188 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. Spreker is er van overtuigd, dat die laatste eene cent anders ook niets geeft, want het gas is met 8 cent al zoo goedkoop dat men bij een verlaging met 1 cent ook wel tot meerder gasverbruik zal overgaan, als dat noodig is. Spreker ziet in dit voorstel enkel, dat enkele inen- schen worden bevoordeeld, zonder dat de gasfabriek of de gemeenschap daar eenig voordeel van heeft. De gasprijs moet zoo laag mogelijk worden gesteld en een enkele keer kan men het er zelfs op wagen om dien prijs eens even beneden of net op den productieprijs te stellen, in welk geval men zal ondervinden, dat men dan toch nog winst maakt. Maar verschil te maken in den gasprijs lijkt spreker onmogelijk, eenerzijds omdat het een verkeerde politiek is en anderzijds omdat men daardoor onbillijkheden schept. Op de opmerking omtrent de onbillijkheid van deze regeling is de wethouder trouwens ook niet terug ge komen. Die onbillijkheid valt dan ook niet te ontkennen. Wanneer iemand altijd 150 MT heeft afgenomen en dat in het vervolg blijft doen, zal hij 8 cent moeten blijven betalen, terwijl zijn buurman, die altijd 100 M3. ge bruikte, maar later 150 M3., voor die 50 M». meer ver bruik maar 6 cent zal behoeven te betalen. Op welke gronden men dat wil verdedigen om de gewone burgers op zco verschillende wijze te behandelen, kan spreker zich niet voorstellen; hij dacht zelfs dat de gemeente dat niet mocht doen. Wanneer een winkelier zou gaan vertellen: alle menschen, die nooit bij mij in mijn winkel zijn geweest, krijgen mijn goederen 10 lager, zou men dien winkelier voor dwaas verslijten en al zijn klanten zouden wegloopen, maar men zou het hem niet kunnen beletten. Maar de gemeente mag dat niet doen, men kan dat niet verdedigen en het is ook niet ver dedigd. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi merkt op, dat wethouder De Vries heeft uitgerekend dat een verlaging van den prijs van het gas voor algemeen verbruik met 1 cent waarschijnlijk een verlies zou opleveren van 30.000.omdat hij niet veronderstelde dat door die verlaging zooveel meer gebruik van gas zou worden gemaakt. De heer Westra denkt echter dat men door een algemeene verlaging met 1 cent veel meer verbrui kers zal krijgen. Nu dunkt spreekster dat de ondervin ding in dezen wel het een en ander zal kunnen bewijzen. We zijn wel vaker 1 cent lager gegaan en wat is dan daarvan het gevolg geweest? Dat zal wel zijn na te gaan. Is het gebruik daardoor erg toegenomen, dan zou spreekster gaarne het idee van den heer Westra steunen. Haar dunkt dat hierover wel cijfers kunnen worden verstrekt. De Voorzitter kan daarop alleen dit antwoorden, dat het college op het oogenblik geen cijfers beschikbaar heeft, maar dat wel uit de ervaring bekend is, dat een verlaging van den gasprijs ten gevolge heeft dat het verbruik toeneemt Dat echter alleen daarom een ver laging met 1 cent gerechtvaardigd zou zijn, is iets, dat er bij spreker persoonlijk niet in wil. Hij gelooft niet dat wij daardoor op het meerder verbruik het volgend jaar ineens 30.000.meer zouden verdienen, zoodat wij daardoor op hetzelfde zouden blijven staan. Spreker stelt voor om tot stemming over te gaan. De heer Muller vraagt of het nu niet mogelijk is hier nog eens op terug te komen. Het lijkt hem ondoenlijk, gehoord deze discussies, om thans voor dit voorste! van Burgemeester en Wethouders te stemmen. Na hetgeen wij hier in de stukken hebben gelezen en na wat in deze besprekingen naar .voren is gekomen, voelt spr. met den heer Westra de groote onbillijkheid, waarop ook de heer Vromen heeft gewezen en de groote gebre ken. die aan dit voorstel kleven. Zou het daarom niet mogelijk wezen dat het college dat deel van het voorste! terug neemt om te onderzoeken of het niet mogelijk is om, zooals de heer Westra voorstelt, den gasprijs over de geheele linie met 1 cent te verlagen en of niet de mogelijkheid bestaat dat daardoor de productie zoo danig kan worden opgevoerd, dat het verlies, dat uit de verlaging voortvloeit, misschien niet zoo groot zou wezen Spreker zou dit voorstel graag willen doen, omdat hij op het oogenblik de groote onbillijkheid voelt, die zit in het voorstel van Burgemeester en Wethouders, omdat hij thans absoluut tegen dit voorstel zou moeten stemmen, maar dit niet graag zou willen doen om niet ook het goede, dat in dit voorstel zit, te verwerpen. De VoorzitterDus U doet een voorstel tot uitstel, met verzoek aan Burgemeester en Wethouders om de zaak nader onder de oogen te zien. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Hetzelfde voor stel als dat, wat ik straks heb gedaan. Dan hadden we ons deze discussies wel kunnen besparen. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Atuller wordt met 18 tegen 7 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren H. de Boer, Fransen, M. Molenaar, O. F. de Vries, Peletier, mevrouw Buisman Blok Wijbrandi, de heeren Hofstra, Feitsma, Tamminga, Muller, Ritmeester, Westerhuis, IJ. de Vries, Westra, Botke, Oosterhoff, Feddema en Blanson Henkemans. Tegen stemmen de heeren Hooiring, Tiemersma, j. de Boer, Dijkstra, Van der Veen, Vromen en B. Mole naar. De heer O. F. de Vries (wethouder) zou dit nog willen vragen. Hij heeft voor aanhouding gestemd, maar daaraan liggen twee motiveeringen ten grondslag: wat de heer Muller heeft gezegd, die clan wel reductie op het gas wil, en wat de heer Westra en mevrouw Buisman hebben gezegd, die een ander standpunt heb ben ingenomen. Welke opdracht hebben Burgemeester en Wethouders nu Mevrouw BuismanBlok WijbrandiOm onbillijk heden te voorkomen, dat is de hoofdzaak. Aan de orde is Ontwerp B. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig dit voorste! van Burgemeester en Wethouders. 12 (aan de agenda toegevoegd onder II a). Benoe ming van een leeraar(es) in de Staatswetenschappen aan de School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes. De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt mej. R. F. de Vries, te Groningen. Wordt benoemd mej. R. F. de Vries, voornoemd, met 24 stemmen 1 biljet wordt van onwaarde verklaard. 13 (aan de agenda toegevoegd onder II b). Benoe ming van een leeraar(es) in de Duitsche taal en letter kunde aan de School van Middelbaar Onderwijs voor Meisjes). De aanbeveling van Burgemeester en Wethouders luidt als volgt 1. mej. j. Kloppenborg. te Groningen; 2. J. Bokma, te Groningen. De beraadslagingen worden geopend. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. 189 Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou willen vra gen wat eigenlijk de redenen zijn dat deze benoemingen zoo eigenaardig toegaan. De Voorzitter: U bedoeit waarschijnlijk waarom ze op het oogenblik aan de orde worden gesteld Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Ja, het is wel bij den aanvang der vergadering gezegd, maar waar ze niet op de agenda hebben gestaan, moet er dan toch wel een heel bijzondere reden voor zijn. De heer H. de Boer (wethouder): De reden is een voudig, dat in deze vacatures zoo spoedig mogelijk moet worden voorzien, omdat er op het oogenblik geen les wordt gegeven, noch in het Duitsch, noch in de Staatswetenschappen, terwijl verschillende omstandig heden vacantie en andere er toe hebben geleid, dat wij juist den laatsten dag, gelukkig, zoover konden komen, dat wij deze voorstellen bij den Raad konden brengen. Het is ook in het college van Burgemeester en Wethouders zoo besproken, dat deze punten aan de agenda zouden worden toegevoegd. Ik ben niet bij het begin der vergadering tegenwoordig geweest, doordat ik toen elders was, maar zoo zal het hier ook zeer zeker zijn toegegaan. Er is in het college gezegd, dat dit zou gebeuren en indien de Raad daar bezwaar tegen had gemaakt, zouden deze punten natuurlijk niet aan de orde zijn gesteld. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi Als ik maar weet dat dit geen gewoonte zal worden, want als dit werd voortgezet, zou ik dat heel onpleizierig vinden. Als er echter bijzondere omstandigheden waren, is het voor dezen keer natuurlijk wel te billijken. De heer H. de Boer (wethouder)Het spreekt vanzelf dat, indien dit nog nimmer is gebeurd, het niet goed is om te verwachten dat dit gewoonte zal worden. Het feit, dat dit nu gebeurd is, mag wel voldoende aanlei ding zijn voor de veronderstelling, dat het een bijzan der geval is. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt benoemd mej. J. Klop penborg, voornoemd. 14 (aan de agenda toegevoegd onder II c). Voorstel van Burgemeester en Wethouders om te besluiten tot conversie van een tweetal geldleeningen. De heer Ritmeester (wethouder) zegt, dat op 1 Ja nuari 1928 twee leeningen kunnen worden geconver teerd, n.l. de leening van 1919, groot 1.000.000.—, waarvan nog rest 733.000.en de leening van 1919, groot 1.200.000.waarvan nog rest 1.063.000. Men zou daarvoor dan een nieuwe leening, groot 1.796.000.moeten sluiten en die mogelijkheid, waardoor voor de gemeente een financieel voordeel is te halen, bestaat op het oogenblik. Maar de zaak moet gedecideerd worden voor 1 October, omdat de aankon diging van de algeheele aflossing van beide leeningen voor dien datum moet plaats hebben in een financieel blad, verschijnend te Amsterdam en in een plaatselijk blad. Het besluit daartoe moet dus in deze verga dering worden genomen. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders is nu om hen voorloopig te machtigen, waarna kan worden overgegaan tot het plaatsen van bedoelde advertenties; dan zal later den Raad een voor stel bereiken om de noodige maatregelen te treffen tot het aangaan van een nieuwe leening. Spreker legt den nadruk op het financieel voordeel, dat voor de gemeente is te behalen met ingang van 1 Januari 1928. De Voorzitter wil even opmerken, dat natuurlijk de bedoeling ook van den heer Ritmeester is, dat de Raad op het oogenblik besluit die leeningen af te lossen. De uitvoering daarvan is, dat Burgemeester en Wet houders bedoelde advertenties plaatsen en het gevolg daarvan is dat Burgemeester en Wethouders die lee ningen opzeggen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Oosterhoff zou willen vragen of Burgemeester en Wethouders ook iets meer kunnen meedeelen om trent de financieele voordeelen, die uit deze transactie zullen volgen. Wij tasten thans in het duister hoe groot die voordeelen zijn, of de voorwaarden bij de nieuwe leening even gunstig zullen zijn, of er ook bezwaren zijn tegen dit besluit tot aflossing en of men zich hiermee ook min of meer bindt tot het aangaan van de nieuwe leening. Ook de financieele voordeelen zou spreker wel gaarne willen weten. De Voorzitter: Wij hebben in het college van Burge meester en Wethouders vooruit al besproken, dat er geen bezwaar was den Raad nadere mededeelingen te doen, maar waar de onderhandelingen over de nieuwe leening nog gaande zijn, voelen wij ons niet verant woord om dit in openbare vergadering te doen. Er is dus geen bezwaar tegen om verdere mededeelingen te doen, maar Burgemeester en Wethouders hebben afge sproken dit dan te doen in besloten vergadering. Wan neer de Raad dat dus gaarne wil weten, zal de openbare vergadering moeten worden geschorst. Wordt in geheime vergadering overgegaan. Na heropening der openbare vergadering zegt de Voorzitter Burgemeester en Wethouders stellen dus voor op 1 Januari a.s. de door den wethouder genoemde leeningen op te zeggen. Als gevolg daarvan zullen ad vertenties worden geplaatst en gezien de aanbieding die wij hebben voor het sluiten van een nieuwe leening. zullen Burgemeester en Wethouders trachten daarop in te gaan of op nieuwe aanbiedingen, die mochten komen, waarna Burgemeester en Wethouders te zijner tijd met voorstellen bij den Raad zullen komen om op een nieuwe leening in te gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de ver gadering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 12