178 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927.
Dat schrijft de directeur van de Stadsdrukkerij te
Amsterdam, die ter zake wel het meest bevoegd is.
in antwoord op hetgeen door den Voorzitter in zijn
verdediging is aangevoerd ten aanzien van sprekers
opmerking, dat het criterium in de stukken eigenlijk
was de exploitatierekening over 1923, wil spreker op
merken, dat hij daarmee bedoelde dat alleen ten aan
zien van 1923 hier door Burgemeester en Wethouders
werkelijk cijfers zijn gegeven, cijfers, waardoor men die
van het particulier bedrijf en die van de gemeente tegen
over elkaar kan stellen. Dat is niet gebeurd over de
andere jaren, daar zijn alleen de globale winstcijfers
genoemd.
Wat betreft de 5000 kaarten voor de lagere school,
spreker kan de cijfers, die de Voorzitter daarover geeft,
natuurlijk niet beoordeelen. Het komt hem voor dat de
betrokken drukker een fout in zijn berekening heeft ge
maakt. Ja, men kan daar om lachen, maar spreker wil
meedeelen dat hij aanvaardt de cijfers, die de Voorzitter
van den Raad hier officieel als autoriteit geeft, maar
dat hij dit ook kan en mag doen met de cijfers, die hier
voor hem liggen en die hij heeft van een eerste klas
firma, namens den bond van drukkers. Legt hij de cijfers
van den Voorzitter dan nog eens naast die van de orga
nisatie van drukkerspatroons, dan zijn die cijfers in fla
grante!! strijd met elkaar en dan acht spreker de cijfers
van den Voorzitter op zijn minst eenigszins twijfelachtig
en vreest hij dan, dat wij noch op de eene, noch op de
andere cijfers aan kunnen.
Wat betreft de hooge loonen voor het vouwen, enz.,
gelooft spreker ook dat het niet juist is de werkuren en
loonen, die hier betaald worden voor werk, dat ter
gemeentesecretarie gebeurt, geheel te plaatsen tegen
over de loonen in het particuliere bedrijf. Spreker kan
zich voorstellen dat men zoo af en toe enkele personen
ter secretarie heeft belast met het vouwen van het ge
maakte drukwerk, omdat die personen op dat oogenblik
geen andere werkzaamheden hadden, maar die men-
schen hadden hun loon toch, al hadden zij geen loon
voor het vouwen. Zoo kunnen er zich complicaties voor
doen, waardoor de gegeven cijfers allerminst aanvaard
baar zijn.
Ten slotte wil spreker wijzen op de omstandigheid
dat de drukkers verplicht zijn zich bij de loonen te
houden aan de collectieve arbeidsovereenkomst en dat
daardoor de prijzen van het afgeleverde drukwerk mis
schien niet alleszins overeenkomst vertoonen met die
van het werk, zooals het hier gebeurt. Maar het collec
tieve arbeidscontract is juist dezer dagen opgezegd,
waarvan dus heel goed het gevolg zal kunnen zijn, dat
de drukkersloonen worden verlaagd, en dat de patroons
niet meer verplicht zullen zijn zich aan normen te hou
den en de vrije concurrentie weer haar intrede zal doen,
waardoor ook de prijs van het drukwerk voor de ge
meente bij de particulieren verlaagd zal worden.
De heer Westra gelooft er zich in zijn eerste betoog
volkomen van te hebben onthouden als verdediger op
te treden van den adresseerenden bond van drukkers
patroons. De Voorzitter heeft echter een opmerking ge
maakt die spreker, hoewel hij ook nu niet als de verde
diger van de patroons wil optreden, even wil recht
zetten.
De Voorzitter zegt: er wordt 1.88 uurloon berekend
door de drukkerspatroons, maar het zetloon bedraagt
80 cent. Dat is niet een juiste vergelijking. De Voor
zitter heeft gezegd: dus zetten zij er méér op dan 15
maar dat is niet een juiste berekening, want er zit in
dien prijs nog heel wat anders. Er ligt bij de stukken
ook een staatje, waarin is uitgerekend door de afdeeling
Expeditie wat de gemeentelijke drukkerij aan uurloon
kost en daar is uitgerekend dat dit 1.61 is. Als spr.
nu aanneemt dat de drukkerspatroons precies dezelfde
kosten hebben, komt hij met 15 daarbij bijna uit op
een loon van 1.88. Dat verschil is dus niet onjuist.
Verder kan spreker uit de winst, die de patroons ma
ken, niets afleiden, maar heelemaal zijn de patroons
toch niet in het ongelijk gesteld en zijn de feiten dus
niet in strijd met het adres.
Wel is het juist dat de winst, die op het papier wordt
gemaakt, belangrijk hooger is. Deze varieert van 20 tot
40 en is dus niet 15 maar veel hooger.
De Voorzitter wil nog een paar kleine opmerkingen
maken. De heer Peletier wil de inultigraph rangschikken
onder de kantoormachines, maar het komt er niet op
aan, waaronder hij haar rangschikt, maar het komt er
op aan wat zij is. Nu geeft spreker toe dat zij in be
paalde gevallen ook is te rangschikken onder kantoor
machines; als men een behoorlijk groot kantoor heeft
en er staat in een van de lokalen een multigraph, die
door een van de jongelui zoo tusschenbeiden eens wordt
bediend, dan kan men de machine rekenen tot de kan
toormachines. Maar zooals zij hier wordt gebruikt, is
de multigraph eenvoudig een model drukpers geworden,
toevallig wel niet een goed model, maar als zoodanig
wordt zij toch gebruikt. Daarom kan de heer Peletier
wel zeggen dat hij op het oogenblik niet een drukkerij
in optima forma wil hebben, maar wij hebben die al
jaren en omdat het een drukkerij was in optima forma,
hebben wij daarbij een snijmachine, een hechtmachine
eri een perforeermachine aangeschaft. Die waren hierbij
r.oodig, wat met een kantoormachine niet het geval is.
Spreker meent dan ook dat we de cyclostyle hier wel
buiten kunnen laten; het gaat hier om heel ander werk,
want raadsvoorstellen enz. kunnen toch niet op de
cyclostyle worden gemaakt. De cyclostyle is meer een
hulpmiddel voor haastwerk en de schrijfmachine en
cyclostyle zijn hier tóch in gebruik en zullen ook in
gebruik blijven.
Dan de kwestie van Amsterdam. Spreker zou zeggen:
laat die mijnheer uit Amsterdam zich liever met zijn
eigen zaken bemoeien en niet zijn opinie over Leeuwar
den geven. Als hij iets zou willen doen, dan zou hij
Burgemeester en Wethouders van Amsterdam heel
gauw moeten adviseeren de Amsterdamsche drukkerij
op te heffen. Dat zou werkelijk een ding van belang zijn
en dat weegt voor spreker zwaarder, dan dat die mijn
heer zich bemoeit met dingen in Leeuwarden, waarover
hij in 't geheel niet kan oordeelen.
Een andere kwestie is aldus spreker dat de heer
Peletier eenigszins meent te moeten twijfelen aan de
cijfers, die ik heb gegeven. Ik weet niet welke usance
de heer Peletier zelf in zijn eigen zaken heeft, dat is mij
niet bekend, maar de usance is hier, dat de cijfers, die
van deze zijde, althans van deze tafel, worden genoemd,
niet minstens twijfelachtig, maar minstens waar zijn.
Van deze tafel worden géén foefjes gebruikt en U kunt
er van overtuigd zijn dat de cijfers, die van deze tafel
worden gegeven, juist zijn. Mocht U daaraan twijfelen
hier liggen de nota's. Die cijfers zijn waar en niet
twijfelachtig; wij gebruiken hier die usance niet.
Ook het vouwen door secretariepersoneel is heelemaal
niet waar; ik heb dat niet gezegd. Ik heb alleen gezegd
dat wij geen werkloozen van de straat hebben genomen
voor een dubbeltje per uur, om daarmee aan de leden te
kennen te geven, dat er niet is getracht om op dit mo
ment de zaak zoo goedkoop mogelijk aan den Raad te
kunnen voorstellen. Dat zullen Burgemeester en Wet
houders nooit doen. Voor dat werk is deskundig per
soneel gebruikt, door wie dat vaker wordt gedaan; de
voorstellen, die van deze tafel komen, worden -niet zoo
goedkoop mogelijk voorgesteld, doordat er ambtenaren
zijn gebruikt, die anders hun geld verdienen. Dergelijke
usances zijn geen gewoonte van ons en wij mogen ver
wachten dat men vanuit den Raad dat ook niet zal
veronderstellen.
Wat de heer Westra heeft gezegd, zal spreker nu
verder maar later gaan. De heer Westra is nog eens
teruggekomen op het uurloon van 1.88, waarvoor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927.
179
Burgemeester en Wethouders 1.61 berekenden, maar
hij kon zich vereenigen met de hier genoemde cijfers
omtrent winst op papier; hij heeft blijkbaar de nota's,
die ter inzage hebben gelegen, ook gezien. Spreker
heeft hier een nota van den heer Tijssen, die in een
eigenhandig schrijven 35 winst op papier berekent,
verder heeft spreker hier een nota met een minimum
percentage van 30 winst en o. a. ook nog een oude
nota van den heer Westerhuis met 40 winst. Het
komt dus allemaal op hetzelfde neer.
Bovendien wil spreker nog opmerken dat niet alleen
op papier, maar ook op het werk door derden een per
centage winst wordt gezet, zooals het bindwerk, dat
door de drukkers wordt betaald en waarbij op den
prijs nog 10 winst wordt gelegd. Spreker toont het
model van de cokesbons, waarvan de rekening ver
meldt „binden, perforeeren, enz., 9.80. Winst hierop
15 Dat was in 1923 en dat percentage is later
teruggebracht tot 10
Spreker meent dus werkelijk dat én de gemeente
beter uit is met de bestaande drukkerij anders te outil-
leeren én dat het voordeel, dat de gemeente daar tot
nog toe uit heeft gehad, zal blijven bestaan. Laten wij
nu maar aannemen dat dit voordeel niet grooter wordt,
het is dan toch in elk geval al voldoende om aanschaf
fing van een nieuwe machine te motiveeren.
De heer Peletier zou nog een kleine opmerking willen
maken. Hij zou niet opnieuw het woord hebben ge
vraagd, wanneer niet de Voorzitter in zijn laatste woor
den eenigszins persoonlijk was geweest. Spreker wil
zeggen dat hij in tweede instantie geen twijfel heeft
uitgesproken dat spreekt wel vanzelf ten opzichte
van de cijfers, die de Voorzitter vóór zich heeft en aan
den Raad geeft. Dat zal in spreker niet opkomen, maar
wel is deze twijfel bij hem opgekomen, dat in de cijfers,
die daadwerkelijk in de rekening zijn opgenomen, zeer
waarschijnlijk een vergissing moet zijn ingeslopen,
waardoor de drukker er 20 of 25 van heeft gemaakt.
Spreker oppert geen twijfel dat de Voorzitter van het
geen hij voorleest zelf niet overtuigd is, maar als hij
voor zich heeft de cijfers van een eerste klas firma en
een eerste klas persoon, naast het bezwaarschrift van
de drukkervereeniging, dan heeft hij in die cijfers wel
zooveel vertrouwen, dat hij begint te zeggen dat hij
eenigszins twijfelt aan de rekening, die de Voorzitter
voor zich heeft en dan is het voor hem de vraag of in
de cijfers, die getrokken zijn uit een rekening, die door
een ander is opgemaakt, niet een abuis is geslopen. Er
was dus aldus spreker geen reden om daar iets
persoonlijks in te zien, noch voor mij, noch voor U.
De Voorzitter wil dan nog opmerken, dat hij hier 4
nota's heeft van verschillende drukkers, n.l. van Tijssen,
Westerhuis, Westerbaan en de Coöperatieve Handels
drukkerij en dat dan dus zou blijken dat men zich con
stant zou vergissen. Altijd wordt er een winst op het
papier gezet, die varieert tusschen 25 en 35 Wan
neer de heeren andere cijfers geven, zullen die vermoe
delijk twijfelachtig zijn, want spreker kan niet aanne
men dat verschillende drukkers zich constant vergissen.
De heer Peletier: Is er ook een toelichting gevraagd
op die berekening?
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 23 tegen 2 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen de heeren Van der Veen, Feddenia,
Vromen, Blanson Henkemans, B. Molenaar, H. de Boer,
Fransen, M. Molenaar, O. F. de Vries, mevrouw Buis
manBlok Wijbrandi, de heeren Hooiring, Hofstra,
Feitsma, Tamminga, Muller, Ritmeester, Tiemersma,
J. de Boer, Westerhuis, Dijkstra, IJ. de Vries, Westra
en Botke.
Tegen stemmen de heeren Peletier en Oosterhoff.
10 (Agenda no. 11). Voorstel van Burgemeester en
tot wijziging van het Reglement voor de Middelbare
Avondhandelsschool (bijlage no. 10).
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
11 (Agenda no. 12). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot wijziging der verordening op de levering
van gas en electriciteit (bijlage no. 8).
De algemeene beraadslagingen worden geopend.
De heer Westra merkt op, dat in de vorige verga
dering, waarin dit punt aan de orde is geweest, is aan-
nomen het voorstel van den heer Oosterhoff, om deze
zaak uit te stellen. Spreker had indertijd reeds studie
van deze plannen gemaakt, maar nu hij dit stuk nog
eens opnieuw heeft overgelezen hij had daar nu de
gelegenheid voor gelooft hij, dat er aanleiding is
om nogmaals voor te stellen dit punt uit te stellen.
Spreker ziet in bijlage 8 dat Burgemeester en Wet
houders zich zelf de vraag hebben voorgelegd of het
wenschelijk is een speciaal tarief in het leven te roepen
voor de levering van gas voor huisverwarmings- en
industriëele doeleinden. Die vraag hebben Burgemeester
en Wethouders zich in de eerste plaats voorgelegd en
in de tweede plaats hebben zij zich de vraag voorge
legd op welke wijze een dergelijk tarief dient geregeld
te worden voor het geval de eerste vraag in toestem
menden zin wordt beantwoord. Maar spreker bemerkt
in dit stuk, hoewel die vragen een punt van ampele
overweging in het college hebben uitgemaakt, dat het
college heelemaal geen antwoord heeft gegeven op de
eerste vraag; het bemoeit zich verder in de bijlage uit
sluitend met de beantwoording van de tweede vraag,
die er toch slechts een is van subsidiairen aard. Spreker
zou nu, alvorens hierover in discussie te willen treden,
van Burgemeester en Wethouders willen weten bij
voorkeur schriftelijk, maar anders mondeling wat
hun gemotiveerd antwoord is op deze vraag: „of het
wenschelijk is een speciaal tarief in het leven te roepen
voor de levering van gas voor huisverwarmings- en
industriëele doeleinden." De vraag omtrent die wen-
schelijkheid hebben Burgemeester en Wethouders in
dien zin niet beantwoord.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zou het verzoek
van den heer Westra, om deze zaak aan te houden,
gaarne willen steunen, al is het dan op andere gronden.
Bij het tarief voor electriciteit zou spreekster zich voor-
loopig volkomen kunnen neerleggen, zooals dit is voor
gesteld, maar wat zij wil zeggen handelt meer over het
gastarief. Wanneer wij dit nagaan, dan is het voorstel
om aan de grootverbruikers, die meer dan 4800 M3.
verbruiken, reductie te verleenen, maar het komt spr.
voor dat door dit voorstel een compensatie moet wor
den gezocht voor het verlies, dat de fabriek hierdoor
lijdt en dat de oplossing daarvan groote moeilijkheden
eii een betrekkelijk groote administratieve rompslomp
met zich meebrengt, n.l. dat feitelijk de gebruikers van
een zelfde hoeveelheid gas daarvoor verschillend moe
ten betalen. Dat is iets, wat spreekster onmogelijk voor
komt en nu is haar vraag of Burgemeester en Wethou
ders niet nader kunnen overleggen of die compensatie
voor het bedrijf niet op een andere manier is te vinden.
De Voorzitter zou naar aanleiding hiervan dit willen
zeggen: de zaak is aan elkaar gekoppeld, spreker geeft
dat direct toe, de wijziging van de tarieven voor gas
en electriciteit is in één voorstel neergelegd, maar eer
lijk gezegd hebben die wijzigingen niet met elkaar te
maken. De heer Westra heeft speciaal over het gas
gesproken en wilde graag antwoord hebben op zijn