170 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. grondwaarde van 10.per M2. voor blok XI en van ƒ11.per M2. voor blok Xla; c. voor het terrein onder C vermeld naar een grond waarde van 7.per M2. d. voor het terrein onder D vermeld naar een grond waarde van 7.per M2. e. voor het terrein onder E vermeld naar een grond waarde van 7.per M2. voor het terrein onder F vermeld naar een grond waarde van 10.per M2., alles met een rentevoet van 6 per jaar 2. de erfpachters moeten binnen tweemaal 24 uren nadat zij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis hebben bekomen, waarborgsommen storten ten kantore van het gemeentelijk grondbedrijf, voor de nakoming der voorwaarden, welke bedragen hun, na voldoening daaraan, op aanvrage worden teruggegeven, te weten de genoemde onder A 2154. de genoemde onder R 786. de genoemde onder C 67. de genoemden onder D 81. de genoemde onder E 280.—; de genoemde onder F 313. 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben 5. de gemeente heeft het recht om het erfpachts- recht van de strook grond welke grenst aan de in aanleg zijnde straat tusschen de Bleeklaan en den Weg naar Cambuur, langs de blokken Xla, XI en XIII, ter breedte van 2 M., ten allen tijde met een opzeggingstermijn van een maand geheel of ten deele op te zeggen, in welk geval de canon naar evenredigheid zal worden ver minderd 6. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voor zoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte van bouwterreinen, gelegen tusschen Ooster singel en Cambuursterpad en toebehoorende aan de gemeente Leeuwarden II. met wijziging in zooverre van het Raadsbesluit van 21 Juni j.l. de rooilijn voor de bebouwing aan de Zuidzijde van de Gale Hamkesstraat vast te stellen, zooals op de bijbehoorende teekening met een roode lijn is aangegeven. De beraadslagingen worden geopend. De heer M. Molenaar: In dit stuk wordt melding ge maakt van de bedoeling van Burgemeester en Wethou ders om een strook van 2 M. aan de nieuwe hoofdstraat, die wordt aangelegd van de Bleeklaan naar den Weg naar Cambuur, als het ware in reserve te houden met de bedoeling om, als het noodig mocht zijn, die straat breeder te maken. Nu dunkt mij dat het alleen mogelijk is die strook in reserve te houden, als de voortuinen voor de huizen, die aan deze straat worden gebouwd, voldoende diepte hebben, om daar later die 2 M. af te nemen. Eigenlijk zullen die voortuinen dus nu 2 M. te diep moeten wor den, want als dat niet het geval wordt, maar men de tuinen maakt op normale diepte, die past bij het karak ter van dezen hoofdweg, dan zouden die tuinen later, als er 2 M. af gaat, te ondiep worden en het aanzien van dien hoofdweg ontsieren. Ik heb op de teekening niet precies kunnen nagaan hoe diep de voortuinen worden, niaar ik zou hier toch de aandacht van het col lege op willen vestigen; er is daar nog niet gebouwd, dus als er niet aan gedacht is, zou ik het college willen vragen daar alsnog rekening mee te willen houden. De heer Fransen (wethouder) merkt op, dat op de teekening de rooilijnen staan aangegeven, de voortuin tjes staan er ook op aangegeven. Die tuintjes worden 3.70 M. diep, op enkele blokken 5 M. en op enkele stuk ken 3.60 M. Waar nu, volgens deze teekening, die tuintjes ongeveer 3.70 M. diep zullen worden, zal die diepte bij een eventueele verbreeding van de straat die dan 2 M. of meer verbreed zou kunnen worden, waardoor de tuintjes aan weerskanten van de straat 1 M. of meer zouden moeten worden ingekort dus 2.70 M. of minder worden en dat is voor die korte straten volgens Burgemeester en Wethouders voldoende. De heer M. Molenaar gelooft toch dat de wethouder zich hierin vergist. De bedoeling is blijkbaar, volgens dit stuk, om niet later aan weerskanten 1 M. van de tuintjes af te nemen, maar om 2 M. dieper te gaan aan den Noordkant van de straat. Wanneer dus aanvankelijk die tuintjes 3.70 M. diep worden, zullen zij dan maar 1.70 M. diep worden en dat is zeer ondiep langs een hoofdweg, zooals die straat dan zal worden. Na die verbreeding zal die straat even breed zijn als de Bleek laan, de Fonteinstraat en de Bildtsche straat en daar hebben de voortuinen toch ook een grooter diepte dan 1.70 M. De wethouder zegt wel: het is maar een korte straat. De straat is ook maar kort, maar op den duur zal zij toch de hoofdverbinding vormen tusschen de Bleeklaan en den Groningerstraatweg. Als het dan ook werkelijk de bedoeling is dat die voortuintjes maar 1.70 M. diep zullen worden, kan spreker zich daarmee niet veree nigen. De heer Fransen (wethouder) geeft toe, dat deze weg in de toekomst wel de verbindingsweg zal worden tus schen Groningerstraatweg en Bleeklaan, maar Burge meester en Wethouders hebben toch op het oogenblik gemeend dat de straat meer dan voldoende breedte krijgt. Mocht echter in de toekomst onverhoopt blijken, dat zij nóg te smal is, dan zal aan weerskanten 2 of 1 M. al naar gelang dat noodig is van de voor tuintjes kunnen worden afgenomen. Maar spreker ver moedt niet dat dit binnen afzienbaren tijd noodig zal zijn en Burgemeester en Wethouders meenen nu dat het niet noodig of wenschelijk is de rooilijnen onnoodig zoo ver achteruit te zetten. De straat is ruim voldoende breed. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene (24) stemmen wordt besloten over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethou ders. 6 (Agenda no. 7). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot verhuring van drie perceelen weiland nabij den Weg naar Cambuur aan P. Jellema, alhier. Dit voorstel luidt als volgt Met 1 November e.k. eindigt de overeenkomst met P. Jellema, alhier, krachtens Uw besluit van 24 October 1922 aangegaan in zake de huur van drie perceelen weiland nabij den Weg naar Cambuur. De tegenwoordige huurder wenscht die landen gaarne opnieuw in te huren en heeft genoegen genomen met de door ons gestelde voorwaarden. Deze wijken op enkele punten af van de bestaande, in het bijzonder wat den huurprijs betreft, dien de deskundige voor de gemeentelijke landerijen, blijkens zijn hierbij overgelegd advies van 22 Augustus 1.1., iets lager meende te moeten stellen dan bij de vorige verhuring. Bedroeg de huur prijs laatstelijk per jaar 1020.of ongeveer 85.— per 36% Are, thans oordeelt de deskundige een bedrag van 900.of circa 75.per 36% Are billijk, met welk gevoelen wij ons kunnen vereenigen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. 171 Op grond van het bovenstaande geven wij U in over weging te besluiten tot verhuring aan P. Jellema, alhier, van de perceelen weiland nabij den Weg naar Cambuur, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie G nos. 2835, 2834 en 9253, te zamen groot 4.37.49 H.A., voor den tijd van vijf jaren, ingaande 1 November 1927 en eindigende 31 October 1932, tegen den prijs van poo.per jaar en verder op de overeengekomen voorwaarden. 7 (Agenda no. 8). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het verkenen van vergunning aan T. Bosma, alhier, tot demping van een sloot voor zijn bouwterrein aan den Stienserweg. Dit voorstel luidt als volgt Van T. Bosma, alhier, ontvingen wij het verzoek om vergunning tot het dempen van de sloot aan den Stien serweg voor zijn perceel bouwterrein, hetwelk een Westelijk gedeelte uitmaakt van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie E no. 3459. Op deze demping zullen van toepassing zijn de voor waarden, vastgesteld bij Uw besluit van 14 November 1922 no. 484R/312. Wij geven U, met verwijzing naar de stukken, in overweging aan T. Bosma, alhier, vergunning te ver- leenen tot het dempen van de sloot voor zijn bouw terrein aan den Stienserweg, hetwelk een Westelijk ge deelte uitmaakt van het perceel, kadastraal bekend gemeente Leeuwarden sectie E no. 3459, op de voor waarden, gesteld bij Raadsbesluit van 14 November 1922 no. 484R/312, en met bepaling, dat de voortuin I 7 M. diep wordt. Met algemeene (24) stemmen wordt besloten over eenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders sub 6 en 7 (agenda sub 7 en 8). 8 (Agenda no. 9). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het beschikbaarstellen van gelden voor uitbreiding van de centrale verwarmingsinstallatie in het Stadhuis. Dit voorstel luidt als volgt Het is, mede in verband met een gewijzigde bezetting van de afdeeling Bevolking als gevolg van de a.s. op heffing van afdeeling C (Militie, enz.), wenschelijk ge bleken de centrale verwarming van het Stadhuis uit te breiden tot de afdeelingen Burgerlijke Stand, Bevolking en Expeditie. De capaciteit van den ketel is op deze uitbreiding berekend, zoodat hierdoor een besparing op brandstof wordt verkregen, terwijl bovendien de be zwaren, verbonden aan het stoken van eenige kachels, komen te vervallen. De kosten van deze uitbreiding zullen, naar raming, rond 1300.bedragen. Wij geven U in overweging voor uitbreiding van de centrale verwarmingsinstallatie in het Stadhuis een bedrag van 1300.beschikbaar te stellen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen heeft in de stukken gezien, dat hier voor een betrekkelijk kleine uitbreiding van de centrale verwarming wordt aangevraagd een som van 1300. Behalve een eenvoudige potloodschets, vindt men daar verder geen toelichting bij; spreker zou die wel gaarne vernemen. Deze raming komt hem een beetje hoog voor. In het geheel zullen slechts 475 M3. bij de verwarming worden aangesloten, terwijl ook in verband met de ligging van de lokalen, die hier zullen moeten worden verwarmd, hij het bedrag een beetje heel hoog geraamd acht. Spreker zou gaarne nadere inlichtingen hierom trent hebben. De heer Hofstra wil niet spreken over de noodzake lijkheid of wenschelijkheid van centrale verwarming, maar hij wil een vraag aan Burgemeester en Wethou ders stellen in verband met den voorgenomen verbouw van het Stadhuis. Komen Burgemeester en Wethouders niet tot de conclusie dat deze kosten, besteed aan een uitbreiding van de centrale verwarming, bij verbouwing overbodig zouden zijn en kunnen Burgemeester en Wet houders ook zeggen hoe langen of hoe korten tijd die verwarming zal kunnen liggen? Spreker zou daarom trent gaarne antwoord hebben van Burgemeester en Wethouders. De heer Fransen (wethouder) merkt op, dat de heer Vromen heeft gevraagd of deze raming niet wat hoog is, omdat er maar een betrekkelijk klein gedeelte, n.l. 475 M3., voor verwarming wordt aangesloten, terwijl de heer Vromen verder heeft opgemerkt dat er niet vol doende gegevens bij de stukken waren, alleen maar een potloodschets. De zaak is zeer onverwacht opgekomen, zooals uit het raadsvoorstel blijkt, naar aanleiding van de ophef fing van afdeeling C. Nu zal het personeel van die af deeling worden gedistribueerd over verschillende andere afdeelingen en zoo gaat ook een van die ambtenaren naar de afdeeling Bevolking, waarheen hij een betrek kelijk groote kast met stukken mee moet nemen en nog andere zaken, die daar bij behooren. Daarvoor is de ruimte op de afdeeling Bevolking te klein; in het midden staat een kachel met een groote bak, zoodat de ambte naren al te dicht bij de kachel zouden komen te staan. Wat de kosten betreft, deze zijn misschien betrek kelijk iets hooger dan in normale omstandigheden. Men moet echter niet vergeten, dat het hier gaat om de ver warming van een 5-tal lokalen, die op een betrekkelijk grooten afstand van den ketel zijn gelegen. De leiding moet door het portaal, onmiddellijk voor den opgang naar Bevolking en Burgerlijke Stand; daar moeten de invoer- en afvoerleidingen door en vervolgens moeten zij over de binnenplaats van de woning van den con cierge naar het gebouw in het Raadhuisstraatje, waar de ketel staat. Nu is een kleine installatie altijd, in ver houding tot de te verwarmen inhoud, duurder dan de verwarming van een groot complex. Er komt nog bij dat men dit gedeelte van de centrale verwarming maakt met afzonderlijke afsluiters. Dat doet men ook bij grootere complexen, opdat men afzon derlijke groepen zal krijgen, waarbij, als men de eene moet herstellen, de andere groepen in functie kunnen blijven. Zoo worden ook hier afzonderlijke afsluiters gemaakt en kan men dus aan dit gedeelte werken, ter wijl de verwarming van het andere gedeelte van de Secretarie en andere gedeelten in het stadhuis doorgaat. Als de Raad nu meent dat de opgaaf te hoog is, zou men Burgemeester en Wethouders kunnen opdragen een publieke inschrijving te houden; dan weten wij wat de kosten werkelijk zijn. Er is nu een aanvraag gedaan bij een firma, die bekend staat goed en solied werk te leveren en op dien basis is deze begrooting opgezet, maar meent men dat het beter is een inschrijving te houden, dan heeft spreker daar geen bezwaar tegen. Hij herhaalt echter dat een kleine installatie in verhou ding duurder is dan een grootere, terwijl ook de afslui ters en de groepsverdeeling het duurder maken. De heer Hofstra heeft gevraagd of bij eventueelen verbouw deze verwarming niet overbodig zou zijn. Spr. gelooft dat niet, omdat dit gebouw blijft, zooals het is; misschien dat het dan een andere bestemming zal krijgen vermoedelijk komt het dan bij het Politie bureau maar die vertrekken zullen dan even goed moeten worden verwarmd. De kosten van deze verwarming zullen weinig be dragen; of men een grootere of een kleinere installatie moet stoken, blijft in alles hetzelfde en de hoeveelheid brandstoffen, die meer noodig zal zijn, is van geringe

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 3