2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1927. Dat spreker in de vergadering van 21 December over deze kwestie niet heeft gesproken, was omdat hij net 10 of 12 dagen ongesteld was geweest en omdat hij in die vergadering, die hij gaarne wilde bijwonen, omdat daarin het voorstel omtrent de Noorderbegraafplaats zou worden behandeld, maar waarheen en waarvan hij, op medisch advies, in een wagen moest worden ge bracht en gehaald, meer dan genoeg aan zichzelf had, zoodat hij wel eerlijk wil bekennen dat hij toen net zoo min aan Achter Tulpenburg als aan den heer Weima heeft gedacht. Dat de heer Weima zijn mond heeft voorbij gepraat, dat woord is bij de discussies niet gebezigd, althans door spreker niet. Hij kreeg denzelfden dag, dat hij den brief van den heer Weima ontving, het gesprokene thuis van wat hij in derde instantie omtrent deze zaak heeft gezegd. De heer Weima kan het zelf controleeren op de afdeeling Expeditie, dat volgens den verslaggever spreker heeft gezegd het staat op vel 360, zooals dat spreker is toegezonden, hij heeft daar niets in veran derd „De heer Fransen (wethouder) zegt dat, als het is, zooals de heer Weima zegt, n.l. dat daar een stuk gemeentestraat in een slechten toestand is, Burgemeester en Wethouders dat dan zullen onderzoeken. Naar wat hij er van heeft gehoord en zoo goed als hij is ingelicht door Gemeentewerken, is die straat echter het eigendom van particulieren en dan blijft de gemeente er af." De heer Weima is tot op dit oogenblik nog mis in zijn meening, wanneer hij verwacht, dat spreker iets heeft toe te geven; hij verwart Tulpenburg met Achter Tul penburg en daar gaat de kwestie om. Het is nu ruim 35 jaar geleden dat op 12 December bij Burgemeester en Wethouders een schrijven inkwam van den toenmaligen eigenaar van perceel Tulpenburg no. 2, waarin deze aan de gemeente aanbood een stukje grond aan Tulpenburg over te nemen om niet. Dat schrijven is denzelfen dag naar den directeur van Ge meentewerken gezonden om advies, met verzoek om daarop zoo mogelijk binnen 6 dagen te adviseeren. Dat advies is op 14 Januari 1892 ingekomen; de directeur adviseerde afwijzend om dat stukje grond, dat alleen vanaf Tulpenburg toegang gaf tot de particuliere straten aan Achter Tulpenburg, over te nemen, omdat de ge meente daar hoegenaamd geen belang bij had. Niette genstaande dat hebben Burgemeester en Wethouders echter den Raad voorgesteld den grond wèl over te nemen en in zijn vergadering van 9 Februari 1892 heeft de Raad zonder discussie besloten het stukje grond over te nemen voor den prijs van 1. Toen het zoover was is door Burgemeester en Wet houders aan den directeur van Gemeentewerken bij schrijven van 23 Maart 1892 het volgende medegedeeld: ,,Wij deelen U mede, dat de plek grond, waartoe betrekkelijk was Uwe missive van 14 Januari 1892 no. 29/3, van S. Rosier in eigendom is overgenomen, onder voorwaarde, dat daarop nimmer een privaat of waterplaatsen mogen worden gemaakt. Wij verzoeken U hiervan de vereischte aanteeke- ning te houden en er op te Ietten, dat niet te eeniger tijd in strijd met de gestelde voorwaarde wordt ge handeld." Nu kan spreker zich voorstellen dat, toen de directeur voor ruim 35 jaar terug dit schrijven kreeg, nadat hij eerst afwijzend had geadviseerd, hij dit schrijven mis schien voor een beetje meer als voor kennisgeving heeft aangenomen en ergens heeft neergelegd met de ge dachte: we zullen zorgen dat er geen privaten of water plaatsen op komen en voor de rest niets. Tot op dit oogenblik was althans aan geheele Gemeentewerken zelfs aan den technischen ambtenaar, die daar ai langer dan 25 jaar aanwezig is niet bekend, dat dit stukje grond aan Tulpenburg, niet aan Achter Tulpenburg maar aan Tulpenburg, het eigendom was van de ge meente, maar het is nu gebleken dat de grond bij Tul penburg no. 2 toen het eigendom is geworden van de gemeente Leeuwarden. Hoe zit de zaak nu? Het oude perceel Tulpenburg no. 2, met dezen grond, grensde met de geheele voor zijde aan Tulpenburg en aan de achterzijde geheel aan Achter Tulpenburg. Toen de gemeente dezen grond kocht vanaf den voorkant aan Tulpenburg tot de grens aan Achter Tulpenburg, zijn het 2 afzonderlijke per- ceelen geworden, die beide grenzen aan den voorkant aan Tulpenburg en achter aan Achter Tulpenburg. De grond, die de gemeente toen heeft gekocht, lag echter aan Tulpenburg en is op het oogenblik nog genummerd Tulpenburg Sectie G no. 5482. Dat is de grond, die voor 35 jaar door de gemeente is overgenomen. Nu heeft de heer Weima bij de begrooting gezegd dat de straat Achter Tulpenburg in zoo'n slechten toe stand verkeerde. Spreker heeft dat ook gezien, maar daar heeft de gemeente geen cM2. eigendom. De be strating is daar echter zoo uitgevreten, dat die slechte toestand van de bestrating ook over de grens van den gemeentegrond kwam, wat een 50 a 60 steenen, eigen dom bij de gemeente, uitmaakte, maar voor 9/10 deel is die slechte bestrating Achter Tulpenburg gelegen en daar heeft de gemeente geen cM2. eigendom. Spreker hoopt dat de heer Weima nu voldoende is ingelicht. Misschien is hij dat niet en wanneer dat het geval is, wil spreker hem hier het verzoek doen a.s. Zaterdag tusschen 10 uur en half twaalf op zijn spreek uur te komen; dan zal spreker hem alle stukken uit het ai chief van Gemeentewerken en alle kaarten laten zien en hij heeft de overtuiging dat de heer Weima dan zal zeggen, dat het volkomen juist is, wat spreker hier heeft medegedeeld. De heer Weima is zeer dankbaar voor de uitvoerige uiteenzetting, die de heer Fransen heeft gegeven. Spreker wil beginnen met te zeggen dat het hem spijt dat hij misschien den wethouder de vorige maal niet zoo goed heeft doorzien; hij heeft gemeend dat, waar de wethouder hier in deze vergadering was, deze ook wel in een toestand was dat hij over deze zaak kon spreken. Als spreker had geweten dat de wethouder in zoo'n slechten toestand verkeerde, zou hij er niet over gedacht hebben om zooiets te doen. Hij heeft gemeend den wethouder een briefje te moeten schrijven en hij heeft dit beleefdheidshalve gedaan, het laat, meent spreker, aan beleefdheid niets te wenschen over waarin hij den wethouder heeft verzocht op de kwestie terug te komen, omdat hij zich anders genoodzaakt zag dit zelf te doen. De wethouder heeft daarop niet terug geschreven, vandaar dat spreker een briefje aan Burge meester en Wethouders heeft gezonden. Nu komt het betoog van den wethouder hier op neer, dat wij hier dus toch te doen hebben met een plek ge meentegrond en daar gaat het om. Nu moet de heer Fiansen niet zeggen dat spreker het niet goed heeft begrepen; spreker meent het heel goed te hebben be grepen. De heer Fransen heeft na den tweeden begroo- tingsdag een onderzoek doen instellen en hij is daar toen den laatsten dag op teruggekomen. Wat de heer Fransen daaromtrent hier nu heeft gememoreerd, was wat hij in eerste instantie heeft gezegd, maar hij heeft den laatsten morgen van de begrootingsbehandeling gezegd dat de toestand aan Tulpenburg wel zeer slecht was, maar dat de heer Weima zijn mond had voorbij gepraat, omdat de bedoelde straat geen gemeentegrond was. Dat heeft de heer Fransen toen gezegd en spreker heeft dat aangehaald, omdat hij daarvan zeker meent te wezen. Het draait er nu alleen om is het bedoelde, gemeen tegrond? Spreker is er later weer heen gegaan en toen is hem gebleken dat de gemeente de zaak in orde had gemaakt; voor hem een bewijs dat dit gemeentegrond was. Er was hier een misverstand tusschen den wethouder en spreker en om dat misverstand weg te ruimen heeft Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 11 Januari 1927. 3 spreker den wethouder uitgenoodigd om er eens met hem heen te gaan en er een kijkje te nemen. Spreker heeft er toen bij gezegd dat hij er ook een bezoek had gebracht met den heer Hofstra en dat hij zich toen op nieuw van den toestand heeft vergewist en nu is hem opnieuw gebleken dat hij gelijk had en dat dit plekje grond, waar hij op doelde, wèl gemeentegrond was. Het spijt spreker nu dat de heer Fransen niet wist dat het gemeentegrond was. Hij meende dat de Raad dit ook betreurde, maar zooals spreker het toen heeft gezegd zoo is het en het spijt hem dat de heer Fransen hem dienomtrent niet heeft verstaan of niet wil verstaan. De heer Fransen (wethouder) is het toch heelemaal niet met den heer Weima eens. Deze heeft altijd ge sproken van de slechte bestrating Achter Tulpenburg en die was ook Achter Tulpenburg. Er is nu alleen dit ver schil gekomen, dat spreker meende dat het strookje grond, dat toegang gaf tot Achter Tulpenburg, óók par ticulier eigendom was en dat dit voor 35 jaar door de gemeente is overgenomen. Maar dat kon spreker niet weten; dat was zelfs absoluut niet bekend aan Gemeen tewerken, waar hij toch ook niet voor kan, het was zelfs niet eens op de kaarten bijgewerkt. Die slechte bestrating en daar gaat het toch in hoofdzaak om, waar de heer Weima over sprak die slechte bestrating was voor 9/10 deel en meer ge legen aan Achter Tulpenburg en dat was particulier eigendom en dat is het op 't oogenblik nóg de ge meente heeft daar geen cM2. grond. Alleen het strookje giond dat van Tulpenburg toegang geeft tot Achter Tulpenburg is gemeentegrond. Spreker wil het met alle kaarten en stukken den heer Weima wel nader duidelijk maken en hij hoopt dat de heer Weima hem dan zal toegeven dat spreker volkomen gelijk heeft. De Voorzitter verklaart de interpellatie voor gesloten en merkt op dat de gemeente dus nog rijker is dan werd gemeend. De heer Weima: Dat is mijn succes 111. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming van een tijdelijk leeraar (leer ar es) in het Engelsch aan de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool en Hoogere Handelsschool. De aanbeveling luidt als volgt 1. mej. Dra A. Trip te Almelo; 2. C. C. Gerritzen te Utrecht. De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Schoot zou, alvorens tot stemming wordt overgegaan, gaarne een enkele vraag stellen, wat misschien het beste in besloten vergadering kan gebeu ren. De Raad maakt geen bezwaar tegen het verzoek van den heer Van der Schoot om in geheime vergadering over te gaan. Wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering worden, waar geen van de leden meer het woord verlangt, de beraadslagingen gesloten. Wordt benoemd mej. Dra A. Trip, voornoemd, met 16 stemmen, terwijl 9 stemmen zijn uitgebracht op mej. C. C. Gerritzen. 2 (Agenda no. 3). Voorstel der Commissie voor de Strafverordeningen, tot wijziging der Algemeene Politie verordening (bijlage no. 3). 3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot goedkeuring der rekeningen van het Nieuwe Stads- Weeshuis, de Stadsarmenkamer en den Armenraad, dienst 1925. 4 (Agenda no. 5). Voorstellen van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de balans en winst en verliesrekening van a. het bedrijf der gemeentewerken b. het gemeentelijk grondbedrijf c. het gemeentelijk woningbedrijf d. de gemeentelijke gasfabriek e. het gemeentelijk electriciteitbedrijf f. het bedrijf der gemeentereiniging g. de Stads Bank van Leening; h. het Openbaar Slachthuis. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het toekennen van een subsidie aan de Vereeniging tot exploitatie van een Friesch Volks sanatorium. Dit voorstel luidt als volgt Naar aanleiding van een daartoe strekkend adres besloot Uwe Vergadering, bij de behandeling der ge- nieente-begrooting voor het dienstjaar 1927, daarop een bedrag ad 928.74 uit te trekken wegens subsidie aan de Vereeniging tot oprichting en exploitatie van een Friesch Volkssanatorium, gevestigd te Leeuwarden. Omdat de genoemde vereeniging is een instelling van weldadigheid, vallende buiten de burgerlijke instellin gen, kan toekenning van subsidie uit de gemeentekas intusschen slechts geschieden bij een met redenen om kleed, aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen, Raadsbesluit, nadat de Armenraad vooraf is gehoord (vergelijk art. 14 der Armenwet). Onder overlegging van de stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging aan de Vereeniging tot oprichting en exploitatie van een Friesch Volkssa natorium, gevestigd te Leeuwarden, voor het jaar 1927, een subsidie toe te kennen van 928.74 en daartoe het in ontwerp hieronder afgedrukt besluit te nemen. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden; gelezen een adres van de Vereeniging tot oprichting en exploitatie van een Friesch Volkssanatorium, geves tigd te Leeuwarden, d.d. 31 Augustus 1926, houdende verzoek om een subsidie uit de gemeentekas te mogen ontvangen van 2 cent per inwoner; overwegende, dat de rekening der vereeniging over het jaar 1925 een saldo aanwijst van 184.305, terwijl de begrooting der vereeniging voor 1927 in ontvang en uitgaaf tot een gelijk bedrag is geraamd, evenwel zonder dat daarin uitgaven zijn opgenomen wegens storting in het reservefonds en in het ondersteuningsfonds; dat de begrooting voor 1927 is opgemaakt naar de tegenwoordige bemoeiingen der vereeniging, welke laatste zich niet verder uitstrekken dan de geldmiddelen der vereeniging reiken; dat toekenning van subsidie, welke gepaard zal gaan met meerdere hulpverleening door de vereeniging, alzoo noodzakelijk is te achten; dat door de leden en begunstigers der vereeniging op redelijke wijze is en wordt bijgedragen en het bestuur heeft gedaan en blijft doen, wat in zijn vermogen is, om die bijdragen te doen toenemen; dat dit laatste tevens overeenkomstig den aard en de

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 2