160 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Augustus 1927.
van het aan de gemeente behoorende kadastrale per
ceel Sectie G no. 10219. Hierbij zijn enkele voorwaar
den gesteld, waarvan de voornaamste is, dat van ge
meentewege en op hare kosten moet worden gezorgd
voor verplaatsing van de schutting en het hok, staande
op het door belanghebbende over te dragen gedeelte
grond naar een nader aan te wijzen plaats op het over
te nemen gedeelte grond.
Voorts is, met het oog op de doortrekking van den
geprojecteerden verbindingsweg tusschen de Bleeklaan
en den Weg naar Cambuur, met T. van der Zee, alhier,
eigenaar van het kadastrale perceel Sectie G no. 6314,
overeengekomen, dat hij aan de gemeente zal afstaan
een Noordelijk gedeelte van gemeld perceel, ter grootte
van 32 M2., in ruil voor een Oostelijk gedeelte, ter
grootte van 20 M2., van het aan de gemeente be
hoorende kadastrale perceel Sectie G no. 12047. Aan
deze ruiling is als voornaamste voorwaarde verbonden,
dat de gemeente voor hare rekening op het terrein van
den belanghebbende een keuken met open plaats bouwt
en de bestaande keuken opruimt.
Op de hierbij overgelegde teekening zijn boven
omschreven ruilingen in roode arceering en kruisarcee-
ring aangegeven.
Tegelijk met de grondruilingen kan worden behan
deld een verzoek van de eigenaren van een zevental
panden aan de Westzijde van de Noordvlietstraat,
waarin gevraagd wordt aan ieder van hen in koop af
te staan een aan hunne perceelen aansluitend Oostelijk
strookje grond van het gemeentelijke bouwterrein ten
Oosten van de Bleeklaan, ter breedte van ieders perceel
en ter diepte van 10 Meter. De tusschen deze stroo-
ken grond en de perceelen van de belanghebbenden
liggende sloot zal door de gemeente worden gedempt,
terwijl in de kosten van de op de nieuwe erfscheiding
te plaatsen schutting door de belanghebbenden de helft
zal worden bijgedragen. Tegen verkoop van den hier-
bedoelden grond, welke op' de overgelegde teekening
met roode kleur is aangeduid, bestaat onzerzijds geen
bezwaar. De ter plaatse ten Oosten van de Bleeklaan
liggende bouwterreinen zullen alsdan een gewenschte
mindere diepte verkrijgen, waardoor een snellere uitgifte
in de hand wordt gewerkt. De prijs van den te Ver-
koopen grond kan worden gesteld op 4.per M2.,
met welken prijs de belanghebbenden genoegen heb
ben genomen.
Op grond van het bovenstaande hebben wij, onder
overlegging van stukken, de eer U voor te stellen te
besluiten overeenkomstig het hierachter afgedrukte
ontwerp.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot ruiling van grond bij de Gale Hamkesstraat en
bij den geprojecteerden verbindingsweg tusschen de
Bleeklaan en den Weg naar Cambuur, alsmede tot ver
koop van enkele perceeltjes bouwterrein ten Oosten van
de Bleeklaan;
besluit
I. tot ruiling met J. van der Weide te Leeuwarden,
zonder bijbetaling van de eene of andere zijde, van een
op de bij dit besluit behoorende teekening met roode
arceering aangegeven strook grond, gemerkt A, ter
grootte van 27 M2., deel uitmakende van het kadas
trale perceel Sectie G no. 2626, tegen een op dezelfde
teekening met roode kruisarceering aangegeven, aan
de gemeente toebehoorende, strook grond, ter grootte
van 43 M2., deel uitmakende van het kadastrale
perceel Sectie G no. 12197,
onder bepaling, dat van gemeentewege zal worden
zorg gedragen voor demping van de aldaar aanwezige
sloot, voor het plaatsen van een eenvoudige afrastering
op de erfscheiding en voor de aansluiting van de rio-
leering op het hoofdriool, terwijl voorts de kosten van
overschrijving en dergelijke voor rekening der gemeente
komen;
II. tot ruiling met J. Feenstra te Leeuwarden, zonder
bijbetaling van de eene of andere zijde, van een op de
bij dit besluit behoorende teekening met roode arcee
ring aangegeven strook grond, gemerkt B, ter grootte
van 33 M2., deel uitmakende van het kadastrale per
ceel Sectie G no. 2627, tegen een op dezelfde teekening
met roode kruisarceering aangegeven, aan de gemeente
toebehoorende, strook grond, ter grootte van 33 M2.,
deel uitmakende van het kadastrale perceel Sectie G
no. 10219,
onder bepaling, dat van gemeentewege zal worden
zorg gedragen voor demping van de aldaar aanwezige
sloot, voor verplaatsing van de schutting en het hok,
staande op den door belanghebbende over te dragen
grond, naar een nader aan te wijzen plaats op den door
hem over te nemen grond, voor het plaatsen op het
nog overblijvende gedeelte van de erfscheiding van eene
schutting ter hoogte van 2 Meter en voorts onder be
paling, dat de naar buiten draaiende deuren in de
kolenschuur bestendigd zullen blijven en de gemeente
de kosten van overschrijving en dergelijke zal betalen;
III. tot ruiling met T. van der Zee te Leeuwarden,
zonder bijbetaling van de eene of andere zijde, van een
op de bij dit besluit behoorende teekening met roode
arceering aangegeven perceeltje grond, gemerkt C, ter
grootte van zt 32 Al2., deel uitmakende van het kadas
trale perceel Sectie G no. 6314, tegen een op dezelfde
teekening met roode kruisarceering aangegeven, aan de
gemeente toebehoorend, perceeltje grond, ter grootte
van 20 M2., deel uitmakende van het kadastrale per
ceel Sectie G no. 12047,
onder de navolgende voorwaarden en bepalingen
1. van gemeentewege zal worden zorg gedragen
voor demping van de aldaar aanwezige slooten, voor
den bouw van een keuken met open plaats volgens de
bij dit besluit behoorende teekening, onder opruiming
van de bestaande keuken en voor het plaatsen van een
afscheiding gelijk als en aansluitende aan de bestaande
afscheiding;
2. bij eventueele verbreeding van de ten Noorden
gelegen straat zal van gemeentewege de afscheiding
worden verplaatst;
3. net gedeelte grond tusschen de op de teekening
aangegeven voorloopige en de toekomstige erfscheiding
wordt aan T. van der Zee bovengenoemd in bruikleen
gegeven, tegen betaling van 0.50 per jaar, te voldoen
ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf telken
jare vóór den 31 sten December, terwijl de in bruikleen
gegeven grond als voortuin behoorlijk moet worden
onderhouden;
4. alle kosten van overschrijving en dergelijke ko
men voor rekening van de gemeente;
IV. tot verkoop aan ieder van de navolgende per
sonen, t. w.
1. H. A. de Wit, Noordvlietstraat no. 13 te Leeu
warden,
2. J. G. Zijlstra, Noordvlietstraat no. 15 te Leeu
warden,
3. H. Kniepstra, Noordvlietstraat no. 17 te Leeu
warden,
4. J. Laverman, Noordvlietstraat no. 19 te Leeu
warden,
5. S. Brandenburg, Noordvlietstraat no. 21 te Leeu
warden,
6. A. Fetter, Noordvlietstraat no. 23 te Leeu
warden,
7. F. W. de Jong, Noordvlietstraat no. 25 te Leeu
warden,
van een strook grond, uitmakende een Oostelijk gedeelte
van het kadastrale perceel Sectie G no. 12047 en aan
sluitende aan de Westzijde van zijn perceel aan de
Noordvlietstraat, zooals op de bij dit besluit behoo-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 9 Augustus 1927. 161
rende teekening in roode kleur is aangegeven, ter
grootte van ruim 60 M2., de juiste grootte nader door
een landmeter van het kadaster uit te meten, tegen den
prijs van 4.per M2.,
onder bepaling, dat de aldaar aanwezige sloot van
gemeentewege en op hare kosten zal worden gedempt
en gerioleerd, terwijl op de erfscheiding voor gezamen
lijke rekening een 2 Afeter hooge schutting zal worden
geplaatst.
14 (Agenda no. 15). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening, regelende
de jaarwedden der docenten, enz. aan de School van
Middelbaar Onderwijs voor Meisjes (bijlage no. 9).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethou
ders sub 1214 (agenda sub 1315).
15 (Agenda no. 16). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening op de levering
van gas en electriciteit (bijlage no. 8).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Oosterhoff merkt op, dat het onderwerp, dat
in dit praeadvies wordt behandeld, ongetwijfeld van
zeer groote beteekenis en van vrij verre strekking is.
Het wil spreker toeschijnen dat de raadsleden slechts
zeer kort tijd hebben gehad om deze zaak ernstig te
overwegen. Als zij alle stukken thuis hadden kunnen
hebben om daar de oogenblikken, die zij er voor be
schikbaar hadden, er aan te wijden, was de tijd mis
schien voldoende geweest, maar om naar het stadhuis
te gaan, heeft men niet ieder oogenblik beschikbaar en
spreker kan zich voorstellen dat het college deze ge-
heele zaak niet in druk heeft laten verschijnen. Boven
dien, wanneer men zich tot een ernstige studie voor de
zaak zet, kan niet meer dan één raadslid in een avond
de stukken door werken. Waar de leden niet langer dan
5 of 6 dagen dit voorstel in huis hebben, is het spreker
niet mogen gelukken deze zaak te bestudeeren. Hij weer
niet of er ernstig bezwaar tegen bestaat, maar zoo dit
niet het geval is, zou hij willen voorstellen de behan
deling van deze kwestie uit te stellen tot de eerstvol
gende vergadering.
De Voorzitter antwoordt, dat een bepaald bezwaar,
om deze zaak uit te stellen, bij Burgemeester en Wet
houders niet bestaat. De kwestie is echter deze en
dat is wel een bezwaar dat, wanneer de zaak nu nog
weer door den Raad in zijn nieuwe samenstelling, van
het begin af aan moet worden onderzocht, spreker
vreest dat het een lang uitstel zal worden. Spreker
meende dat, waar er in den tegenwoordigen Raad her
haalde malen over is gesproken en de commissie voor
de Lichtfabrieken de zaak zeer ernstig onder de oogen
heeft gezien, de kwestie wel rijp was om nu door den
Raad in zijn oude samenstelling te worden behandeld.
Er komt nog bij dat dit niet een zaak van zoo groot
gewicht is, maar dat er slechts een proef wordt geno
men. Uit het voorstel is wel gebleken, dat de zaak nog
niet in een verordening wordt belichaamd, of eigenlijk
ook wel, maar er wordt toch direct bij het voorstel van
Burgemeester en Wethouders in het vooruitzicht ge
steld, dat, al naar mate de proef zal blijken te slagen
of niet te slagen, er wijzigingen in de verordeningen
zullen worden gebracht en dat daarna de geheele ver
ordeningen aan het oordeel van den Raad zullen wor
den onderworpen.
Spreker persoonlijk meent dan ook dat de zaak thans
wel door den Raad kan worden behandeld, maar aan
den anderen kant heeft hij, als de raadsleden zich niet
voldoende hebben kunnen prepareeren, geen overwe
gend bezwaar om de zaak uit te stellen. In zooverre zou
hij dan ook wel van den Raad willen weten, hoe die
er over denkt.
De heer Visser zou gaarne, als de heer Oosterhoff
er een voorstel van maakt, dit ondersteunen, wanneer
het college geen bezwaar er tegen heeft dat de zaak
wordt uitgesteld tot de volgende vergadering.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wil vragen of het
feit, dat de wethouder van de Bedrijven hier niet aan
wezig is, om de zaak toe te lichten, op zichzelf ook niet
een bezwaar is tegen behandeling.
De Voorzitter geeft toe dat dit natuurlijk een bezwaar
is hij was dan ook al van plan om, als er gewichtige
en zware discussies zouden worden gehouden, zelf het
voorstel te doen om de zaak uit te stellen, omdat hij
ook zeer zeker vindt dat deze kwestie door den wet
houder van de Bedrijven moet worden verdedigd. Dat
is echter een reden te meer om, als er nu niet veel be
zwaar bestaat tegen het voorstel, dit nu wél af te han
delen, omdat anders de nieuwe wethouder zich daar
ook weer geheel zal moeten inwerken.
Spreker zal in stemming brengen het voorstel om
deze zaak tot een volgende vergadering aan te houden.
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel tot aanhouding wordt met 15 tegen 9
stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Hooiring, Oosterhoff, Van
der Veen, Dijkstra, Scheltema, B. Molenaar, Westra,
Van der Schoot, Cohen, Weima, IJ. de Vries, Visser,
Wölcken, Posthuma en mevrouw BuismanBlok Wij
brandi.
Tegen stemmen mevrouw FerneeHeerema, de
heeren De Boer, Beekhuis, Hofstra, Botke, Fransen,
Tiemersma, Muller en O. F. de Vries.
Na afhandeling van de punten der agenda richt de
Voorzitter zich als volgt tot den Raad
Dames en Heeren Een goede gewoonte getrouw,
wil ik den raadsleden, die heden voor het laatst de
raadsvergadering bijwonen, met een enkel woord dank
zeggen voor hetgeen zij in het belang der gemeente
hebben gedaan.
Van de raadsleden Beekhuis, K. de Boer, Cohen,
mevrouw Fernee, Koopmans, Posthuma, Scheltema, Van
der Schoot, Weima en Wölcken, heeft de een langer,
de andere korter deel uitgemaakt van den Raad.
De een heeft dus meer, de andere minder gelegenheid
gehad mede te werken aan het bestuur der hoofdstad
van de provincie Friesland, maar allen hebben naar hun
beste inzicht en de hun gegeven krachten datgene ge
daan, wat zij meenden dat kon strekken tot heil der
gemeente.
Daarvoor zeg ik hun dank namens de geheele
burgerij.
De critiek op hun werk is hun niet gespaard, maar
niet waar het spreekwoord geldt nog steeds, dat de
critiek gemakkelijker is, dan de kunst om zelf iets te
doen.
Ik meen dan ook, dat de genoemde personen met vol
doening kunnen terugzien op hetgeen zij in het belang
der gemeente hebben gedaan.
Ik wensch hun persoonlijk en in hunne gezinnen het
beste toe in hun verdere leven.
De Raad betuigt zijn instemming met deze woorden
van den Voorzitter.
De heer Oosterhoff heeft met groote ingenomenheid
kennis genomen van de woorden van waardeering, door