126 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 Juni 1927.
„1. dat vóór of op 18 Mei e.k. ten kantore van
het gemeentelijk grondbedrijf worde betaald een
bedrag, berekend naar 2.per M. lengte der te
plaatsen borden en naar 1.per MA oppervlakte
voor de te gebruiken gevelvlakken, waarbij geldt de
opmeting vanwege den Directeur der Gemeentewer
ken, welke opmeting aan adressant door dezen amb
tenaar zal worden medegedeeld
2. dat de opschriften op de gevelvlakken niet on
middellijk op de muren der panden worden aange
bracht, doch op vooraf daarvoor te plaatsen schut
tingen of over de muren te spannen linnen
3. dat de opschriften op de borden of de gevel
vlakken vóór de plaatsing door Burgemeester en Wet
houders worden goedgekeurd
4. dat de borden met opschriften en de reclames
op de gevelvlakken steeds in netten toestand verkee-
ren, ter beoordeeling van den Directeur der Gemeen
tewerken, wiens aanwijzingen omtrent de plaatsing
enz. vooraf dienen te worden gevraagd en daarna
gevolgd
5. dat adressant aansprakelijk blijft voor alle
schade, welke door de borden, of door het plaatsen
der opschriften op of tegen de gevelvlakken worden
veroorzaakt en de door de gemeente eventueel daar
voor te maken kosten op eerste aanzegging worden
vergoed
6. dat onmiddellijk na den 25sten Mei de borden
worden opgeruimd en de terreinen en de gevelvlakken
worden opgeleverd in den staat, waarin zij vóór de
plaatsing verkeerden."
Bovendien is nog mondeling afgesproken, dat nu verder
ook de stad verschoond zou blijven van het beplakken
van alle mogelijke en onmogelijke hoeken met allerlei
plakkaten. Dat heeft de betrokken partij toegezegd zij
heeft gezegd dat zij er zich dan ook verder van zou ont
houden om alles vol te smeren. Dat staat niet in de
voorwaarden, maar het is wel besproken en de partij
heeft er zich ook aan gehouden.
Het in gebruik geven van gemeentegebouwen kan
men dit dus niet noemen, want dan zou de gemeente
zoo'n gebouw zelf moeten gebruiken, maar wel het in
gebruik geven van gemeente-eigendommen en als men
het op den keper beschouwt, zou dit misschien aan de
goedkeuring van den Raad en van Gedeputeerde Staten
zijn onderworpen. Waar dergelijke zaken echter in de
practijk dikwijls voorkomen, hebben Burgemeester en
Wethouders dit ook als een kleinigheid beschouwd. Het
was toch voor zeer tijdelijk, hoogstens voor 14 dagen
Burgemeester en Wethouders hebben zooiets altijd
buiten den Raad gedaan en zij hebben dat nu weer ge
daan, te meer, waar er al een precedent was, nu zij 2
jaar geleden precies hetzelfde hebben gedaan.
De heer H. de Boer (wethouder): De Vrijheidsbond
had ook een reclame aan een paal.
De Voorzitter: Bovendien vergeet ik nog te zeggen,
dat de Vrijheidsbond een bord had aan een paal van
de electrische verlichting bij de Beurs.
De heer Oosterhoff Dat is dan net zoo verkeerd
geweest. Het doet er niets aan af, wie het doet.
De heer Westra zou nog wel een enkel woord willen
zeggen. Hij heeft den vorigen keer ook nadrukkelijk
laten voelen, dat het op sommige eenvoudige zielen
zooals hij ze zou willen noemen eenigermate den
indruk maakte dat deze reclame op gemeentegebouwen
een eenigszins demonstratief karakter droeg ten op
zichte van de gemeente tegenover de partij, die annon
ceerde. Spreker heeft daarom zijn vraag gesteld, om
Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid te stel
len die zaak recht te zetten, opdat duidelijk zou blijken
dat het niet een reclame was van de gemeente, maar
eenvoudig een kwestie van verhuring van reclamevlakte.
De Voorzitter heeft dat nu bekend gemaakthij heeft
op formeele gronden volkomen terecht niet direct
een antwoord gegeven op sprekers vraag, maar de be
antwoording daarvan uitgesteld. Formeel was dat juist,
al was het voor de beantwoording van de vraag en het
doel, waarvoor zij was gesteld, aangenamer geweest,
wanneer die beantwoording direct had plaats gehad.
Maar nu hoort spreker uit het antwoord op de vraag
van den heer Oosterhoff, dat de Voorzitter zich ten
opzichte van de verhuring zelf niet op het formeele
standpunt heeft gesteld hij heeft gezegd het was zoo
en zoo en nu hebben wij het zoo maar opgevat. Waar
de Voorzitter zich daarbij dus niet geheel aan den for-
meelen weg heeft gehouden, had het in de lijn gelegen
ook bij de beantwoording van de interpellatie niet
heelemaal formeel te blijven. Spreker zal daar echter
verder geen bezwaar tegen maken, omdat de Voorzitter
volkomen rechtmatig handelde.
Overigens komt het spreker voor dat, waar het hier
de verhuring van reclamevlakte betreft, dit niet geheel
gelijk is te stellen met de reclame van den Vrijheids
bond, die een daarvoor beslist aangewezen reclame
vlakte zeer waarschijnlijk heeft aangevraagd bij den
man, die daarvoor is aangewezen.
Het komt spreker voor dat, als het de verhuring van
reclamevlakten geldt, Burgemeester en Wethouders zich
op de hoogte dienen te stellen of er voor hetzelfde vlak
niet meer geld is te bekomen. De prijs is nu toch wel
wat laag geweest en spreker dunkt dat het ook wel
mogelijk is er een hooger bedrag voor te krijgen. Hij
zou het dan ook op prijs stellen dat, wanneer in het
vervolg weer wordt overgegaan tot het beschikbaar
stellen van reclamevlakte, men er een zoo hoog mogelijk
bedrag voor zal trachten te krijgen.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders
hier op hun vingers worden getikt, dat zij in dit opzicht
niet geheel formeel hebben gehandeld. Spreker geeft
dat den heer Westra toe, maar eigenlijk hebben Burge
meester en Wethouders dit niet als zoo'n gewichtige
zaak beschouwd als die blijkbaar hier wordt beschouwd
en opgevat. Burgemeester en Wethouders hebben ge
zegd als er een andere partij komt en wij hebben ge
noeg gemeentegrond, dan kan die op dezelfde condities
haar reclame er naast stellen, m. a. w. Burgemeester en
Wethouders hebben de zaak niet zoo hoog opgevat als
blijkbaar sommigen haar opvatten.
Wil men nu meer naar den formeelen kant van de
zaak zien, dan wil spr. opmerken dat Burgemeester en
Wethouders die zoo vaak overtreden, zonder dat er iets
van wordt gezegd. Wanneer Burgemeester en Wet
houders voor een tijdelijke winkel permissie geven voor
het in gebruik nemen van een hoekje van de straat
zooals op de Brol zonder den Raad daarin te kennen,
wanneer zij een klein hoekje land achter Patrimonium
aan een van de bewoners verhuren voor 10.—, zonder
dat de Raad er aan te pas komt, is dat ook niet geheel
in den haak, maar dat zijn toch kleinigheden en zoo
hebben Burgemeester en Wethouders ook dit be
schouwd. Als men voor al dergelijke kleinigheden den
officieelen weg langs moet, dan moeten wij het maar
weer op de oude manier doen, b.v. nu ook met de
kwestie van het verhuren van een stukje grond achter
Patrimonium voor 10.per jaar, waar de kinders
op mogen spelen en waardoor veler bezwaren met be
trekking tot het spelen der kinderen zijn opgeheven.
Dat is toch ook gebeurd zonder voorkennis van den
Raad en zulke dingen doen Burgemeester en Wethou
ders meer. Zoo is dit ook opgevat. Het was een tijdelijke
reclame voor verkiezingsdoeleinden. Was het niet een
tijdelijke reclame geweest, dan was het een andere
kwestie geweest, maar Burgemeester en Wethouders
wisten dat den dag na de verkiezing de reclame weer
zou verdwijnen en dat het dus een tijdelijke kwestie was.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 8 Juni 1927. 127
De kwestie is alleen dat hier een beetje politiek van
dat bord af druipt
De heer Westra: Een beetje
De Voorzitterer druipen een paar rooie druppels
at', dat is de kwestie, die aanleiding tot deze zaak geeft.
Wanneer straks, zooals de bedoeling is, met de a.s.
Landbouwtentoonstelling hier en daar een handwijzer
wordt geplaatst of een bord aan een lantaarnpaal wordt
bevestigd met een opschrift: „Naar de Tentoonstelling"
enz. dan betreft dat ook het in gebruik geven van
gemeentegrond, maar dan zullen Burgemeester en Wet
houders daarmee toch niet bij den Raad komen en de
Raad zal daar dan ook niets van zeggen. Daar druipen
dan echter de rooie druppels niet af en in zooverre is
er dus geen bezwaar tegen.
De interpellatie wordt gesloten.
13 (Agenda no. 14). Interpellatie van mevrouw
Buisman—Blok Wijbrandi, betreffende de oproeping
van sollicitanten voor de betrekking van derden klerk
ten kantore van den gemeente-ontvanger.
De door mevrouw Buisman ingezonden vragen luiden
als volgt
„In verband met een oproeping voor sollicitanten
naar de betrekking van derden klerk ten kantore van
den Gemeente-ontvanger zal ondergeteekende in een
volgende raadsvergadering gaarne over de volgende
vragen worden ingelicht
1. Welke aanleiding hebben Burgemeester en
Wethouders gevonden om over te gaan tot personeels-
vermeerdering ten kantore van den Gemeente
ontvanger
2. Zoo deze personeelsvermeerdering beslist
noodzakelijk was, kon dan niet worden volstaan met
tijdelijke hulp
3. Is overwogen of niet door overplaatsing van
personeel van een anderen tak van dienst of door
wijziging van den dienst aan het ontvangkantoor
aanstelling van nieuw personeel kon worden voor
komen
De interpellatie wordt geopend.
De Voorzitter vraagt mevrouw Buisman of zij hare
vragen ook wenscht toe te lichten.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi acht dat niet
noodig.
De heer Beekhuis (wethouder) geeft, na telkens
lecture te hebben gedaan van de vragen sub 13,
daarop het volgende antwoord
1. Op herhaald verzoek van den Gemeente-ontvanger
en na diens uitdrukkelijke verklaring, dat er in verband
met de toegenomen werkzaamheden op zijn kantoor
personeel te kort was, hebben Burgemeester en Wet
houders, na onderzoek en na den Ontvanger te hebben
gehoord, tot de hierbedoelde uitbreiding van personeel
besloten.
2. Vermits het niet waarschijnlijk is dat de tegen
woordige werkzaamheden op het kantoor van den Ont
vanger binnen afzienbaren tijd zullen verminderen, is
voor indienstneming van een tijdelijke hulpkracht geen
reden.
Overigens zij opgemerkt, dat de nieuw te benoemen
ambtenaar, zooals gewoonte is, eerst tijdelijk wordt
aangesteld.
3. Overplaatsing van personeel van een anderen
tak van dienst naar het Ontvangerskantoor of wijziging
van den dienst aan dat kantoor, zoo, dat daardoor aan
stelling van nieuw personeel wordt voorkomen, is niet
mogelijk.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou alleen even
dit willen opmerken, dat zij toch meent dat de goed
keuring van de gemeentelijke heffing van de inkomsten
belasting maar geldig is voor 5 jaar en dat het dus best
mogelijk is dat, als die goedkeuring over 4 jaar wordt
geweigerd, deze derde klerk overbodig zal worden. Zij
zou daarom willen vragen of het werkelijk niet ver
standig zou zijn dezen klerk een tijdelijke aanstelling
te geven, want als die eenmaal vast is aangesteld, weten
wij allen wel hoe het gaat; wij spreken hier allen over
bezuiniging, maar als zoo'n klerk vast is aangesteld,
kunnen wij anders niet dan door hem op wachtgeld te
zetten van hem af komen, terwijl, als hij tijdelijk is en
de werkzaamheden worden minder, wij wel weer van
hem af kunnen komen. Daarom meent spreekster dat
hier werkelijk reden is om langer dan voorloopig
de wethouder zegt dat het voorloopig een tijdelijke be
trekking is er als het ware een geheel tijdelijke
betrekking van te maken.
De heer Beekhuis (wethouder) antwoordt dat men
in de eerste plaats verschillend kan denken over de
vraag of de eigen heffing slechts voor 5 jaar zal strekken
of voor een langeren tijd. Daar is op het oogenblik
nog niets van te zeggen.
Laat men verder ook bedenken dat het toch werkelijk
niet een van de meest voorname betrekkingen geldt,
waarin moet worden voorzien, n.l. die van derde klerk;
als de 5 jaar om zijn en de gemeente dan geen eigen
heffing meer zou mogen doen, dan zal voor den derden
klerk wel hier of daar een plaats zijn te vinden. Spreker
kan die zaak dan ook niet zoo ernstig inzien, omdat
het niet een van de voornaamste betrekkingen in de
gemeente is. Uit de beantwoording van de derde vraag
is gebleken dat er door overplaatsing niet in de be
trekking is kunnen worden voorzien; daaruit is dus ook
gebleken dat er geen personen van andere takken van
dienst voor de betrekking in aanmerking kwamen en
dat dus deze betrekking niet een van de belangrijkste
is. Het komt Burgemeester en Wethouders dan ook voor
dat het gevaar niet groot is dat de betrokkene op
wachtgeld zal moeten worden gesteld als de 5 jaren
om zijn en de gemeente niet meer de eigen heffing zou
mogen doen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi spijt het wel dat
dit antwoord van den wethouder haar niet kan bevre
digen. Of het een voorname betrekking geldt of een
heel gewone, daar blijft het feit gelijk om; als wij willen
bezuinigen, moeten wij toch eerst bezuinigen op het
aantal ambtenaren, eerder dan op de salarissen. Spreek
ster acht het daarom werkelijk niet goed dat wij bij
het benoemen van een ambtenaar, al is het dan ook
voor een nog zoo onaanzienlijke betrekking, dadelijk
een vaste aanstelling geven, ook al is het dan maar
voor een salaris van 1200.tot 1500.
Als wij hem over 4 jaar niet meer noodig hebben,
zal er wel een plaats voor hem worden gevonden, zegt
de wethouder, maar dat acht spreekster juist de groote
fout; zij is dat heelemaal niet met den wethouder eens.
Zij acht het veel verstandiger dat deze ambtenaar
tijdelijk wordt aangesteld en dat er tegen hem wordt
gezegd: dit is een tijdelijke betrekking, zoodat gij, als
daarin niet langer meer behoeft te worden voorzien,
een andere betrekking moet zien te vinden. Als dat
systeem meer werd doorgevoerd, zou er beter bezuinigd
kunnen worden dan wanneer men zegter is dan wel
weer een betrekking. Dat is niet goed voor de gemeente-
financiën. Dit is een principieele kwestie en daarom
heeft spreekster ook haar vraag gesteld. Het spijt haar
dat zij daarop niet een meer afdoend antwoord heeft
ontvangen.
De heer Beekhuis (wethouder) merkt op dat mevrouw
Buisman een afdoend antwoord vraagt, maar dat bij