12 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Januari 1927.
woning kent" heeft spreker opgeteekend, maar als me
vrouw De Vries die kennis niet heeft, dan is die toch
wel te krijgen
De heer Hofstra zegt dat mevrouw CathDirksen
bezwaar heeft gemaakt, omdat dit naar haar meening
geen betrekking voor een vrouw is en deze daar niet
op haar plaats zou zijn. Nu kan een dergelijk bezwaar
twee kanten hebben; de eene kant is dat hij of zij zelf
daar niet op zijn of haar plaats is, maar de andere kant
is, dat het ligt aan de rest, die mogelijkheid bestaat ook
altijd nog. Wat hier nu de kwestie was, of het aan
mevrouw CathDirksen zelf lag of dat het lag aan de
rest-, weten Burgemeester en Wethouders niet en dat
kunnen zij ook niet beoordeelen, omdat zij nooit bij een
vergadering van het bestuur zijn geweest. Waaróm
mevrouw CathDirksen heeft bedankt, weten Burge
meester en Wethouders niet, al weten zij wel dat haar
persoonlijke opinie was dat een vrouw daar niet op haar
plaats was, maar ondanks dat meenen Burgemeester en
Wethouders toch dat een vrouw daar wel degelijk op
haar plaats kan zijn en daarom hebben zij niets geen
bezwaar om mevrouw De VriesJacobs voor te dragen.
Mocht deze nu al niet geheel op de hoogte zijn, dan
zal dat, waar zij in deze zaken wel belang stelt, toch
geen bewaar zijn om op de hoogte te komen. Wanneer
zij dat nu met animo doet, zoodat zij weet, wat daar
wordt behandeld en men in het bestuur beleefd tegen
haar is, zou spreker niet weten wat er tegen is dat zij
als vrouw zitting neemt in dat bestuur.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou hier ook een
enkel woord aan willen toevoegen. Zij is het volkomen
met den Voorzitter eens dat een vrouw hier wèl op
haar plaats is en zij wil er den heer Hofstra op attent
maken dat, toen het schrijven van mevrouw Cath is
binnengekomen, zij er de aandacht op heeft gevestigd,
dat dit de persoonlijke opvatting van mevrouw Cath
was en dat zij hoopte dat de Raad het ook als zoodanig
zou opvatten. Spreekster is er ook vast van overtuigd
dat mevrouw De VriesJacobs wèl bewijzen zal als
vrouw in dit bestuur op haar plaats te zijn en zij is het
college van Burgemeester en Wethouders dan ook zeer
dankbaar dat het een vrouw op de aanbeveling heeft
geplaatst.
De heer Posthuma hoorde den Voorzitter zeggen dat
deze zijn vraag niet goed begreep. Wat de Voorzitter
zegt lijkt er wel iets op, maar spreker heeft niet beweerd
dat mevrouw De VriesJacobs van de bewoning geen
verstand heeft; hij heeft uitdrukkelijk gezegd dat hij
deze dame niet kende en hij heeft er aan toegevoegd
dat hij in deze voordracht zal meegaan en haar zal
stemmen. Spreker heeft echter de meening uitgesproken
en die houdt hij staande dat, als er een dame in
het bestuur komt, hij er dan de voorkeur aan geeft dat
dit een dame zal zijn, die inderdaad de bewoning kent.
Misschien is dat met mevrouw De VriesJacobs het
geval, spr. weet dat niet, maar hij verstaat onder iemand,
die de huizen kent de Voorzitter heeft dat ook ge
voeld iemand, die ze zelf heeft bewoond. Hij gelooft
dat een vrouw, die jaren lang die huizen heeft bewoond,
beter kan beoordeelen wat een dergelijk huis behoeft,
dan een dame, die nooit zoo'n pand heeft bewoond.
Dat heeft spreker willen zeggen en hij heeft den wensch
willen uitspreken om daarmede voortaan rekening te
willen houden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Wordt benoemd mevrouw L. de VriesJacobs, met
23 stemmen, terwijl 2 biljetten blanco zijn ingeleverd.
2 (Agenda no. 3). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein
aan H. J. Visser Fonteinstraat
Dit voorstel luidt als volgt
ln zijn adres d.d. 14 December 1926 geeft H. J. Visser,
alhier, te kennen, dat hij een perceel bouwterrein aan
de Zuidzijde van de Fonteinstraat in erfpacht wenscht
te ontvangen. Het door den adressant bedoelde terrein,
op de hierbij overgelegde situatieteekening in rood aan
geduid, grenst ten Westen aan den grond, die aldaar
onlangs aan H. Winters in erfpacht is uitgegeven.
Evenals laatstbedoelde grond is ook het nu aange
vraagde terrein een gedeelte van het perceel, kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden sectie D no. 267, dat aan
de Friesche Maatschappij van Landbouw in huur is
afgestaan ten behoeve van de in 1927 te houden land
bouwtentoonstelling, doch, zooals wij U reeds eerder
mededeelden, geschiedt deze verhuring onder beding,
dat te allen tijde een gedeelte van het terrein aan de
huur kan worden onttrokken, zoodat uit dezen hoofde
tegen inwilliging van adressants verzoek geen bezwaar
bestaat.
Ten slotte zij nog opgemerkt, dat de canon zal wor
den berekend naar een grondwaarde van 10.per
M2., welke prijs ook voor het aangrenzende terrein is
bedongen en dat, zooals te doen gebruikelijk is, op
dezen afstand in erfpacht de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen gelegen tus-
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden, voorzoover moge
lijk, van toepassing zullen worden verklaard.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging te besluiten
aan H. J. Visser, alhier, tot 31 December 1990 in erf
pacht af te staan een perceel bouwterrein aan de Zuid
zijde van de Fonteinstraat, gelegen onmiddellijk naast
en ten Westen van het terrein, dat aldaar aan H. Winters
in erfpacht is uitgegeven, zooals op de aangehaalde
situatieteekening in rood is aangegeven, ter breedte
langs den weg gemeten van 13.30 M. en ter grootte van
ongeveer 372 M2., de juiste grootte nader door een
landmeter van het kadaster uit te meten, zulks op de
volgende voorwaarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 10.per M2. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren,
nadat hij van het raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis heeft bekomen, een bedrag van 186.ten
kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag be
bouwing door derden niet plaats hebben;
5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus-
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo-
rende aan de gemeente Leeuwarden.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders om aan G. Dijkstra R.Hzn vergunning te
verleenen tot straataanleg op perceelen ten Noorden van
den Harlingerstraatweg tot het vaststellen van de rooi
lijnen der ontworpen stratentot ruiling en verkoop
van grondtot beschikbaarstelling van gelden voor
straataanleg en slootdemping
Dit voorstel luidt als volgt
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Januari 1927. 13
De heer G. Dijkstra R.Hzn alhier, zond bij schrijven
van 15 April 1926 aan ons College ter goedkeuring in
een plan van stratenaanleg, op de hem in eigendom
behoorende perceelen, thans kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden, Sectie D, nos. 1006, 1467, 1914
en 2069, gelegen ten Noorden van den Harlingerstraat-
weg. Dit plan, ten aanzien waarvan wij het advies in
wonnen van den Directeur der Gemeentewerken, gaf
ons tot onderscheidene opmerkingen aanleiding, in ver
band waarmede wij met adressant in nadere briefwis
seling traden. Het gevolg hiervan is geweest, dat hij
bij schrijven van 16 Juni 1926, gevolgd door een nader
schrijven van 21 Juli d.a.v., een nieuw plan voor ge-
melden straataanleg heeft ingediend. Behalve voor het
aanleggen der straten, wordt door adressant vergun
ning gevraagd voor demping van de slooten in zijne
terreinen en van die, welke zijne terreinen begrenzen en
mede-eigendom zijn, deels van de gemeente, deels van
particulieren. Voor zoover de slooten ten Westen van
de Nachtegaalstraat betreft, waarvan de gemeente
mede-eigenares is, vraagt adressant de demping voor
gezamenlijke rekening uit te voeren en daarbij tevens
tot ruiling van enkele plekjes grond over te gaan,
waardoor voor beide partijen eene betere indeeling van
bouwterrein zal worden verkregen. Het recht tot dem
ping van de sloot, gelegen ten Zuiden van adressants
terrein, is na gehouden besprekingen tusschen de be
langhebbenden, waarbij onze Voorzitter en de Wet
houder van Openbare Werken mede tegenwoordig
waren, van de mede-eigenaren verkregen. Een gezegelde
verklaring deswege is bij de stukken gevoegd. Voorts
vraagt adressant hem in koop af te staan een hoekje
grond aan den Harlingerstraatweg, met een rood kruis
aangegeven op de bij zijn schrijven van 21 Juli 1926
overgelegde teekening, gemerkt ..bij 257 van '26".
Ten aanzien van het stratenplan merken wij het vol
gende op. De indeeling van de straten wijkt in tweeërlei
opzicht af van het voorloopig vastgestelde uitbreidings
plan, t. w. Ie de in de richting Oost-West ontworpen
hoofdstraat is over een bouwblokdiepte in Noordelijke
richting verschoven, waardoor eene wijziging ontstaat
in de aldaar liggende bouwblokken; 2e het op de boven
aangehaalde teekening met A gemerkte terrein, op het
voorloopige uitbreidingsplan als plantsoen aangegeven,
zal voor bouwterrein worden bestemd.
Wat de onder le genoemde verschuiving van de
hoofdstraat Oost-West betreft, wijzen wij er op, dat
daardoor voor adressant een betere exploitatie van zijn
bouwterrein mogelijk wordt, terwijl uit een stedebouw
kundig oogpunt de wijziging gewenscht is. Ook door
de verandering, onder 2e genoemd, zal een verbetering
tot stand komen. De ligging van het met A gemerkte
bouwblok toch eigent zich meer voor bebouwing, ter
wijl de blokken C eri D, welke minder goed te verka
velen zijn, desgewenscht beter voor plantsoen kunnen
worden ingericht.
De Commissie voor de Openbare Werken berichtte
ons bij schrijven van 15 October j.L, dat zij zich met
het stratenplan kan vereenigen. Ook ons College is van
meening, dat het plan kan worden uitgevoerd zooals
het door adressant is aangeboden, met inachtneming
evenwel van een kleine wijziging, die alsnog wensche-
lijk is gebleken. Achter een der woningen aan de Span
jaardslaan is n.l. een auto-garage gebouwd, waarvan
de Westelijke, blinde, muur een gedeelte zou vormen
van de afsluiting, aan de Oostzijde, van het ter plaatse
ontworpen pleintje. Met het oog op het stadsbeeld is
het wenschelijk, dat aldaar een voor den garagemuur
heenspringende bebouwing wordt opgericht, op de
wijze als is aangegeven in het schrijven van den Direc
teur der Gemeentewerken d.d. 30 December 1926, no.
1735. Adressant kan zich daarmede vereenigen.
De aanleg van de verlengde Engelschestraat (thans
de Nachtegaalstraat) heeft, in verband met de wensche-
lijkheid van een spoedige gereedkoming, intusschen met
machtiging van ons College en overeenkomstig de door
ons gestelde voorwaarden, plaats gevonden.
Aan het verzoek van adressant om de slooten ten
Westen van de Nachtegaalstraat, welke de grens vor
men met de terreinen der gemeente, voor gezamenlijke
rekening te dempen, kan, naar het ons voorkomt, wor
den voldaan. De gemeente verkrijgt door deze demping
bouwrijp terrein, zoodat het billijk is in de kosten daar
van bij te dragen. Eveneens brengt om gelijke reden de
billijkheid mede, dat de gemeente de helft vergoedt in
de kosten van den aanleg van de meest Noordelijke
straat, loopende van het Noordwestelijkste punt tot aan
den Noordwestelijken hoek van de Nachtegaalstraat.
Verder dienen voor rekening der gemeente te komen
de aaniegkosten van een gedeelte der Roekstraat tot
aan het Merelplein. De hierbedoelde, ten laste der ge
meente komende, kosten worden door den Directeur der
Gemeentewerken geraamd in totaal op 8369.70.
Het verzoek van adressant tot ruiling van grond, in
voege als op de teekening is aangegeven, kan worden
toegestaan, daar hiermede zoowel het gemeentebelang
als dat van adressant gediend is. De vijf op de teekening
met een kruis aangeduide terreintjes, welke aan de
gemeente behooren, zijn in oppervlakte ongeveer gelijk
aan de vijf met een cirkel gemerkte terreintjes van
adressant. De ruiling kan met gesloten beurs plaats
hebben.
Ook het door adressant te koop gevraagde perceeltje
grond nabij den Harlingerstraatweg kan worden afge
staan. De prijs hiervan zouden wij gesteld willen zien
op 1.doch daarbij ware aan adressant de verplich
ting op te leggen, om de naast dezen grond te maken
straat te doen aansluiten aan den Harlingerstraatweg.
De Nachtegaalstraat moet worden beschouwd als te
zijn een straat in het rechtstreeksch belang van het
algemeen verkeer. De hoofdstraat Oost-West (beide
gedeelten), met de twee zich daarin bevindende pleint
jes, alsmede de drie Noord-Zuid loopende straten ten
Oosten van de Nachtegaalstraat en de meest Westelijke
in Noord-Oostelijke richting loopende straat, zijn voor
de toepassing van art. 6 der Bouwverordening te be
schouwen als straten van de tweede klasse, terwijl de
overige straten behooren tot de derde klasse.
De rooilijnen voor de aan de ontworpen straten te
stichten gebouwen kunnen worden vastgesteld overeen
komstig de roode lijnen, getrokken op de bij brief van
den Directeur der Gemeentewerken d.d. 30 December
1926, no. 1735, overgelegde teekening, gemerkt „bij
4094 van '26". Hierbij zij er op gewezen, dat de rooi
lijnen aan beide zijden van het Zuidelijk gedeelte der
Nachtegaalstraat, ter lengte van het Westelijk gelegen
bouwblok, reeds zijn vastgesteld bij Uw besluit van
26 Januari 1926, no. 21 r/1 3.
Voor verdere bijzonderheden betreffende een en ander
zij naar de ter visie liggende rapporten en teekeningen
verwezen.
Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Ver
gadering in overweging het in ontwerp hierachter af
gedrukte besluit te nemen.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het adres d.d. 16 Juni 1926, aangevuld bij
schrijven van 21 Juli d.a.v. van G. Dijkstra R.Hzn. te
Leeuwarden, waarin hij, onder overlegging van teeke
ningen, vergunning vraagt tot straataanleg op de hem
in eigendom toebehoorende perceelen, thans kadastraal
bekend gemeente Leeuwarden, Sectie D, nos. 1006,
1467, 1914 en 2069, gelegen ten Noorden van den
Harlingerstraatweg en tot demping van slooten, welke
genoemde perceelen doorsnijden en begrenzen;
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet
houders;