154 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Juli 1927.
11. Burgemeester en Wethouders te machtigen de
ingevolge het besluit sub I overgenomen muziektent op
te stellen in het grasperk tusschen den Arendstuin en
de Verversbrug.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
15 (Agenda no. 16). Praeadvies van Burgemeester
en Wethouders inzake het oprichten van een gemeen
telijken ophaal- en stortingsdienst.
Dit praeadvies luidt als volgt
In Uwe vergadering van 27 October 1925 werd een
voorstel van Uwe medeleden, mevrouw Buisman en den
heer Muller, met 14 tegen 12 stemmen aangenomen,
strekkende om den heer Van Zandbergen, gemeente
ontvanger van Zwolle, uit te noodigen een advies uit te
brengen over de kans op welslagen van een te Leeu
warden op te richten gemeentelijken ophaal- en stor
tingsdienst. Nadat deze zich daartoe bereid had ver
klaard en een onderzoek ter plaatse had ingesteld, heeft
hij bij missive van 14 April 1926 een uitvoerig rapport
uitgebracht, hetwelk met alle op deze zaak betrekking
hebbende stukken in handen van Uwe Financieele Com
missie werd gesteld om advies. De slotsom van het
advies der Commissie was, voorshands geen verdere
stappen te doen tot oprichting van zoodanigen dienst in
Leeuwarden. Daarop heeft ons College, zich met dat
advies vereenigende, bij de aanbieding der gemeente-
begrooting voor 1927 Uwen Raad, overeenkomstig be
doeld advies der Financieele Commissie, een daartoe
strekkend voorstel gedaan. Bij de behandeling van de
gemeente-begrooting voor 1927 is dat voorstel echter
verworpen en het rapport van den gemeente-ontvanger
van Zwolle om praeadvies teruggezonden aan Burge
meester en Wethouders.
Eene nadere bestudeering van dat rapport heeft onze
zienswijze, dat een dergelijke dienst een niet onbelang
rijk financieel nadeel voor onze gemeente zoude mede
brengen, niet kunnen wijzigen.
Al dadelijk wijzen wij er op, dat het grootste gedeelte
van het rapport is gewijd aan beschouwingen omtrent
1°. gecentraliseerd kasbeheer en 2°. centralen incasso-
dienst. Daarbij worden belangrijke en behartigenswaar
dige wenken gegeven, die ongetwijfeld nadere bestudee
ring ten volle verdienen. Hoofdzakelijk geldt dit voor
gecentraliseerden incassodienst en het komt ons voor,
dat ook indien zoude blijken dat geheele doorvoering van
dat systeem niet met vrucht in Leeuwarden zou kunnen
worden toegepast, niettemin door combinatie der in
casso's van verschillende diensten, zooals b.v. reeds ten
deele voor het gas- en electriciteitbedrijf te dezer stede
bestaat, wellicht bezuiniging zou kunnen worden ver
kregen. Overigens hield ons College zich reeds, voordat
de kwestie van een ophaal- en stortingsdienst aan de
orde was, bezig met een onderzoek, op welke wijze in
deze richting iets ware te bereiken. Zoo zoude bijvoor
beeld kunnen worden overwogen om de gas- en eiec-
triciteitsgelden, de huren van het Gemeentelijk Woning
bedrijf en de retributies van Gemeentewerken en het
Reinigingsbedrijf gelijktijdig te doen innen, door de
geldophalers van de lichtbedrijven daarmede te belasten.
Alleen daarmede zou reeds een niet onbelangrijke be
sparing van arbeidsloon kunnen worden verkregen.
Het ligt dan ook in onze bedoeling om, bij aanneming
van het onderhavige voorstel, de invoering van een
centralen incassodienst nader te overwegen.
Invoering van een gecentraliseerd kasbeheer behoeft
thans niet nader te worden besproken. De heer Van
Zandbergen zegt in zijn rapport, dat het niet mogelijk
is dat dit thans in Leeuwarden wordt bereikt en wij
kunnen ons met die uitspraak vereenigen.
De wenschelijkheid van invoering der door den heer
Van Zandbergen bedoelde centralisatie van kasbeheer
en incassodienst staat echter naast de concrete vraag,
of oprichting van een ophaal- en stortingsdienst aan
beveling verdient. Het is mogelijk, dat gelijktijdige in
voering van die vereenvoudigingen en van een ophaal-
en stortingsdienst te zamen een batig saldo opleveren,
doch daarmede is allerminst aangetoond dat laatstge
noemde dienst op zich zelf een voordeel voor de ge
meente beteekent.
De vraag, of die vereenvoudigingen zullen worden
ingevoerd, behoort dan ook naar ons oordeel los te
staan van de vraag of een ophaal- en stortingsdienst
moet worden ingesteld.
Over laatstgenoemden dienst nu handelt het tweede
gedeelte van het rapport. De adviseur stelt voorop, dat
men kan redeneeren, dat door invoering van dien dienst
het aantal en het bedrag der z.g. „kwade posten" zal
dalen, dat het een sociaal belang is op deze wijze er de
menschen toe te brengen aan hunne belastingplicht te
voldoen en dat dus een zeker nadeelig saldo wel ten
laste van de gemeente mag worden gebracht, doch dat
men ook kan vragen of uit die zaak voor de gemeente
kas nog een voordeeltje is te behalen.
Het komt ons voor, dat over het in de eerste plaats
gestelde alternatief verschil van meening kan bestaan.
In andere gemeenten, waar deze kwestie aan de orde is
geweest, is er wel op gewezen dat, waar aansluiting
aan den dienst geheel vrijwillig is, daarvan in de eerste
plaats zal worden gebruik gemaakt door hen, die ook
zonder zoodanigen dienst wel aan hun belastingplicht
zouden voldoen, terwijl ook menigeen van oordeel is,
dat het juist niet op den weg ligt van de gemeente om
de ingezetenen op de voorgestelde wijze te herinneren
aan de op hen rustende verplichting tot het betalen van
hunne belastingpenningen.
Wij zullen ons omtrent deze vragen geen partij stellen
en liever het voorbeeld van den adviseur volgen, die
hier zelf ook niet dieper op in gaat, doch zich verder
alleen onledig houdt met de vraag, of de zaak voor de
gemeente nog een voordeel kan opleveren. De heer Van
Zandbergen wijst er dan op, dat de oorzaak van verlies
kan zijn een nadeelig verschil tusschen de kosten van
administratie en de rentewinst der gestorte gelden.
Daarom bespreekt hij 1°. de kosten van den dienst en
2°. de rentewinst.
1. De dienst moet aanvangen, zegt hij, met het
maken van eenige kosten voor materieel en berging
daarvan, waarbij machines echter voorloopig achter
wege kunnen blijven. Reeds dadelijk personeel aan te
stellen is overbodig, „indien de mogelijkheid bestaat
dezen dienst bij een anderen onder te brengen".
Juist daar schuilt onzes inziens eene groote moeilijk
heid en de rapporteur, die een uitgebreid onderzoek bij
de verschillende bedrijven en diensten hier ter stede
heeft ingesteld, blijft in gebreke hieromtrent een duide
lijk advies uit te brengen. Wel deelt hij ons mede hoe
deze aangelegenheid in Zwolle is geregeld, n.l. door den
dienst op het ontvangerskantoor onder te brengen, doch
daar hij in den aanvang reeds had opgemerkt dat dit
in onze gemeente niet kan geschieden, heeft deze schets
van den toestand in Zwolle voor Leeuwarden weinig
praktisch nut.
Verder is hij van oordeel dat, bij invoering van Cen
trale Incasso, de dienst daar thuis behoort, en dat ook
zonder Centrale Incasso de dienst zou kunnen worden
belast met verschillende invorderingen. Ongetwijfeld is
dit laatste juist, doch als argumentatie dat de dienst
geen personeel zoude vergen, kan het o. i. niet dienen.
Immers, aangenomen dat Centrale Incasso eene vermin
dering van personeel zoude medebrengen, wat een voor
deel voor de gemeente beteekent, zoude dit te niet
worden gedaan door het personeel in dienst te houden
ter wille van den ophaal- en stortingsdienst. Wel
degelijk zouden dan, bij eene behoorlijke boekhouding,
de salarissen van dat personeel ten laste van den dienst
moeten worden gebracht.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 18 Juli 1927. 155
Het uitleenen der gelden van den ophaal- en stortings
dienst aan de gemeente is met deze politiek in strijd.
Overigens zij hier nog eens herhaald hetgeen ons College
bij monde van zijn Voorzitter deed opmerken tijdens
de beraadslagingen over de gemeente-begrooting voor
1927 (zie Handelingen 1926, blz. 253), n.l. dat de rap
porteur in zijn advies te dezer zake zegt, dat indien er
een gemiddelde inleg komt van 500.000.per jaar
en daarop 2 verdiend wordt, er een bruto winst zal
zijn van 2000.per jaar. Dat die inleg er te Leeu
warden zal zijn, wordt echter in het rapport niet met
cijfers waar of aannemelijk gemaakt; het blijft een ver
onderstelling, waar minstens evenveel tegen, als vóór
te zeggen is, en de bezwaren, naar onze meening aan
de inrichting van een ophaal- en stortingsdienst ver
bonden, zijn dus ook op dit punt niet weerlegd. Vandaar
dat wij, met de Financieele Commissie, van oordeel
waren, en ook thans nog zijn, dat de vermoedelijke
voordeelen in dezen niet opwegen tegen de vermoede
lijke nadeelen.
Ten slotte merken wij op, dat niet blijkt dat de advi
seur heeft nagegaan, of de plaatselijke toestanden van
Leeuwarden oorzaak zouden kunnen zijn, dat de dienst
hier al dan niet gelijke kans op succes heeft als in
Zwolle, waarbij ook in aanmerking had moeten worden
genomen, dat de rentekoers thans lager is dan toen de
dienst in Zwolle werd opgericht, terwijl toch de aan de
deelnemers in dien dienst te vergoeden rente niet kon
worden verlaagd.
Wij deelen te dezen opzichte geheel de meening uwer
Financieele Commissie die verwacht, dat de plaatselijke
toestanden alhier van dien aard zijn dat de dienst hier,
althans aanvankelijk, met een niet onbelangrijk tekort
zoude werken.
In het bovenstaande vinden wij aanleiding U ander
maal voor te stellen, niet over te gaan tot de oprichting
van een gemeentelijken ophaal- en stortingsdienst.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller maakt zich geen illusie, dat dit prae
advies zal worden verworpen en daarnaast wil hij op
merken dat hij eenigszins dankbaar is dat althans in
dit praeadvies eenige pogingen in het werk zijn gesteld
om het rapport van den heer Van Zandbergen te weer
leggen. Dat het college daarin is geslaagd, gelooft
spreker niet, maar het heeft althans gepoogd het rapport
te weerleggen.
Spreker heeft zoopas gezegd dat hij zich op dit mo
ment geen illusie maakt; hij zal de zaak dan ook niet
uitvoerig bespreken. Hij wil er echter op wijzen dat de
heer Van Zandbergen in zijn eerste schrijven, dat hij
ten opzichte van deze kwestie aan den Raad heeft ge
richt, heeft meegedeeld, dat hij absoluut van oordeel
is dat een ophaal- en stortingsdienst in Leeuwarden
uit kan. Daarnaast heeft hij in zijn rapport gezegd
en dat wordt ook niet tegengesproken dat, indien
men dien stortingsdienst samenvoegt met een centralen
incassodienst, dit dan voor de gemeente geen verlies
behoeft op te leveren.
De heer Van Zandbergen erkent, dat wij in Leeu
warden in de misère zitten ten opzichte van de kwestie,
wie hier met de leiding van dezen dienst zou moeten
worden belast, hij erkent dat de gemeente-ontvanger
dat niet kan doen of misschien niet wil doen. Het moet
betreurd worden dat een belangrijke sociale instelling,
als deze op den duur voor de gemeente zou kunnen
worden, moet stranden op het feit dat men hier geen
ambtenaar beschikbaar heeft, die een dergelijken dienst
zou kunnen of willen leiden
Wij wezen er boven reeds op, dat de invoering van
een incassodienst onder oogen kan worden gezien, af
gescheiden van een ophaal- en stortingsdienst, wat
door den heer Van Zandbergen is beaamd in de 2de
alinea op pag. 2 van zijn rapport.
Bij eene juiste beoordeeling van de vraag of invoering
van een ophaal- en stortingsdienst aan de gemeente
voordeel zal opleveren, moeten dus die twee diensten
afzonderlijk worden beschouwd en uit elkaar gehouden.
Dat is in het rapport niet geschied en integendeel bij
de beschrijving van den gang van zaken in Zwolle
worden beide diensten, benevens nog andere, geza
menlijk behandeld en dan wordt beredeneerd, dat vele
van de onkosten die op de vereenigde diensten drukken,
als salaris ontvanger, kantoorhuur, verwarming en ver
lichting, evenzeer zouden moeten worden geleden of er
al dan niet een ophaal- en stortingsdienst is en dat deze
daarom, zelfs niet voor een deel, ten laste van dien
dienst zijn gebracht.
De adviseur stemt toe dat, wanneer de ophaal- en
stortingsdienst geheel als een afzonderlijke dienst
moet worden beschouwd, de onkostenrekening een
ander beeld zou geven.
2. In het rapport wordt omtrent de rente-winst
gezegd dat, indien de dienst een ophaal- en stortings
dienst is, zonder meer, het maken van winst is uitge
sloten. Daarom moet hij mede zijn „spaardienst".
In Zwolle wordt daarmede een goede winst gemaakt.
Aan de spaarders wordt 3.6 rente vergoed. Doordat
de berekening van maand tot maand over ronde sommen
van 10.geschiedt en de rente eerst ingaat op den
lsten der maand, volgende op de storting, wordt de
zuivere rentevergoeding op 3 geschat. In dat geval
kan 2 winst worden gemaakt.
Daar sedert den datum van het uitbrengen van het
rapport de rentestand aan de openbare markt eenigs
zins is gewijzigd, zal de winstmarge thans iets kleiner
zijn. Hoewel de steller van het rapport niet verder
spreekt over de wijze van belegging der opgehaalde en
gestorte gelden, meenen wij uit de ons ten dienste
staande verslagen der gemeente Zwolle te kunnen op
maken, dat voor die spaargelden geen „beleggingen"
worden gezocht, doch dat deze worden gestort in de
gemeentekas, die daarvoor dus wordt gedebiteerd. In
dien dat zoo is, dan verschaft zich dus de gemeente
Zwolle „kasgeld" door dit van den ophaal- en stortings
dienst te betrekken tegen eene rentevergoeding van
41/2
De gemeente Leeuwarden echter voorziet in hare be
hoefte aan kasmiddelen door kasgeldleeningen te sluiten
tegen gemiddeld 3% rente (provisie inbegrepen).
Zwolle zou dit natuurlijk ook kunnen doen en daardoor
dan 34 rente besparen. Blijft die gemeente bij haar
systeem om hare kasmiddelen te betrekken van den
ophaal- en stortingsdienst, dan bevoordeelt zij daar
mede dien dienst ten koste van zich zelve. Geheel pro
blematiek is dan het voordeel dat onze gemeente zou
genieten door de invoering van zoodanigen dienst.
Daar komt nog bij, dat eene gemeente niet steeds
behoefte heeft aan het opnemen van kasgeld. Leeu
warden heeft voor zijn kasmiddelen eene rekening
courant bij een kassier; wanneer die rekening credit
staat, wordt door dien kassier 3'/2 rente vergoed
van dat credit-saldo. Aannemende, dat in Zwolle eene
gelijke verhouding als hier ter stede bestaat tusschen
de gemeente en een kassier dan zou dus die gemeente,
indien zij van den ophaal- en stortingsdienst meer
gelden ontvangt dan zij terstond voor hare betalingen
behoeft, deze storten bij den kassier en daarvoor 3 V2
rente ontvangen terwijl zij aan den ophaal- en stortings
dienst 4'/2 moet vergoeden.
Voor eene economische kasgeld-politiek is het der
halve gewenscht er naar te streven bij den kassier zoo
gering mogelijk debet- of credit-saldo te hebben, wat
door het sluiten van kasgeldleeningen wordt bevorderd.
De heer H. de Boer (wethouder): Dat is onzin
De heer Muller Is dat onzin Dat is géén onzin
wel daarom niet, omdat het in andere plaatsen ook