374 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
de bezwaren, die hij tegen dit voorstel heeft, hier ont
wikkelen in de hoop een antwoord te krijgen op wat
hij naar voren brengt.
In de eerste plaats wil spreker er op wijzen dat het
college van Burgemeester en Wethouders naar voren
komt met deze bewering
„De vroegere gasmeester genoot dan ook boven
zijn vaste tractement jaarlijks een vrij belangrijk
bedrag als vergoeding voor overuren."
Als hij nu ziet het voorstel van Burgemeester en Wet
houders, om een salarisverhooging te geven van ƒ400.
per jaar, dan komt hij tot deze conclusie, dat er een
aanmerkelijk aantal overuren werden gemaakt door den
vroegeren gasmeester, maar dat, afgedacht van de
vraag of men meent dat inderdaad de overuren, die
moeten worden gemaakt door den gasmeester, eigenlijk
ten gunste van de gemeente moeten komen en afgedacht
ook van de kwestie of het gewenscht is dat er overuren
worden gemaakt, dit voorstel van Burgemeester en
Wethouders, zooals het hier ligt, behelst, dat men dit
salaris zal geven boven het nu vastgestelde tractement,
als vergoeding voor de overuren.
Spreker vindt daarin nu iets eigenaardigs en zijn
viaag is dan ook: wordt ook de gasmeester niet be
schermd door de Arbeidswet? Practisch zal het dan zoo
wezen dat, als hij straks een vast salaris geniet, hij
zich dan, als hij 48 uren heeft gewerkt, even goed kan
beroepen op de Arbeidswet als ieder ander en dat hij
dan ook even min als een ander een uur meer behoeft
te werken. En als er dan eens stagnatie in het bedrijf
is en het is noodig, dat hij langer dan zooveel uren per
dag werkt, dan zal hij volle vrijheid hebben om daar
voor op andere dagen vrij te nemen.
Daarom zou spreker graag van Burgemeester en Wet
houders willen vernemen: ziet men die 400.als
tegemoetkoming aan den gasmeester voor de uren, die
hij straks meer voor de gemeente zal werken Het wil
spreker voorkomen dat dit zoo niet moet worden ge
regeld en hij zou liever eerst het advies willen hebben
van de commissie voor Georganieerd Overleg incluis
dat van de commissie voor de Lichtfabrieken.
De heer Weiina zou zich met dit voorstel wel kunnen
vereenigen; hij gelooft wel dat het juist is dat dit salaris
moet worden herzien. Hij kan niet onmiddellijk meegaan
met het idee van den heer De Vries, hoewel het best
mogelijk is dat een verhooging van 400.te weinig
is. Toch, zooals de zaak nu staat, zal spreker zich tegen
het voorstel van Burgemeester en Wethouders verklaren,
omdat hij daarin een gevaar ziet. Spreker herinnert
zich nog dat in de commissie voor de Reiniging ook een
dergelijke zaak is besproken, waarbij het hem toen
voorkwam dat een van de ambtenaren aan dien tak van
dienst, gezien den toestand daar, te weinig salaris
genoot, maar toen is hem daar door een ander lid mede-
deeling gedaan dat het niet verstandig was daar wijzi
ging in te brengen, want en dat heeft spreker toen
ook gevoeld dan zouden er straks meerderen kunnen
komen. Het is toch zeer de vraag of er niet meerderen
zijn, die noodzakelijk een salarisverhooging moeten
hebben en daarom zit voor spreker in een dergelijke
wijziging, als hier wordt voorgesteld, een groot gevaar.
Er is toen ook in de vergadering van de commissie voor
de Reiniging door hetzelfde lid, den heer Westra, ge
zegd, dat reeds in den vorigen Raad ter sprake is ge
weest een commissie te benoemen, die over de geheele
linie de salarissen zou bezien, maar dat dit niet is
gebeurd, m. a. w. dat de Raad die salariscommissie
niet heeft gewild Op ontkennende opmerkingen
en bewegingen, die er gemaakt worden zegt spreker
dat de heer Westra het hem dan verkeerd heeft
gezegd
De heer Muller: Die commissie is er geweest.
van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1926.
De heer Weima wil dat dan wel loslaten, maar het
lijkt hem toch toe dat het nu wel tijd is om een derge
lijke commissie in het leven te roepen om de salarissen
te bezien, over de geheele linie. Als men dien kant uit
wil, wil spreker wel beginnen met voor dit voorstel te
stemmen, want dat is dan een toezegging dat men mis
schien ook andere salarissen, die niet juist zijn, zal
herstellen.
De heer Van der Schoot zegt dat de aanbieding van
deze wijziging der Salarisverordening hem een klein
beetje onverwacht kwam; hij had gedacht dat deze zaak
met de commissie voor de Lichtbedrijven zou zijn be
sproken voor zij in den Raad kwam.
Hier wordt gevraagd een salarisverhooging, betrek
kelijk wijl er aan den vroegeren gasmeester veel over
uren werden uitbetaald. Nu wil spr. vragen of, wanneer
op dit voorgestelde salaris iemand wordt benoemd, men
dan is gegarandeerd, dat al hetgeen door hem wordt
gepresteerd in zijn diensttijd, absoluut in het salaris zal
zijn begrepen, m. a. w. of die man dan nooit of nimmer
aanspraak zal kunnen maken op uitbetaling van over
uren. Is dat het geval niet, dan zou spreker huiverig zijn
hier voor te stemmen, omdat hij er dan in ziet dat, wan
neer meer wordt gepresteerd, het van den betrokken
persoon zal alhangen of overuren zullen moeten worden
betaald. Spreker zou de zaak eerst liever naar de com
missie voor de Lichtbedrijven verwijzen.
De heer Westra is even terzijde in dit debat betrokken
en zou daarom op dat onderdeel van deze behandeling
willen terugkomen. De heer Weima zegt: ik heb het den
heer Westra gevraagd, maar deze heeft mij dan ver
keerd ingelicht.
Spreker meende echter dat de bedoeling van de vraag
van den heer Weima was of hier indertijd een technische
salarisherziening aan de orde is geweest en daarop
heeft hij geantwoord, dat die voor eenige jaren terug
door den Raad is geweigerd. Dat was sprekers bedoe
ling en andere inlichtingen kon hij niet verstrekken,
aangezien hier een vaste commissie voor Georganiseerd
Overleg is. Die commissie heeft indertijd uit haar midden
een sub-commissie benoemd en het was de technische
herziening van deze sub-commissie, die indertijd door
den Raad is verworpen.
De heer Hooiring heeft ook met eenige verwondering
kennis genomen van dezen raadsbrief en kan zich vol
komen aansluiten bij het voorstel van den heer Muller,
om deze zaak alsnog in handen te stellen van de com
missie voor Georganiseerd Overleg.
Naar aanleiding van dezen raadsbrief zou spreker ook
deze vraag willen stellen: waar Burgemeester en Wet
houders schrijven dat de verhooging van het salaris
meer gaat omdat de vroegere gasmeester een groot
aantal overuren maakte, is het daar de bedoeling dat,
als deze salarisgrens is vastgesteld, de nieuwe gas
meester tevens zal worden verplicht dit aantal overuren
te maken Spreker zou zich daartegen dan moeten
verzetten.
Dan trekt het sprekers aandacht bij deze partieele
wijziging dat het vermoedelijk in de bedoeling van
Burgemeester en Wethouders ligt om iemand te be
noemen van buiten de gemeente. Spreker stelt zich de
vraag: is er onder het personeel niet iemand te vinden,
die de capaciteiten bezit om als gasmeester op te treden?
Spreker kan het niet beoordeelen, hij stelt de vraag maar.
De heer Lautenbach (wethouder) merkt op, dat de
heer Muller het voorstel heeft gedaan om deze zaak te
zenden naar de commissie voor Georganiseerd Overleg.
In gewone omstandigheden zou dat voorstel natuurlijk
glad overbodig zijn geweest, want dan was de zaak
daar naar toe gegaan, maar de zaak is deze. De direc
teur van de Lichtfabrieken is buitengewoon om een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 21 December 1926. 375
gasmeester verlegen hij heeft een oproep gedaan,
waarop 116 sollicitanten zijn gekomen; daaruit zijn 22
aezocht, die naar zijn oordeel het meest geschikt waren,
van deze zijn informaties ingewonnen en eindelijk heeft
de directeur de aandacht gevestigd op een 3-tal per
sonen, die zijn bezocht. Er is op die manier heel wat
djd verloren gegaan voor de zaak zoover is gekomen
a|s zij thans is.
Nu heeft het college in de gegeven omstandigheden
oemeend gebruik te moeten maken van de clausule,
voorkomende in artikel 1 van de verordening op het
Georganiseerd Overleg, dat deze commissie moet
worden gehoord, behalve in spoedeischende gevallen;
I als er ooit een spoedeischende zaak is geweest, dan is
het zeker deze, want er is zoo hard mogelijk gewerkt
om een nieuwen gasmeester te krijgen.
De heer IJ. de Vries is van oordeel dat, waar een
technisch ambtenaar 3000.— of meer verdient, een
zoo verantwoordelijke betrekking als die van gasmees
ter hier is afgeschilderd, veel te laag wordt betaald.
Spreker denkt echter dat de heer De Vries over het
hoofd heeft gezien dat de gasmeester ook heeft vrij
wonen, vuur en licht
De heer IJ- de Vries: Dat staat hier niet in.
De heer Lautenbach (wethouder) Dat staat
er wèl in
„Volgens genoemde verordening bedraagt de jaar-
wedde van den gasmeester 2000.tot 2500.
benevens vrije woning (nabij het terrein der gas
fabriek) met vuur en licht."
Indien men nu vrij vuur, licht en woning die niet
op een zoo bijzonder aanlokkelijke plaats staat en die
spreker dus maar niet zoo bijzonder hoog zal taxeeren
stelt op 400.wat niet overdreven is, dan is de
heer De Vries volkomen tevreden gesteld, want dan
staat de gasmeester op dezelfde lijn als de technische
ambtenaren.
De heer Hofstra heeft het bezwaar dat de zaak niet
in de commissie voor de Lichtfabrieken en niet in de
commissie voor Georganiseerd Overleg is geweest.
Spreker kan tegenover hem hetzelfde antwoord her
halen, wat hij den heer Muller heeft gegeven, dat diens
voorstel in andere gevallen glad overbodig zou zijn
geweest, maar dat de drang van de omstandigheden
tot deze wijze van handelen hebben genoodzaakt.
De heer Hofstra heeft ook de opmerking gemaakt of
men door het laten maken van overuren door den gas
meester eigenlijk niet in conflict zou komen met de Ar
beidswet. Spreker heeft zich daar niet zoozeer van
kunnen vergewissen, omdat men dat tot nog toe met
den heer Schalkwijk nooit heeft gehad; bij hem is nim
mer conflict geweest met de Arbeidswet. Indien er
echter zoo'n karwei onder handen zou worden geno
men, dat het aantal uren van den gasmeester belangrijk
zou worden vermeerderd, zou men dat noodgedwongen
een ander moeten laten doen of zou men ontheffing
moeten vragen voor den tijd, dien met het karwei onder
handen zou hebben.
De heer Weima vreest dat deze partieele herziening
en wel naar aanleiding van gehouden besprekingen
in de sectievergadering ons ook parten zal spelen ten
opzichte van andere ambtenaren. Dat dit absoluut on
mogelijk is, wil spreker niet beweren, maar men moet
niet uit het oog verliezen, dat de eenige deskundige in
dezen, de directeur van de Lichtfabrieken, van oordeel
is, dat wij een eerste klas man hiervoor moeten hebben
en dat het absoluut noodig is dit salaris daarvoor te
betalen. Het is wel eigenaardig, dat een dag na het
overlijden van den heer Schalkwijk een collega van den
directeur, die tegelijk met spreker bij den directeur op
't kantoor was, zei als U voor 500.meer iemand
krijgt als Schalkwijk, feliciteer ik U, maar dat gelukt U
niet. Dat was dus iemand, die hier naast stond en die,
voordat er werd gesolliciteerd, al van oordeel was, dat
het salaris noodzakelijk moest worden verhoogd.
De heer Van der Schoot heeft het bezwaar, dat de
commissie voor de Lichtbedrijven niet is gehoord, maar
indien dat wel was gebeurd had er niet met zooveel
spoed kunnen worden gewerkt. Eigenlijk gezegd had
men hier van middag eerder een loftuiting mogen
houden over het vlugge werken van den directeur en
het vlugge verschijnen van dezen raadsbrief; de woorden
van critiek zijn hier geheel misplaatst. De bedoeling
is verder ook dat vlak na afloop van deze raadsver
gadering de commissie voor de Lichtfabrieken even zal
bijeenkomen om te adviseeren welke van de 3 sollici
tanten, die de directeur heeft uitgezocht, zij het meest
geschikt acht.
De heer Hooiring heeft in zooverre een lastige vraag
gedaan, dat spreker niet voor zijn rekening zou willen
nemen zoo goed kan hij het werk van den gasmeester
niet beoordeelen te durven zeggen dat er onder de
tegenwoordige ambtenaren en werklieden geen ge
schikte man is te vinden, die dit werk zou kunnen doen;
spreker wil liever zeggen dat dit het voorstel is van
den directeur, die meent dat wij één van de 3 door hem
uitgezochte sollicitanten moeten hebben. En van die
3 is toevallig niet een in dienst van de gemeente.
De heer Muller zegt dat het wel blijkt dat het voor
den Raad niet zoo gemakkelijk is om over een dergelijke
kwestie zoo maar rauwelings te beslissen; dat blijkt al
uit het feit dat verschillende leden van den Raad een
andere opinie hebben ten opzichte van deze kwestie,
dat er verschil van meening bestaat hoe groot het salaris
moet zijn en of dit inderdaad verhoogd moet worden,
ja dan neen. Op grond van dat feit alleen zou het al
van belang wezen dat het advies van de commissie
voor Georganiseerd Overleg kon worden overgelegd.
Nu zegt de heer Lautenbach dat de Raad in plaats
van critiek te geven, reden heeft om zeer welwillend
tegenover het college te staan ten opzichte van deze
kwestie; spreker is echter zoo vrij dat te betwijfelen,
want de heer Lautenbach zegt daarnaast dat, toen de
heer Schalkwijk pas v/as overleden, al door onzen en
een anderen directeur is gesproken over het feit, dat
het salaris te weinig was en dat voor dit salaris zeker
nooit een goede gasmeester zou zijn te krijgen. Waar
de wethouder van de Bedrijven bij dat gesprek was,
was er voor hem dus alle aanleiding om direct het
oordeel van het Georganiseerd Overleg in te roepen en
daar te vragen: is dat inderdaad juist en als het oordeel
van den directeur juist is, moet er dan ook wat bij
De wethouder heeft dat niet gedaan, maar heeft eerst
een aantal sollicitanten laten oproepen; men heeft daar
een bepaald aantal uitgezocht en toen een 3-tal op
gemaakt en toen men dat had, is men tot de ontdekking
gekomen, dat boven het thans vastgestelde loon de
belooning voor de overuren moest worden omgezet in
vast loon.
Waar de zaken zoo staan, lijkt het spreker alleszins
rationeel, dat deze kwestie eerst in het Georganiseerd
Overleg komt, dat daar de zaak eerst wordt besproken
en het advies van die commissie aan den Raad wordt
overgelegd. Wij hebben nu nog 3 weken voor de eerst
volgende raadszitting wordt gehouden en het is naar
sprekers meening absoluut niet van belang ontbloot dat
wij eerst dat advies krijgen. Hij doet bij dezen dan ook
nogmaals het voorstel deze zaak tot 11 Januari aan te
houden en eerst daarover het advies van de commissie
voor Georganiseerd Overleg te vragen.
De Voorzitter zou thans eerst het voorstel-Muller in
behandeling willen nemen. Wordt dit aangenomen, dan
behoeft men thans over het voorstel van Burgemeester
en Wethouders niet meer te discussieeren.
Spreker vraagt of nog een van de leden het woord
wenscht over het voorstel-Muller.