van Burgemeester en Wethouders alle ga
rantie geeft dat mislukking in dezen is uitgesloten, dan
zal ik daar in meegaan; kan 't mij niet bevredigen, dan
zal ik mijn aangegeven voorstel indienen.