114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Mei 1927. beter dat de leening wordt opgezegd en dat de ge meente zich garant verklaart voor een bij een ander te sluiten leening De heer Beekhuis (wethouder)Waarom Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Omdat dan de gemeente het geheele kapitaal weer krijgt. De heer Beekhuis (wethouder): Dat lijkt mij precies hetzelfde; ik zie volstrekt geen bezwaar. Waarom zou de gemeente niet leenen aan de Ambachtsschool, waar zij tot dusver ook heeft geleend? Ik begrijp niet waarom mevrouw Buisman dat wil, ik begrijp heusch niet de portée daarvan. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Als wij voor het geld zelf een veel hooger percentage moeten betalen, is het voor de gemeente wèl schadelijk. De heer Beekhuis (wethouder): Hoe bedoelt U? Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Omdat wij toch ook nog een leening hebben, die niet converteerbaar is en waarvoor wij 7 moeten betalen. De Voorzitter: Ik geloof dat mevrouw Buisman met haar vraag dit bedoelt, dat zij op zichzelf tegen verla ging van den intrest geen bezwaar heeft, maar dat, als de gemeente zelf het geld had opgenomen tegen b.v. 6 het te gek zou zijn om de Ambachtsschool daar voor 5 te laten betalen. Ik weet het niet precies, maar ik meen, dat dit geld door de gemeente niet is geleend, maar dat hèt uit de gewone kasmiddelen van de gemeente aan de Veree- niging is geleend, m. a. w., de gemeente zou dus, als zij het geld terugkreeg, een grooter crediet krijgen bij den kassier, wanneer zij het daar ging storten, maar er dan minder rente voor ontvangen. Deze transactie lijkt mij dus voor de gemeente nog niet zoo slecht. Was dit geld opgenomen in een 6 leening van de ge meente, dan zou het niet kunnen daarvoor slechts 5 terug te ontvangen, maar aangezien dit geld niet in een vaste leening van de gemeente is opgenomen, bestaat tegen deze verlaging van rente geen bezwaar. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 9 (Agenda no. 10). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het voeren van een rechtsgeding tegen G. de Wilde, alhier, en J. de Wilde te 's Gravenhage, tot betaling van een bedrag ter zake van het schoon maken van een scheidingssloot, gelegen tusschen den Stienserweg en een hun behoorend perceel land aldaar. Dit voorstel luidt als volgt In den loop van het jaar 1926 was de sloot ten Oosten van den Stienserweg, tusschen dien weg en het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie E no. 3493, voor een groot gedeelte volgestort met aarde, puin en afval, waardoor een onooglijke toestand was ontstaan en een goede perceelsafscheiding dreigde ver loren te gaan. Aangezien deze gedeeltelijke demping was geschied zonder toestemming van de gemeente, hebben wij door bemiddeling van den rechtsgeleerden raadsman der gemeente de mede-eigenaren van het ge noemde kadastrale perceel, de heeren G. de Wilde, alhier en J. de Wilde te 's Gravenhage, verzocht om de sloot, gemeenschappelijk eigendom van genoemde hee ren en de gemeente, op gezamenlijke kosten schoon te maken. Ondanks herhaalde pogingen, onzerzijds ge daan, om te dezer zake tot overeenstemming te geraken, bleken genoemde heeren niet tot medewerking in der minne bereid, weshalve wij den Directeur der Gemeen tewerken last hebben gegeven tot het noodige oprui- mingswerk over te gaan. De kosten van deze opruiming hebben bedragen ƒ326.66, waarvan de helft, of 163.33, op de heeren de Wilde kan worden verhaald. Ook na herhaalde aanmaning wenschen de heeren de Wilde dat bedrag echter niet aan de gemeente te voldoen, zoodat het langs gerechtelijken weg moet worden teruggevorderd. Onder overlegging van het advies van den rechts geleerden raadsman der gemeente, den heer Mr. J. M. van Hettinga Tromp, geven wij U mitsdien in over weging te besluiten tot het voeren van een rechtsgeding, c. q. in hooger beroep en cassatie en zoo eischende als verwerende, tegen G. de Wilde, alhier en J. de Wilde te 's Gravenhage, tot betaling van een bedrag van 163.33, subsidiair vergoeding van kosten, schaden en interessen, ter zake van het schoonmaken van een ge- meene sloot, gelegen tusschen den Stienserweg en het perceel kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie E no. 3493. De beraadslagingen worden geopend. De heer Cohen heeft toevallig dezen morgen met betrekking tot dit punt van de agenda iets vernomen, dat hij hier ter sprake zou willen brengen. Er staat in dezen brief beschreven dat de gemeente geen toestemming heeft gegeven deze sloot te dempen, maar aan spreker is verzekerd dat ook de mede-eige naren daartoe geen toestemming hebben gegeven en dat zij zelfs heelemaal niet hebben geweten dat er puin in de sloot is geworpen dit schijnt door derden te zijn geschied. Wat betreft de aanschrijving van den rechtsgeleerden raadsman van de gemeente, het is volkomen waar dat daaraan geen genoeg aandacht is geschonken, maar het gebeurt meerdere malen dat door menschen, die in zaken zitten, aan zooiets niet genoeg aandacht wordt geschonken; bovendien is dat in dit geval een gevolg van het feit, dat de betrokken mede-eigenaren niet al lebei in Leeuwarden woonachtig zijn de een woont hier en de ander in Den Haag zoodat zij niet vol doende in de gelegenheid waren om met elkander van gedachten te wisselen. Nu is spreker gezegd dat een paar maanden of onge veer 10 weken geleden de bewuste persoon Mr. Hettinga Tromp heeft opgebeld en hem heeft meegedeeld dat de mede-eigenaren de halve kosten wilden betalen. Toen is aan den betrokkene ten antwoord gegeven dat dit niet meer mogelijk was. Van morgen heeft deze echter nog aan spreker verzekerd dat hij alsnog bereid was de halve kosten te betalen. In verband hiermede zou spr. Burgemeester en Wethouders in overweging willen geven dit voorstel 14 dagen aan te houden en de be trokken personen de gelegenheid te geven alsnog hun plicht te doen en de halve kosten te betalen. De Voorzitter wil opmerken, dat wat de heer Cohen zegt, dat de mede-eigenaren ook niet wisten dat de sloot gedempt was, eigenlijk gezegd een kwestie is, waar wij niets mee te maken hebben. Het betreft hier een sloot, waarvan de helft in eigendom is bij de ge meente en die zoodanig is vervuild, dat er zelfs een heele dam in ligt, die toegang geeft tot het daarachter gelegen land. Als men nu in Leeuwarden woont en een stuk land heeft, dat ligt onder den rook van Leeuwarden en men wandelt voor een enkelen keer eens langs den weg, dan is sprekers ervaring, dat men dan iets meer attentie schenkt aan zijn eigen land dan aan dat van een ander. Wanneer men dan die heele dam in zoo'n sloot niet ziet zitten, zou spreker tegen zoo iemand zeggen ga maar eens naar een oogarts toe, want ik Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Mei 1927. 115 vermoed dat Uw oogen niet erg sterk zullen zijn. Wij staan daar eigenlijk als gemeente buiten, maar dat de mede-eigenaren niet geweten hebben dat er ook maar een klein stukje modder in die sloot zat spreker ge looft het niet. Bovendien, als de mede-eigenaren bereid zijn om te betalen, is er niets geen bezwaar dat de Raad thans besluit Burgemeester en Wethouders te machtigen om te procedeeren; als Burgemeester en Wethouders daar van geen gebruik behoeven te maken, hindert het nog niets en dat kan b.v. het geval zijn als morgen het geld wordt gestort. En was van morgen het geld gestort op de Secretarie, dan was dit punt heden middag van de agenda afgevoerd. Er is dus geen bezwaar aan Burge meester en Wethouders deze machtiging te geven; als de heeren betalen vóór de dagvaarding wordt uitge bracht, wil spreker wel de toezegging doen dat die niet zal worden uitgebracht. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 10 (aan de agenda toegevoegd onder II). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het voeren van verweer in rechten tegen een door R. de Vos aan de Arrondissements- Rechtbank alhier gedaan verzoek om vernietiging van een beslissing van den Kantonrechter te Leeuwarden. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Zouden wij dit punt niet 14 dagen kunnen uitstellen? Het is moeilijk voor ons te beoor- deelen of de man het werkelijk kan betalen, ja dan neen. Waar hier door den Raad zal worden besloten verder te procedeeren, zou ik er graag meer van vernemen dan op het oogenblik alleen de mededeeling van den Kan tonrechter. De Voorzitter De zaak zit zoo. Wij meenden dat De Vos wel iets kon bijdragen in de verpleegkosten en wij hadden die bijdrage bepaald op 5.per week. Dit was gegrond op een rapport van de Armenkamer. De Vos heeft altijd beweerd dat hij niets kon bijdragen en toen hebben wij ten slotte via den Kantonrechter getracht die bijdrage te krijgen. De Kantonrechter heeft deze niet bepaald op 5.maar op 2.50 per week zij is dus door iemand, die onafhankelijk staat van Bur gemeester en Wethouders, bepaald op 2.50 per week, terwijl Burgemeester en Wethouders oorspronkelijk meenden dat het 5.moest zijn. Nu komt De Vos van de beslissing van den Kantonrechter in beroep en vraagt vernietiging daarvan aan de Arrondissements-Recht- bank. Dat is dus het tweede onpartijdige lichaam dat over de zaak zal moeten oordeelen. Verweren Burgemeester en Wethouders zich nu niet, dan wordt de uitspraak van den Kantonrechter natuur lijk vernietigd en behoeft De Vos dus niets te betalen, en aangezien Burgemeester en Wethouders meenden dat hij 5.zou moeten betalen en dat bedrag al is gereduceerd tot 2.50, stellen zij voor om zich tegen den eisch, dat de uitspraak van den Kantonrechter zal worden vernietigd, te verzetten. De Rechtbank zal dan ten slotte uitmaken wat billijk is en het lijkt mij het gemakkelijkst dat deze machtiging aan Burgemeester en Wethouders wordt verleend, opdat door een onpartijdig lichaam zal worden bepaald wat moet worden bijge dragen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten aan Burge meester en Wethouders machtiging te verleenen tot het voeren van verweer in rechten, zooals door den Voor zitter onder II namens Burgemeester en Wethouders is voorgesteld. V. De Voorzitter geeft het woord aan den heer Westra ter toelichting van zijn schrijven (sub III) en om te kunnen uitmaken wat dit eigenlijk is. De beraadslagingen worden geopend. De heer Westra zegt dat de kwestie deze is, dat er dezer dagen, hij weet niet of het op meer gebouwen is gebeurd, maar in elk geval op het gebouw van de voor malige Infirmerie, een reclame is aangebracht van een van de politieke partijen ten opzichte van de gemeente raadsverkiezing. Nu ligt het niet in sprekers bedoeling te trachten aan die reclame afbreuk te doen of haar misschien een groo- tere waarde toe te kennen dan haar moet worden toe gekend, maar de kwestie is deze: er wordt door som mige menschen aan het feit, dat een dergelijke reclame aan een gemeentegebouw is aangebracht, een andere waarde toegekend of liever, er wordt eigenlijk gedacht dat daardoor van officieele zijde wordt gedemonstreerd ten gunste van een bepaalde politieke partij en die ge dachte wordt nog in de hand gewerkt, doordat de reclame is aangebracht door gemeentewerklieden. Spreker zou Burgemeester en Wethouders nu, om in een juist daglicht te doen stellen waar de zaak op neer komt, deze vraag willen stellen, of het in hun bedoeling ligt in het vervolg gemeentegebouwen beschikbaar te stellen voor reclame voor verkiezingsdoeleinden en of zij meenen dat ons gemeentepersoneel er voor moet worden gebruikt, om dergelijke reclame aan te brengen. Dat is de vraag die spreker zou willen stellen, opdat daardoor Burgemeester en Wethouders in de gelegen heid zullen zijn precies te zeggen waar de zaak op staat en opdat dus niet door de kiezers, die zich aan de reclame hebben geërgerd, een verkeerde conclusie zou kunnen worden getrokken. De Voorzitter Het lijkt mij het beste dat Burge meester en Wethouders op de vraag (die nu blijkt eene interpellatie te zijn), of zij in het vervolg verkiezingsreclame aan gemeentegebouwen zullen toelaten, in de volgende vergadering antwoorden. Alleen wil ik dit direct even zeggen, dat wij alleen gemeente- personeel bij het aanbrengen van de reclame er bij hebben genomen, om eventueele beschadiging van den muur te voorkomen. Dat wilde ik alleen even zeggen den volgenden keer zullen wij wel verder antwoorden. De beraadslagingen worden gesloten. De interpellatie van den heer Westra zal de volgende vergadering aan de orde worden gesteld. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 4