10 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 januari 1927. sche bloemist bestaan en spreker gelooft dat, wanneer wij een statistiek zouden opmaken van de Joodsche bloemisten in Nederland, wij dan een heel klein stuk papier noodig zouden hebben. Er komt nog dit bij, dat wat betreft den Zaterdag en dit is spreker nog meer duidelijk geworden uit een gesprek, dat hij met den heer Cohen heeft gehad in den tegenwoordigen tijd eert groot aantal Joden zich niet houden aan een vaste viering van den Sabbath, zoodat ook in dat opzicht de kans vermindert dat er hier een bloemist komt, die op Zaterdag gesloten zal willen zijn. Het zou dan al moeten gebeuren dat hier te eeniger tijd een orthodoxe Jood opstaat, die bloemist zou willen worden, maar spreker gelooft dat wij niet nu reeds in dat geval behoeven te voorzien. Nu zou dit alles misschien slechts van academische waarde zijn, als hier niet een uiterst practische kant aan was; als wij n.l. nu de verordening gaan wijzigen, is de kans groot, dat de eene of andere Joodsche winke lier opstaat 't kan een winkelier zijn in elk wille keurig artikel die op Zaterdag zijn winkel gesloten houdt, maar die zich op Zondag met den bloemenverkoop gaat belasten, misschien zelfs wel als filiaalhouder van een bestaanden bloemist. Op die wijze zou men de werking der verordening in gevaar brengen en omdat er thans geen kwestie is van benadeelen of krenken in de godsdienstige overtuiging van iemand, meent spr. dat men thans niet moet overgaan tot wijziging van de verordening. De heer Hofstra meent tegen de opmerking, dat er zich misschien niet veel bezwaren zouden voordoen om aan Israëlieten, als een aanvraag daartoe inkwam, ge legenheid te geven op Zondag een bloemenwinkel open te houden, toch wel eenige bedenkingen te moeten maken. Als spreker zich goed herinnert, dan is de bedoeling in de vergadering, waarin deze verordening is vastge steld, tweeledig geweest; het eerste deel was dat de Raad den verkoop van bloemen op Zondag wilde ver bieden, maar daarnaast was de bedoeling om onom- stootelijk vast te stellen dat ook de levering werd ver boden van bloemen en planten. Dit zijn, naar sprekers mecning, twee deelen en hij noemt die in dit verband, omdat hij bezwaar heeft dat wij hier een zoodanige wijziging voor de Israëlieten zouden krijgen. Wat het eerste deel betreft, zou het mis schien we! mogelijk zijn aan een Jood de gelegenheid te geven op Zondag bloemen te verkoopen, maar ten opzichte van het tweede deel zou het misschien bezwa ren opleveren voor den Raad, om daar genoegen mee te nemen, omdat men daarmee aan anderen de noodzake lijkheid zou opleggen voor een Jood werkzaamheden te doen op den rustdag. Van dien kant bezien, zit er dus wel bezwaar in. Als wij de zaak zoo konden stellen, dat alleen verkocht werd door een Jood, dat ook de bezor ging geschiedde door een Jood en dat ook alleen werd gekocht door Joden, zoodat alles ging tusschen Joden en Jodengenooten en niets meer, dan was er misschien iets voor een wijziging te zeggen, maar als dat niet het geval is, zou straks de gelegenheid nog worden open gesteld om bij een Joodsche winkelier bloemen machtig te worden. Spreker zou daarom niet die richting willen uitgaan, die de heer Cohen wenscht; hij meende deze bedenkingen te moeten maken, omdat hij van oordeel is dat een wijziging bezwaren opleveren zal. De heer Weima heeft inderdaad in de vergadering van de commissie voor de Strafverordeningen ook deze zaak aan de orde gesteld; hij heeft er toen nog nadruk kelijk op gewezen dat de billijkheid meebracht dat Is raëlieten, die op Sabbath hun zaken sluiten, dan op Zondag geopend zouden mogen zijn en dus bloemen zouden mogen verkoopen. De heer Cohen heeft echter zelf reeds gezegd dat hier geen Israëlietische bloemen winkeliers zijn. Of zij hier zullen komen weet spreker niet, maar dan is het nog altijd tijd om hierover te spreken. Spreker meent ook dat in de naaste toekomst mag worden tegemoet gezien een rijkswet op de winkel sluiting. Voor zoover hij het voor-ontwerp van die wet heeft gelezen, staat daar uitdrukkelijk voor de Israëlieten een afzonderlijke bepaling in; als dat ontwerp inderdaad tot wet wordt verheven, voorziet die ook hierin; het ontwerp bedoelt, dat de Israëlieten even goed hun rust dag moeten hebben als de andere menschen; willen zij hun Sabbath vieren en op dien dag sluiten, dan kunnen zij op Zondag verkoopen, maar willen zij dat niet spreker komt hiermee op het terrein van den heer Westra dan zullen ook zij aan de nieuwe wet ge bonden zijn en dus ook op Zondag moeten sluiten. Omdat wij hier nu op het oogenblik geen Israëlietische bloemenwinkeliers hebben en wij in de naaste toekomst de rijkswet hebben te wachten, lijkt het spreker wen- schelijk de verordening aan te nemen, zooals die voor ons ligt. De heer Cohen wil allereerst, waar de Voorzitter meent dat hij hierover ook in de vergadering, waarin de verordening is vastgesteld, heeft gesproken, verkla ren, dat dit niet het geval is geweest. Spreker heeft daarover na die vergadering toevallig iets tegen den Voorzitter gezegd, omdat hij tot dien tijd steeds in de meening verkeerde dat aan de Israëlieten ontheffing werd verleend van het verbod om op Zondag te ver koopen. Spreker maakt zich ook niet bezorgd dat zich hier vandaag of morgen een Israëlietische bloemenwinkelier zal vestigen; het gaat bij hem alleen om het principe en hij zou in het algemeen ten opzichte van de Zon dagssluiting graag naar voren willen brengen dat aan eiken Israëlietischen winkelier, in welke branche ook. van die bepaling ontheffing dient te worden verleend. Meent de Raad daartoe nu op het oogenblik niet te moeten overgaan, dan wil hij toch hier het vertrouwen uitspreken dat, wanneer zich het geval mocht voordoen, dat zich hier een Israëlietischen bloemenwinkelier zou vestigen, aan dezen dan vrijstelling zal worden gegeven van het verbod om op Zondag planten en bloemen te verkoopen. De heer IJ. de Vries zou nog één opmerking willen maken. Voor het geval het hier tot wijziging van de verordening mocht komen, gelooft hij dat wij dan niet alleen de kwestie van de Israëlietische winkeliers onder de oogen moeten zien, maar ook rekening moeten hou den met andere, protestantsche, richtingen, zooals de Sabbathisten en de Zevendedags-Adventisten. Dat is dan een kwestie van redactie, maar als wij iets beslui ten, moeten wij daarbij bedenken, dat ieder staatsburger hetzelfde recht heeft. De Voorzitter wil nog opmerken dat hij zich zoopas heeft vergist; hij meende dat hij er den vorigen keer in deze vergadering over had gesproken, maar de heer Weima heeft het al gerectificeerd, de zaak is in de com missievergadering besproken. Op het oogenblik voelt dus de Raad geen neiging om de verordening te wijzigen Doet geen van de leden een voorstel De beraadslagingen worden gesloten. Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt de mededeeling sub 1 h voor kennis geving aangenomen. c. nader hebben medegedeeld, dat hun besluit van 29 December 1926, waarbij o. a. enkele posten van de begrooting voor 1927 werden uitgezonderd van de machtiging tot het doen van uitgaven tot op de helft Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Januari 1927. 11 der aangevraagde sommen, alsnog met volgno. 652 moet worden aangevuld 2. schrijven van den heer G. W. Petersen en van den heer L. Zijlstra, houdende mededeeling, dat zij de benoeming resp. tot lid der commissie van toezicht op het lager onderwijs en tot lid van het bestuur van het Nieuwe Stads Weeshuis aannemen 3. rapport van de verbrandingswaarde van het menggas der gemeentelijke gasfabriek van 14 Novem ber 1926 tot en met 31 December d.a.v. De mededeelingen sub 1 c3 worden voor kennis geving aangenomen. 4. adres van N. T. Haverschmidt J.Hzn., alhier, om het voorstel van Burgemeester en Wethouders inzake straataanleg door G. Dijkstra R.Hzn. in dien zin te wij zigen, dat de straat, op het plan geprojecteerd naast adressants huis aan de Spanjaardslaan, eenigszins naar het Noorden wordt verlegd. Daar dit adres na het verschijnen der agenda is binnengekomen, doet de Secretaris op verzoek van den Voorzitter hiervan voorlezing. Wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 4 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. 5. dat Burgemeester en Wethouders na kennisne ming van het jongste advies der commissie voor de openbare werken d.d. 18 Januari 1.1. in zake de verbe tering van de Noorderbegraafplaats, bij nadere over weging en na overleg met den directeur der gemeente werken voornemens zijn, te dezer zake alsnog de inee- ning van een deskundige op dit gebied in te winnen. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 6. adres van de afdeeling Leeuwarden van den Cen- tralen Nederlandschen Ambtenaarsbond om het verzoek van de afdeeling Leeuwarden van den Nederlandschen Bond van Technici om toelating tot het Georganiseerd Overleg af te wijzen. Daar ook dit adres na het verschijnen der agenda is binnengekomen, doet de Secretaris op verzoek van den Voorzitter daarvan voorlezing. Wordt gevoegd bij de stukken, die onder punt 7 der agenda voor heden aan de orde zijn gesteld. III. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeminq van een lid in het bestuur der woningvereeniging „Leeuwarden"vacature mevrouw J. M. Cath-Dirksen. De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt Mevrouw L. de VriesJacobs. De beraadslagingen worden geopend. De heer Posthuma zou naar aanleiding van deze be noeming een paar vragen aan Burgemeester en Wet houders willen stellen. In de eerste plaats zou hij willen vragen of het gebruik is dat aan iemand, die door Bur gemeester en Wethouders wordt voorgedragen zoo als hier mevrouw De VriesJacobs - vooraf wordt gevraagd of hij of zij eventueel de benoeming zal aan nemen. Spreker zag van morgen bij de stukken een der gelijk schrijven van mevrouw De VriesJacobs hij weet niet of zooiets gebruikelijk is. In de tweede plaats zou spreker de vraag willen stellen welke gedachtengang Burgemeester en Wethou ders heeft geleid bij het noemen van deze dame. Hij wil voorop stellen dat mevrouw De Vries hem onbekend is en hij zou haast wel durven zeggen dat hij haar ook wel zal stemmen; het gaat hier niet bij hem om de per soon, dat wil spreker even nadrukkelijk zeggen. Hij meent echter dat, als een dame in een bestuur als het onderhavige, n.l. van de woningvereeniging ..Leeuwar den", zitting neemt, dit dan zou moeten gebeuren met de bedoeling, dat die dame zal kunnen beoordeelen wat in een woning van die vereeniging noodig is. Het wil spreker voorkomen dat inderdaad als zoodanig een dame ter dege op haar plaats is in een dergelijk bestuur, maar hij zou daarbij dan toch in overweging willen geven dat een dame werd genoemd, die de bewoning van de panden, waarover het gaat, kent. Spreker zou daarom van Burgemeester en Wethouders willen weten welke gedachte hen bij het noemen van deze dame heeft geleid. Mocht dat niet de door spreker bedoelde gedachtengang zijn geweest, dan zou hij bij dezen den wensch willen uitspreken dat, bijaldien er weer eens een vacature komt, er rekening mee zal wor den gehouden dat de voorgedragen dame uit eigen be woning weet wat dergelijke huizen noodig hebben. De heer Hofstra merkt op, dat het hier betreft de vacature mevrouw CathDirksen en dat, als hij het zich goed herinnert, het diezelfde dame was, die be zwaren maakte dat een vrouw zitting nam in dat be stuur; spreker meent dan ook dat dit de reden was, waarom zij heeft bedankt. Spreker zou nu aan Burgemeester en Wethouders deze vraag willen stellen: heeft het college die waar schuwing, die mevrouw CathDirksen gaf, dat een vrouw in dit bestuur niet op haar plaats was, niet in overweging genomen Het blijkt spreker dat Burge meester en Wethouders niet komen met een aanbeve ling van twee candidaten, maar dat zij zoo vrij zijn er maar één te stellen. Hij heeft geen bezwaar dat er een vrouw in dat bestuur zit, maar hij vindt het nu toch, waar mevrouw CathDirksen bezwaar maakte en zei dat een vrouw in die commissie niet op haar plaats was, eigenlijk wel een beetje sterk dat Burgemeester en Wethouders niet met Iwee candidaten komen, maar met slechts één. Hij vindt dit te meer een bekrachtiging van Burgemeester en Wethouders dat een vrouw daar wél op haar plaats is, maar spreker meent met mevrouw CathDirksen, dat die functie even goed door een man als door een vrouw kan worden vervuld. De Voorzitter wil wel namens Burgemeester en Wet houders de heeren Posthuma en Hofstra antwoorden. De heer Posthuma vraagt of het gebruik is dat men te voren vraagt of iemand lust heeft voor een bepaalde functie, waarin hij door den Raad kan worden benoemd en of hij die zal ambieeren. Spreker zou zeggen dat hem dit toch wel een practische manier lijkt en die wordt gewoonlijk dan ook wel gevolgd dat men eerst den menschen vraagt of, indien zij worden benoemd, zij het dan zullen aannemen. Dit lijkt spreker beter dan dat men maar willekeurig een paar namen noemt en dan dikwijls later blijkt dat de benoeming niet wordt geac cepteerd, in weik geval de Raad den volgenden keer weer een keuze zal moeten doen, misschien weer met precies hetzelfde gevolg. Door den benoemde wordt dan dikwijls gezegd: hoe komen ze nu bij mij, ik moet er niets van hebben. Het lijkt spreker dus wel het meest practisch dat men vooraf aan de betrokkenen vraagt: neemt U de benoeming aan Nu de tweede kwestie, n.l. waarom Burgemeester en Wethouders dezen naam hebben genoemd. Zij hebben dat gedaan, omdat zij meenden dat mevrouw De Vries— Jacobs een geschikte bestuurster is. Nu zegt de heer Posthuma: zij kent de bewoning niet. Maar is het dan bepaald noodig, dat zoo iemand de bewoning kent van de perceelen van de woningvereeniging „Leeuwarden"? A4en kan dit uit practische ervaring alleen weten als vrouw van een huurder of als huurster van een van die woningen, maar men kan toch ook aannemen dat, als iemand, zooals mevrouw De Vries--Jacobs, belang stelt in dergelijke zaken, wanneer zij niet op de hoogte is, daarvan dan toch zeker wel op de hoogte kan komen Spreker heeft niet precies begrepen wat de heer Pos thuma met zijn uitdrukking heeft bedoeld; „die de be-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 2