184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. ingenieuse maar zeer ingewikkelde, willekeurige en niet aan het doel beantwoordende systeem heeft gevonden of in toepassing heeft gebracht. In alle andere plaatsen bereikt men het doel op een minder willekeurige wijze. Men tracht nu, door het toekomstig verbruik te ver gelijken met het verbruik in 1925 en dit jaar als basis te nemen, eenigszins aan de bepaling tegemoet te ko men, maar het merkwaardige is, dat de directeur der lichtbedrijven zegt, dat hij met alle menschen, die na dien tijd minder gas zijn gaan gebruiken, geen rekening kan houden. Dat kan ook niet, spreker geeft dat toe, maar daaruit volgt, dat men, dit systeem uitvoerende, moet komen tot grove onbillijkheden. Wat betreft het voorstel sub b, omtrent de levering van gas voor industrieële doeleinden, spreker heeft daar geen bezwaar tegen, hij acht die oplossing wel juist. Hij kan dan ook niet meegaan met alle theorieën van den heer Westra, welke hij ook niet alle heeft be grepen, aangezien hij uitgaat van het standpunt, dat het gasbedrijf aan den grootverbruiker een betere klant heeft en meer verdient omdat de distributiekosten in verhouding veel kleiner zijn bij het afleveren van groote hoeveelheden dan aan de kleine verbruikers. Spreker kan zich voorstellen dat die motieven ook gelden voor het gasbedrijf en niet de zwaarwichtige motieven van den heer Westra, die met het productiesysteem hebben te maken. Spreker gevoelt ook voor het idee om den prijs van het gas voor huisverwarming goedkooper te stellen, maar met de door Burgemeester en Wethouders gevon den oplossing kan hij niet meegaan. Ten slotte zou spreker nog een enkele opmerking willen maken over de eerste alinea van art. 7, waarbij Burgemeester en Wethouders voorstellen ook in deze verordening, incidenteel, op te nemen een vaste gas- prijs, niet zooals die op het oogenblik is, maar bepaald op 13 en 14 cent, met de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders om daar, afhankelijk van de omstandig heden, beneden te gaan. Welke die omstandigheden zijn, wordt niet gezegd; de motiveering van den raads- brief is niet anders dan dat opneming van deze bepa ling om redactioneele reden wenschelijk is, maar spr. zou gaarne een motiveering willen hebben van die wenschelijkheid, voordat hij vrijheid gevoelt om voor de eerste alinea te stemmen. De heer Oosterhoff zou zich willen bepalen tot het stellen van een tweetal vragen, een van practischen aard en een, die meer het beginsel raakt. Als het mag, zou hij in zijn eerste vraag tevens gaarne het voorstel inzake levering van electriciteit betrekken, omdat daar voor precies dezelfde opmerking geldt. De nadruk wordt er hier op gelegd, dat deze regeling betrekking heeft op gas voor huisverwarming en elec triciteit voor verwarming en voor andere doeleinden gedurende den nacht. Nu is spreker uit de stukken niet duidelijk geworden hoe men dat kan controleeren. Spreker zegt niet, dat het niet uitvoerbaar is reductie te geven, maar of men die dan geeft op gas voor verwarming of voor verlich ting, is niet te controleeren, tenzij men verschillende meters plaatst; een meter voor het gas voor verwarming en een meter voor het lichtgas. Anders is het niet na te gaan en spreker stelt zich voor dat men bij het ge bruik van electrischen stroom voor precies dezelfde moeilijkheden zal komen te staan, dat men niet kan controleeren of de stroom voor licht of voor verwarming is gebruikt. Sprekers principieele vraag is deze de heer Vromen heeft daar al terloops op gedoeld waarom nu inci denteel moet worden besloten den gasprijs in het ver volg te laten vaststellen door Burgemeester en Wet houders en niet meer door den Raad. Dat voorstel is met geen enkel woord toegelicht; het heet een redac tioneele wijziging, waarmee wordt teruggekomen op de wijze van handelen, zooals die in den laatsten tijd werd gevolgd, maar spreker ziet niet in waarom men dit zou doen. Het lijkt hem gewenscht dat omtrent de bepaling van den prijs van het gas wel degelijk telkens een raadsbesluit wordt genomen; spreker acht die prijsbe paling van het gas van zoo groot gewicht, dat die naar zijn meening wel degelijk bij den Raad behoort. De heer Tiemersma is eenigszins geïnteresseerd bij deze voorstellen, omdat hij indertijd, een paar jaar ge leden, nadere aandacht daaraan heeft geschonken en daarover in den Raad heeft kunnen spreken. Hij heeft met eenige verwondering geluisterd naar hetgeen de heer Westra heeft gezegd en hij heeft zichzelf afge vraagd: naar welken tijd gaan zijn ideeën op het oogen blik terug? Zijn toch niet de gasfabrieken er gekomen, die de petroleum hebben verdrongen, heeft daarvoor de petroleum, toen die er is gekomen, niet de groene olie verdrongen en zijn later niet de electriciteitsfabrieken er gekomen, die op hun beurt het gas hebben becon curreerd? En mogen wij nu met het gas niet verder de vaste brandstof gaan beconcurreeren? Dat is toch zeker de bedoeling van den heer Westra niet. Spreker heeft die redeneering niet begrepen; deze zou leiden tot een averechtsche politiek. Nu zegt de heer Westra dat hij voor eenige jaren een lans heeft gebroken voor het voorstel om den gas prijs met 2 cent te verlagen en dat de gascommissie daar toen niet voor voelde. Op dat oogenblik echter was het met de afname van gas zoo ver, dat men een nieuwe gasfabriek zou moeten bouwen en op dat tijd stip was noch aan het college van Burgemeester en Wethouders, noch aan de commissie, noch aan een lid van den Raad bekend de juiste toestand van de gas fabriek en haar productievermogen. Toen is er een wijziging ingetreden en deze was juist het gevolg hier van, dat het electriciteitbedrijf aan het gasbedrijf een zekere afname afnam, n.l. datgene, wat het gas als licht bron gaf. De cijfers, die dit hadden kunnen doen weten, waren toen echter niet bekend, maar kwamen kort daar na en toen die cijfers er waren en daaruit bleek, dat er hoegenaamd geen gevaar bestond voor overschrijding van het productievermogen, dat men juist door de afname van gas voor verwarming te bevorderen egaliteit in de afname schiep en dat daardoor tegelijk het productie vermogen van de gasfabriek met nagenoeg 100 vermeerderde, was er geen verzet meer tegen verlaging van den gasprijs en heeft de Raad dat onmiddellijk gevoeld. Toen is er ook gezegd dat dit argument niet den een of den ander trof, maar dat het volkomen logisch was. Nu is de gascommissie verder gegaan met te onder zoeken wat de oorzaken zijn geweest. Wij meenden, aldus spreker, dat het gas, dat de gasfabriek kan produ- ceeren, meer dienst kan doen en daardoor als algemeen belang in de maatschappij benut kan worden. Wij hebben dat niet bij Amsterdam gezocht, maar er ligt bij de stukken een heele lijst van tal van gemeenten, die ons hierin zijn voorgegaan en die hebben begrepen dat de afname van gas als lichtbron aan de gasfabriek sterk gaat afnemen en dat die afname door het aan boren van andere bronnen moet worden aangevuld, wil men niet komen te staan voor een zeer dure exploitatie, die den gasprijs noodeloos omhoog zal moeten brengen, iets, wat niet in het belang is van de menschen, die het gas noodig hebben voor de huishouding. Nu zijn er verschillende systemen. Er zijn er, die beginnen met een kleine grens van afname voor een zeer hoogen prijs; bij een meerdere afname wordt dan geleverd tegen een wat lageren prijs, terwijl ten slotte de allergrootste afnemers het gas krijgen voor een zeer lagen prijs. Er zijn er ook. die het gas, voor verschil lende doeleinden bestemd, leveren over afzonderlijke meters, wat echter ook een heele rompslomp meebrengt. Maar er is ook een andere keuze mogelijk en dat is Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. 185 deze. Men late de kleintjes niet meer betalen, maar men trachte hen in de voordeelen, die mogelijk zijn geschapen te worden, te betrekken. En nu moet men, wil men een betere exploitatie mogelijk maken, een ander afzetgebied zoeken dan alleen dat van warmte ontwikkeling voor de huishouding en dan moet men zich in de eerste plaats wenden tot de industrie als nieuwe afnemer. Nu is het hier als in andere gemeenten welke industrie is bezig zich te werpen op de gasafnanre, ook in andere gemeenten Dat zijn o.a. broodbakkerijen. Spreker meent dat de banketbakkerijen hier grooten- deels al op den bestaanden prijs zijn aangesloten. Maar voor de broodbakkerijen is het een andere zaak. Zullen die gasverhitting gaan toepassen, dan zullen zij een kolossale verandering in hun ovens moeten aanbrengen en de kosten daarvan zijn niet onbelangrijk. Om nu toch de broodbakkers als afnemers te krijgen, zal daar eenige reductie tegenover gesteld moeten worden. Op welke manier? Dat de prijs nooit mag gaan beneden den kostprijs verminderd met de distributiekosten. Nu is de kostprijs in de kuip aan de gasketel 5/2 cent en hij is nrèt de distributiekosten 7 cent en een breuk, zeg 7.4 cent. Dan zal dus de prijs van het aan een dergelijke industrie te leveren gas niet beneden de 5'/2 cent mogen gaan. Maar men vraagt dan aan die industrie dien prijs niet af ten koste van hen, die 8 cent betalen, neen, deze regeling kan er slechts toe meewerken om den prijs van 8 cent nog eenigszins te verlagen. Blijft men nu op het standpunt staan: waarom gas aan de industrie dan verwijst spreker naar de dis cussies, die hier al eerder zijn gehouden de grens, waarbij al of niet aan de industrie wordt geleverd, is niet te bepalen. Wil men die grens juist trekken, dan meent spreker dat men zuiver doet met aan de groote afnemers en de heer Westra zal het er wel mee eens zijn dat, wanneer 4800 M3. wordt verbruikt, men aan de grens van de groote afnemers is die boven ge noemd kwantum verbruiken, reductie te verleenen. Men wekt dan daarmee tegelijk andere groote afnemers op om dat voorbeeld te volgen, want er zijn hier nog ver schillende zaken, waarbij eventueel het tegenwoordige systeem van opwekking van warmte ware te vervangen door gasverhitting. Nu een ander terrein. Men zegt: maar de kleintjes krijgen hier niets van. In het algemeen zou spreker de stelregel, om kookgas en lichtgas voor afzonderlijke prijzen te geven, niet onderschrijven; dat zou ook het plaatsen van 2 meters noodig maken en dus een groote rompslomp meebrengen. Spreker gelooft dat, waar in onze gemeente de gasprijs zoodanig is, dat het gas vrijwel tegen kostprijs wordt geleverd, het ook niet zal uithalen om den prijs van het kookgas lager te stellen dan dien van het lichtgas en hij gelooft zelfs, dat de prijs, die wij hier hebben, voor het overgroote deel de prijs van het kookgas is. Nu is het eenmaal waar dat de kleinste verbruikers zitten op een normaal verbruik van 30 a 35 M3. per maand. Daaronder vindt men hen, die alleen gas ge bruiken voor licht met een gaspit er bij; er zijn er ook onder, die nog het oude fornuis hebben. Het gebruik daarvan is echter belangrijk aan het afnemen, wat ook blijkt uit het feit dat verschillende afnemers met een eenpits kookstel hebben gevraagd dit te vervangen door een tweepits. Dit wijst er op dat het die richting uit gaat. Mogelijk is dat de voorgestelde regeling eenige malen effect kan hebben in een dergelijk gezin, als men daar het fornuis aan kant stelt. Men zou dan b.v. dezen toestand krijgen. Een gezin heeft op dit moment licht gas en een eenpits kookstel en komt daarbij op een verbruik van 35 M3. per maand. Men moet echter 50 M3. hebben om van de verlaging te kunnen profi- teeren, men zet het fornuis aan kant en schiet daarmee al aardig in de richting. Een ander heeft echter elec- trisch licht, probeert het ook met zijn fornuis aan kant te zetten en daarvoor gas te nemen, maar komt niet hooger dan 35 M3. Zoodat men dus tusschen die twee gevallen een wisselwerking krijgt. Het eenige, waardoor men dan ook aan kleine gezinnen met deze regeling tegemoet kan komen, is, dat daar het gas wordt benut voor ruimteverwarming door middel van een gaskachel. Daar is hoegenaamd geen bezwaar tegen, maar spreker ziet ze er nog niet in vliegen; hij gelooft niet dat dit hard zal gaan. Maar als men daar toe overgaat, is men binnen betrekkelijk korten tijd op een verbruik van 50 M3., waarna de reductie begint. Zoo'n verbruiker is dan een 15 M3. naar boven getrokken. Bij de groote verbruikers wordt echter de lijn van de reductie naar beneden toe doorgetrokken. Waarom moeten nu de grooten, door die lijn naar beneden te trekken en de kleinen, door de lijn van het verbruik naar boven te trekken, verschillend worden behandeld? Dat is niet, om de kleinen te laten betalen wat de grooten opeten, daar is geen sprake van. Maar men meent ten eenen male te moeten komen met een grens, gezien den huidigen toestand van de fabriek, gezien het winstcijfer dat slechts ruim 0.5 cent bedraagt. Met het oog op dat winstcijfer kan men niet verder gaan dan in de hier voorgestelde proef. Als echter uit deze proef mocht blijken dat het inderdaad de goede richting uit gaat mèt de kleinverbruikers, kan dat worden her zien. Maar op dit moment ziet spreker er de kleine verbruikers nog niet haastig op in vliegen alleen grootere gezinnen, die in bepaalde omstandigheden verkeeren en het nieuwe tarief kunnen benutten, zullen daarvan profiteeren. Spreker meende dit even te moeten zeggen. De heer Blanson Henkemans wil er op wijzen, dat dit voorstel van Burgemeester en Wethouders, om deze kwestie van reductie afhankelijk te maken van het ver bruik in een bepaald jaar, een geweldigen rompslomp met zich meebrengt en ook kosten waarschijnlijk, terwijl het de moeite niet loont. Bij dit voorstel van Burge meester en Wethouders zal toch elke maand moeten worden vergeleken en gecontroleerd hoeveel gas in 1925 aan den verbruiker is afgeleverd. Nu heeft de heer Vromen al gezegd dat 75 van de tegenwoordige ver bruikers vallen buiten den gestelden norm, zoodat spr. dit voorstel eigenlijk niet de moeite waard is. De heer Tiemersma veronderstelt dat het verbruik van de kleine verbruikers zal toenemen, maar spreker wil daar tegeri opmerken dat, in vergelijking met andere brandstoffen, gas de allerduurste is. Bovendien blijkt uit de grafische voorstelling, die bij de stukken ligt, dat, zoodra de kachel over den vloer staat n.l. in de maanden November, December, Januari en Februari het aantal kleine verbruikers zich geweldig uitbreidt, een bewijs, dat men dan niet meer alleen op gas kookt, maar tevens op de kachel, die meteen dienst doet voor verwarming. Spreker is van meening dat het veel meer aanbeveling verdient het voorbeeld van verschillende andere ge meenten te volgen, door het aanwijzen van een bepaalde vaste norm van 40, 50 of 60 M3., dat men dus een be paald getal stelt als maandverbruik, waarboven een lagere prijs voor het gas wordt betaald. Er zullen er dan vele zijn, die daar niet boven komen, maar de di recteur zegt ook, dat wij niet beneden de 50 M3. kunnen gaan, omdat wij dan een verliescijfer zouden krijgen. Spreker acht het voorstel van Burgemeester en Wet houders het meest omslachtige en hij meent dat men hetzelfde effect zou kunnen bereiken door, zonder eenige beperking, het cijfer, dat nu 50 is, misschien op een ander getal te stellen. De heer O. F. de Vries (wethouder) wil beginnen met te trachten den heer Westra, die een breedvoerige be schouwing heeft gehouden, te beantwoorden. De heer Westra is begonnen met te vragen, wat de motieven

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 10