36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1927.
De Commissie voor de Openbare Werken kan zich
met de voorgestelde verbetering eveneens vereenigen,
evenwel onder voorbehoud, dat deze met het maken
van een kademuur ter plaatse gepaard ga, aangezien
zij vreest, dat bij het ontbreken van dezen muur de weg
telkens door het zware verkeer zal worden beschadigd.
Voor deze vrees bestaat echter o. i. niet voldoende
aanleiding, daar het verkeer langs den trekweg welis
waar betrekkelijk zwaar, doch tevens vrij beperkt is.
Wij achten den tijd voor het aanleggen van een wal-
inuur langs dezen weg, waarmede opnieuw een belang
rijke uitgave zou zijn gemoeid, dan ook nog niet geko
men en moeten daarom de overneming van het denk
beeld der Commissie ontraden.
Ten aanzien van de financiëele zijde dezer aangele
genheid merken wij nog op, dat in het jaar 1918 door
de N. V. Leeuwarder Papierwarenfabriek en door de
N. V. Hubert de Groot's Kantoorboekenfabriek en Boek
drukkerij, ingevolge Uw besluit van 27 Augustus 1918,
tezamen een bedrag van 6461.76 is gestort als bijdrage
in de kosten van bestrating van den trekweg. Dit bedrag
is indertijd niet gereserveerd en moet dus weder uit de
gewone middelen worden teruggevonden, terwijl de
overige kosten ad 7098.24 ten laste van den buiten
gewonen dienst kunnen worden gebracht. De hierbij
aangeboden begrootingswijzigingen zullen hierin voor
zien.
Onder overlegging van de stukken geven wij U alsnu
in overweging
I. voor den prijs van 1.in eigendom over te
nemen van de Coöperatieve Vereeniging de Amster-
damsche Huidenclub, gevestigd te Amsterdam, een Zui
delijk gedeelte van het perceel, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden sectie D no. 1688, welk gedeelte
ten Noorden wordt begrensd door den Zuidelijken gevel
van het op het vermelde perceel staande gebouw en het
verlengde van de lijn, waarin die gevel is opgetrokken,
onder bepaling, dat de gemeente de op de overdracht
vallende kosten draagt en onder nader door Burge
meester en Wethouders te stellen voorwaarden;
II. voor de verbetering van de bestrating op den
Harlingertrekweg een bedrag van 13560.beschik
baar te stellen;
III. over te gaan tot wijziging van de gemeentebe-
grooting en de daarmede verband houdende wijziging
van de begrooting van het bedrijf der gemeentewerken,
beide dienst 1927, volgens de hierbij aangeboden
ontwerpen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Dijkstra heeft op dit voorstel van het college
niets tegen, maar zou er even de aandacht op willen
vestigen dat aan den Harlingertrekweg, even verder als
waar deze verbetering zal worden aangebracht, een 12
of 15 woningen staan. Er is ruim een jaar geleden in
den Raad reeds over gesproken dat het pad naar die
woningen veel te wenschen overliet en nu heeft de
dienst het met puin trachten te verhelpen, maar het is
op die wijze niet te verhelpen, omdat de kant hooger
ligt dan het midden. Spreker zou nu het college willen
verzoeken dat het er ook zijn aandacht aan wil besteden
dat men een behoorlijk voetpad naar die huizen krijgt,
want bij regenachtig weer is daar met de fiets niet te
komen.
De heer M. Molenaar zou een vraag willen stellen.
Uit de stukken en teekeningen is hem niet duidelijk
gebleken of dit plan den geheelen trekweg betreft, vanaf
c'e brug en den hoek om en voorbij de fabrieken. Welk
gedeelte betreft het nu eigenlijk
De heer Fransen (wethouder) kan als antwoord op
de vraag van den heer Dijkstra wel de toezegging doen
dat het college alle aandacht zal wijden aan hetgeen
de heer Dijkstra heeft gezegd. Als het eenigszins mo
gelijk is, zal daar verbetering worden aangebracht; dat
zullen Burgemeester en Wethouders zeer zeker wel
willen doen. Wat de bestrating aangaat, over de kosten
kan spreker niet oordeelen; deze zijn in elk geval niet
opgenomen in deze begrooting. Mocht het gemakkelijk
gaan om de uitvoering bij dit werk ter hand te nemen,
dan zal misschien deze begrooting moeten worden
verhoogd of een afzonderlijk crediet moeten worden
verleend.
De vraag van den heer Molenaar was, waar begonnen
wordt. Er wordt begonnen bij den hoek de teekening
ligt er bij en men gaat tot het laatste gebouw n.l.
dat van de Bataafsche Petroieummaatschappij, terwijl
aan den anderen kant van het huis van Polak tot naar
den hoek toe een verbetering wordt aangebracht. Het
staat niet op de teekening, maar in elk geval wordt de
weg vanaf de brug eenigszins verbreed en verstraat.
De heer M. Molenaar: Ik had nog een vraag. Er staat
op den hoek nog een huis, een sta-in-den-weg. Is daar
al een oplossing voor gevonden? Daar is hier al eerder
over gesproken.
De heer Fransen (wethouder)Er is alle moeite ge
daan om dat perceel te krijgen, maar er worden zulke
hooge prijzen voor gevraagd, dat het beter is er mee te
wachten tot men wat schappelijker wordt. Men kan wel
zeggen dat het onteigend moet worden en als op den
duur blijkt dat dit noodig is, dan zal dat ook moeten,
maar Burgemeester en Wethouders meenen dat het op
het oogenblik nog niet noodzakelijk is. Toch wordt wel
in het oog gehouden om het perceel, hetzij gedeeltelijk
hetzij geheel, te krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot beschikbaarstelling van gelden voor de
verbouwing van het koffiehuis in den Prinsentuin en
tot onderhandsche verpachting aan T. Bekema, alhier,
van de exploitatie van de buffetten en het gebruik van
het koffiehuis c. a. in dien tuin, zoomede van de ex
ploitatie der buffetten in het Beurslokaal en het afre
ken lokaal van de Waag.
Dit voorstel luidt als volgt
Het vorige jaar hebben wij bij wijze van proef de
exploitatie der buffetten in den Prinsentuin toever
trouwd aan den pachter der buffetten in het beurs- en
waaggebouw, T. Bekema. Deze stelde prijs op een
proefjaar, ten einde te kunnen nagaan, of de exploitatie
van de buffetten in de Beurs en van die in den Prin
sentuin voor hem een volledig bestaan zou kunnen
opleveren. Van de zijde van het Gemeentebestuur was
eene proefneming gewenscht, opdat zou kunnen blijken
of de heer Bekema de rechte man zou zijn om door
nette bediening en goede consumptie den Prinsentuin
weder aantrekkelijk te maken voor het publiek.
De heer Bekema heeft ons thans verzocht hem de
pacht voor den tijd van vier jaren te gunnen; op grond
van de resultaten der genomen proef bestaat hiertegen
bij ons College geen bezwaar.
De geboden pachtsom bedraagt 700.per jaar,
welk bedrag ons billijk voorkomt, in aanmerking geno
men dat de pachter, wil zijn zaak rendabel worden,
vermoedelijk vrij veel kosten zal moeten maken, daar
het bezoek aan den tuin in de laatste jaren uiterst gering
is geweest. Zooals hiervoor echter is opgemerkt, bedoelt
adressant een bestaan te vinden in het exploiteeren der
buffetten in de beide hierboven genoemde inrichtingen,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Maart 1927. 37
waarom hij aan zijn verzoek dan ook de voorwaarde
verbindt, dat de pacht der buffetten in de Beurs, die
31 December 1927 afloopt, met drie jaren wordt
verlengd.
Evenals de Commissie voor de Beurs en de Waag,
wier advies wij hieromtrent hebben ingewonnen, kunnen
wij ons met deze verlenging vereenigen. De voorwaar
den voor de verpachting worden evenwel in dien zin
gewijzigd, dat het recht van bediening beperkt blijft tot
de beursdagen. Op andere dagen kunnen derden, aan
wie het beurslokaal of het afrekenlokaal in gebruik is
afgestaan, zelf, desgewenscht, voor de consumptie en
de bediening zorg dragen, waartoe zij dan de beschik
king verkrijgen over alle in bovengenoemde lokalen
aanwezige eigendommen der gemeente.
Aan zijn bereidverklaring om de pacht te aanvaarden
heeft adressant tevens de voorwaarde verbonden, dat de
bovenverdieping van het koffiehuis in den Prinsentuin
tot woning voor hem en zijn gezin zal worden ingericht.
De benedenverdieping biedt hiertoe geen voldoende
ruimte en zou bovendien, zelfs na eene verbouwing, als
woning weinig aantrekkelijk zijn. Daar het ten zeerste
aanbeveling verdient, dat de pachter het koffiehuis be
woont, meenen wij, dat aan zijn verlangen moet worden
tegemoet gekomen. Blijkens de overgelegde begrooting
zal met de verbouwing der bovenverdieping een bedrag
van rond 750.zijn gemoeid. Het ligt in de bedoeling
tevens in de benedenlokaliteiten enkele kleine verbete
ringen aan te brengen, waarvan de kosten op ten
hoogste 200.worden geraamd.
In verband met deze verandering van inrichting zal
de bovenverdieping, thans ter bede en kosteloos aan de
Vereeniging „Het Friesch Natuurhistorisch Museum"
ten gebruike afgestaan, door deze instelling moeten
worden ontruimd. Wij hebben daarom gemeend de Ver
eeniging in de gelegenheid te moeten stellen hare ver
zameling in een andere lokaliteit onder te brengen en
haar daartoe, behoudens Uwe goedkeuring, de keus
gelaten tusschen de benedenverdieping van het koffie
huis in den Prinsentuin, welke dan eenigszins gewijzigd
zou moeten worden, en enkele lokalen van de voormalige
gymnastiekschool aan het Jacobijnerkerkhof, zoodra die
ontruimd zijn.
Het Bestuur der Vereeniging blijkt overwegende be
zwaren te hebben tegen het in gebruik nemen van het
aangeboden gedeelte van het koffiehuis. Omtrent de
lokalen van het Jacobijnerkerkhof, waarin eveneens
enkele veranderingen zouden moeten worden aange
bracht, zijn wij nog in onderhandeling; zoodra deze
is afgeloopen, zullen nadere voorstellen hieromtrent
Uwe Vergadering bereiken. In afwachting van eene
definitieve regeling hebben wij twee vertrekken in de
benedenverdieping van het koffiehuis aan het Museum
aangeboden voor het tijdelijk onderbrengen van zijne
verzameling. Voorts is aan den pachter de verplichting
opgelegd de kosten van overbrenging van den inven
taris van het Museum tot een maximum van 50.- te
betalen.
Wij merken hierbij nog op, dat de lokalen aan het
Jacobijnerkerkhof, welke thans aan de Leeuwarder
Industrie- en Huishoudschool zijn verhuurd, eerst ter
beschikking kunnen worden gesteld, indien deze inrich
ting die lokalen verlaten heeft, hetgeen naar zich thans
Iaat aanzien binnen betrekkelijk korten tijd het geval
kan zijn.
Op grond van het vorenstaande geven wij U thans in
overweging
a. voor de verbouwing van het koffiehuis in den
Prinsentuin een bedrag van 950.— beschikbaar te
stellen
b. aan T. Bekema, alhier, voor den tijd van vier
jaren, ingaande 1 Maart 1927, ondershands te verpachten
de exploitatie van de buffetten en het gebruik van het
koffiehuis c. a. in den Stads- of Prinsentuin tegen een
pachtsom van 700.per jaar en verder op de over
eengekomen voorwaarden
c. de met T. Bekema gesloten overeenkomst betref
fende de exploitatie van de buffetten in het Beurslokaal
en in het afrekenlokaal van de Waag, eindigende 1
Januari 1928, te verlengen voor den tijd van drie jaren
tegen de bestaande pachtsom van 1725.per jaar,
onder de bestaande, zoo noodig eenigszins te wijzigen,
voorwaarden.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt dat, zooals
de Voorzitter zich zal herinneren, zij bij de behandeling
der begrooting bij den post voor den Prinsentuin heeft
gezegd, dat zij er zich eigenlijk moeilijk mee zou kunnen
vereenigen, wanneer bij een nieuwe verpachting het
Natuurhistorisch Museum uit den Prinsentuin zou wor
den verdreven. Spreekster weet wel, men biedt thans
aan het Museum een nieuw tehuis aan en dat wordt
natuurlijk zeer gewaardeerd, maar zij vraagt zich af of
deze verbouwing nu wei zoozeer beslist noodzakelijk is
voor de exploitatie van den Prinsentuin. Het betreft hier
niet een koffiehuis, waar van 's morgens 8 tot 's avonds
10 uur een drukke loop is. Wel kan spreekster zich voor
stellen dat de pachter het aangenamer vindt daar bij te
wonen, maar de Prinsentuin zal toch ook gedurende
eenige maanden van het jaar dicht zijn, zoodat het ten
slotte om een kwestie van een half jaar is, waarvoor
deze verbouwing zou moeten gebeuren.
Het is niet alleen dat deze verbouwing geld kost,
maar er komen nog meerdere onkosten bij. In de eerste
plaats moet natuurlijk het tehuis, dat wordt aangeboden
aan het „Friesch Natuurhistorisch Museum" worden
verbouwd, wat toch zeker ook eenige onkosten zal mee
brengen en in de tweede plaats derft de gemeente dan
de huur van de schoollokalen aan het Jacobijnerkerkhof,
die aan het Museum zijn aangeboden. Spreekster vraagt
dan of al die onkosten zijn verantwoord, als men daar
alleen het feit tegenover heeft dat de pachter woont
dicht bij zijn koffiehuis.
Er komt nog bij dat men deze vereeniging teleurstelt,
die nog wel jong, maar zeer ijverig en vol goeden wil
is en die, gezien het feit dat de liefhebberij van de men-
schen meer dan ooit op de natuur is gericht, ook op den
goeden weg is. Deze vereeniging is verleden jaar ge
holpen door Vreemdelingenverkeer, om te voldoen aan
de eischen, die de verzameling stelde, maar die hulp
zal voor een groot deel waardeloos worden, als het
Museum nu moet verhuizen. De kosten daarvan bedra
gen veel meer dan de 50.die de pachter zou moeten
vergoeden. Die 50.is juist voldoende om de vitrines
uit elkaar te nemen en weer in elkaar te zetten, maar
dan rekene men niet te licht het verhuizen van al die
opgezette vogels, die zeer voorzichtig moeten worden
behandeld. Er komt ook nog bij dat het Museum eenige
maanden zal worden gesloten en dat het dan in het
benedengedeelte van het koffiehuis zal worden opge
sloten, omdat de heele zaak zal moeten worden vertim
merd. Daar zullen ook al die artikelen heel veel onder te
lijden hebben.
Verder komt er nog dit bij, dat de Voorzitter zelf bij
de opening van het Museum heeft gezegd dat het hem
verheugde dat aan het Museum een blijvende plaats was
aangewezen. Dat het college nu binnen een jaar al weer
zegt dat het Museum weer moet verhuizen, vindt
spreekster toch wel een beetje heel erg. De heele zomer
gaat daar waarschijnlijk mee heen; dan kan het Museum
niet bezichtigd worden en dat is fataal voor de exploi
tatie van de inrichting.
Wanneer spreekster er werkelijk van overtuigd was
dat het koffiehuis in den Prinsentuin moest worden ver
bouwd, dan zou zij zich hier bij neerleggen, maar zij
heeft die overtuiging heelemaal niet. Zij wil daarom
vragen of er niet een andere oplossing mogelijk is,