182 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927.
prijs te stellen met het oog op het doel, waarvoor het
product wordt gebruikt, is dus absoluut niet gewettigd
van de zijde van den producent.
Verder heeft spreker gezien dat in dit bijzondere ge
val de prijs van het gas, dat voor ruimteverwarming
wordt aangewend, eigenlijk hooger moet zijn dan de
prijs van het gewone gas en wel om een bijkomstige
reden, n.l. omdat het gas, dat voor ruimteverwarming
wordt gebruikt, speciaal wordt gebruikt gedurende een
zekeren tijd van het jaar en het gebruik daarvan dus
niet regelmatig wordt verdeeld over het geheele jaar.
Als men een groote hoeveelheid gebruikt gedurende een
zekeren tijd van het jaar, wordt er in dien tijd een groot
beroep gedaan op de capaciteit van de gasfabriek, die
daardoor hooger zal moeten worden opgevoerd. Die
capaciteit zal dan echter niet regelmatig worden benut
en dit zou ten gevolge hebben, dat de productieprijs
van het gas daardoor wordt verhoogd. Zoodoende zou
dus feitelijk de prijs van het gas, voor ruimteverwarming
gebruikt, eerder hooger moeten worden gesteld dan
lager. Dat staat ook in de stukken.
In de derde plaats heeft spreker in de stukken ge
vonden dat, hoe meer winst er op het product wordt
gemaakt, hoe meer reductie kan worden gegeven aan
de groote afnemers. Dat is een waarheid als een koe,
het is zeer duidelijk, maar het moet hier toch even
worden onderstreept.
Spreker is blij ook in de stukken te hebben gevonden
de motiveering waarom de gasprijs eventueel beneden
den productieprijs kan worden gesteld. Die productie
prijs is ruim 7 cent en wij maken voor het gas 8 cent,
maar het gas, dat men meer aflevert, wil men leveren
voor 6 cent, dus beneden den productieprijs. Dat is dus
wel zeer eigenaardig gevonden en men verdedigt dat
op deze gronden, dat er verschil moet worden gemaakt
tusschen den productieprijs van het gas tot de hoeveel
heid, die de fabriek op het oogenblik produceert en dien
van het gas, dat, na de maatregelen, die hier worden
voorgesteld, méér zal worden geproduceerd, daar op
dat laatste gas niet de z.g. vaste kosten drukken, maar
deze kosten alleen drukken op de hoeveelheid van het
oogenblik. Wij krijgen dan dus 2 soorten van gas: dat
wat wij op het oogenblik maken en dat 7 cent kost en
gas, dat wij tot nog toe nooit hebben gemaakt en dat
dan 5 cent kost. Daar drukken dan de vaste kosten niet
op, daar drukken dan alleen de kosten op van steenkool
en arbeidsloon.
Dat systeem gaat echter, naar sprekers meening, uit
van een heel verkeerde stelling. Een goed economisch
beheer, dat een mindere productieprijs meebrengt, ver
laagt den productieprijs per eenheidd. w. z. geldt voor
al het gas in dezelfde mate. Als wij dus den productie
prijs verlagen en niet meer de kosten 7 cent zijn maar
6 cent, moeten wij niet redeneeren dat de kosten voor
het eene deel 7 en voor het andere deel 5 cent zijn, maar
dan moeten wij zeggen: in doorsnee is de gasprijs iets
lager en daar zullen wij dat aan moeten verdienen of
minstens onze productieprijs voor moeten maken, wil
len wij er niet op verspelen of den een laten betalen
voor den ander.
Bovendien moeten wij op het oogenblik de zaak, om
méér gas te produceeren, bezien van den kant van den
producent. Het gaat er nu om, om door meerdere afname
den productieprijs van het gas goedkooper te krijgen,
maar het is nog maar 4 jaar geleden, dat spreker het
voorstel heeft gedaan om den toenmaligen prijs van het
gas met 1 cent te verlagen en het is de gascommissie
geweest, die zich daar toen met hand en tand tegen
heeft verzet op grond van het groote gevaar, dat de
productie zoodanig zou toenemen, dat de capaciteit van
de gasfabriek niet meer voldoende zou zijn en wel, door
dat het gas dan misschien zou worden gebruikt voor
industriëele doeleinden en ruimteverwarming. Met dat
bezwaar wilde men toen rekening houden. Dat bezwaar
was toen we! van allen grond ontbloot, omdat de volle
capaciteit nog lang niet was bereikt, maar moet men
dan nu maatregelen nemen, die dat in de hand kunnen
werken? Het is de vraag of dan die kwestie niet aan
de orde komt en of wij dan niet een nieuwe gasfabriek
zullen moeten bouwen, waardoor men den gasprijs
hooger zal moeten opvoeren, omdat de productieprijs
dan hooger zal worden. Die vraag dient hierbij wel de
gelijk te worden overwogen.
Spreker komt nu op een andere kwestie en dat is wel
de kwestie van de uitvoering. Er zijn hier twee voor
stellen en het voorstel, dat hier in de tweede plaats is
genoemd, heeft spreker het eerst genoemd: de kwestie
van het gas voor industrieel gebruik, waarbij men bij
een gebruik van 4800 M3. of rond 5000 M3. het gas
2 cent per M3. goedkooper wil afleveren, beneden den
productieprijs dus. Heeft men er zich wel van overtuigd
wat dit zeggen wil, heeft men er zich wel van overtuigd,
dat dit wil zeggen: het product afleveren beneden den
productieprijs, om daardoor te komen tot de mogelijk
heid, concurrentie te kunnen aandoen aan de vaste
brandstof, de mogelijkheid, om de industrie gas te laten
betrekken, waar zij tot op dit oogenblik vaste brandstof
gebruikte? Dit is wel een van de ergste uitwassen van
het tegenwoordige productiesysteem, het is het zuivere
dumpingsysteem om de vaste brandstof daardoor con
currentie aan te doen.
Spreker vraagt verder of dit wel effect zal hebben.
Verondersteld, dat door 2 cent verlaging van den gas
prijs de afnemer zal komen beneden den prijs, dien hij
op het oogenblik betaalt voor de vaste brandstof, waar
door hij dus in het vervolg goedkooper gas zal kunnen
gebruiken dan vaste brandstof. Dat wil dan dus
zeggen dat de prijs van de vaste brandstof ligt tusschen
den prijs, dien men thans voor het gas betaalt en den
prijs, dien men daarvoor in de toekomst zal betalen, dus
waarschijnlijk net op de grens. Als het gas dus 7 cent
kostte, zou die prijs dus gelijk zijn aan die van de vaste
brandstof. Wat wil het dus zeggen, als de industrie
bij een verbruik van 5000 M3. en meer het gas kreeg
tegen een goedkooperen prijs Een besparing van
100.op de brandstof per 5000 M3. gas. Hoeveel
M3. de industrie noodig heeft, kan spreker niet beoor-
deelen, maar die 100.besparing per 5000 M3. gas
zal van zoo geringen invloed zijn, dat die absoluut niet
in rekening wordt gebracht bij de calculatie van het
product, dat van die industrie het gevolg is. Zoodat dus
die mindere prijs, dien men voor de brandstof gas zal
betalen, niet ten goede komt aan den ^afnemer van het
uiteindelijk product en dus ook niet aan de gemeen
schap, maar dat hij zal verdwijnen in de zakken van de
industrieëlen zelf.
Daar blijft nu het schoone doel, om de ongebruikte
productiemiddelen in dienst te stellen van de gemeen
schap. De voordeelen zullen ten goede komen aan en
kelen en er blijft dus niet veel over van het doel, waar
mede de sociaal-democraten dit voorstel hebben gelan
ceerd
De heer Dijkstra: Het voorstel is van Burgemeester
en Wethouders.
De heer Westra meent dat dit voorstel het gevolg is
van een vraag van de heeren De Boer en Tiemersma en
clat zijn rasechte sociaal-democraten. Spreker weet niet
of men! er zich goed rekenschap van heeft gegeven,
maar het resultaat kan niet anders zijn. Wil men wer
kelijk met een goedkooperen gasprijs voor de industrie
bereiken, dat het product, door die industrie vervaar
digd, goedkooper wordt, wil men dus den goedkooperen
gasprijs ten goede laten komen aan de gemeenschap en
aan de afnemers van de industrie, dan zal het verschil
in prijs veel grooter moeten zijn. Dit kan men ook af
leiden uit hetgeen gebeurt te Amsterdam daar wordt
een enorme winst gemaakt op den gasprijs en daar is
het dus mogelijk den prijs laag te stellen voor de in
dustrie. Maar dat is het zuivere dumping-systeem; dat
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 September 1927. 183
brengt mee dat de gewone gasverbruikers mee betalen
in de reductie op den prijs, die door de industrie wordt
genoten; wanneer een bakker daar gebruik maakt van
gas voor zijn bedrijf, laat men een deel van zijn produc
tieprijs betalen door den gewonen gasverbruiker die
misschien geen brood lust.
Dat is een economie, die absoluut verkeerd is en nu
kan men wel zeggen dat dit allemaal theorie is en dat
dit hier niets mee heeft te maken, maar bij het nemen
van een principieele beslissing meent spreker dat het
dezen kant niet uit moet. Zijn principe is, dat men moet
trachten aan ieder het gas voor den goedkoopst moge
lijken prijs te leveren. Hij komt daar straks op terug
en wil nu eerst overgaan tot de kwestie van de regeling
voor het gebruik van gas voor huishoudelijke doelein
den.
Men heeft de zaak zoo gesteld, dat degene, die tot
nog toe al het mogelijke heeft gedaan om zooveel mo
gelijk gas te betrekken en dus de productiemiddelen in
dienst te stellen van de gemeenschap, voortaan den
vollen prijs zal moeten blijven betalen, maar dat degene,
die er zich tot nog toe niets van heeft aangetrokken om
de productiemiddelen ten volle in dienst te stellen van
de gemeenschap degene, die dus tot nog toe weinig
gas gebruikte, voor het meerdere verbruik in het vervolg
minder zal behoeven te betalen
De heer Muller: Dat is ook een groote fout.
De heer Westra: Dat is hetzelfde idee, wat
indertijd bij de Oorlogswinstbelasting heeft voorgezeten;
spreker zal dat idee hier thans echter niet verder uit
werken.
Nu zegt men ergens in de stukken, dat het schijnt dat
dit systeem niet tot groote onbillijkheden aanleiding
geeft, maar spreker is van meening dat hiermee zulke
enorm groote onbillijkheden zullen worden begaan, dat
hij daartoe nooit zal meewerken; de onbillijkheden, die
daarvan het gevolg zijn, zullen eenvoudig ten hemel
schreiend zijn.
Spreker komt thans op de vraag of niet langs een
anderen weg hetzelfde resultaat is te bereiken voor de
gasfabriek en voor de verbruikers. Men komt hier met
het voorstel om den prijs van een deel van het gebruikte
gas te verlagen met 2 cent en men meent daarmee te
bereiken, dat het verbruik enorm zal toenemen. Wan
neer men nu in plaats van deze onbillijke voorstellen,
die geheel tegen het voeren van een goede bedrijfs
economie ingaan, er toe zou overgaan om niet voor
enkele categorieën den gasprijs met 2 cent te verlagen,
maar het er eens op te wagen om voor alle categorieën
den gasprijs te verlagen met 1 cent, alleen om de pro
ductie op te voeren en het resultaat hetzelfde te doen
zijn, zou spreker willen vragen: als wij het er eens op
wagen den gasprijs algemeen met 1 cent te verlagen,
hebben wij dan niet de kans, dat een groot deel van
de industrie, op grond van die eene cent verlaging, ook
zal overgaan tot het gebruik van gas voor verwarmings
doeleinden en hebben wij dan niet de kans dat men op
verschillend gebied voor huishoudelijke doeleinden ook
zal overgaan tot het gebruik van meer gas? Zullen wij
daarmee dan niet hetzelfde resultaat bereiken voor de
fabriek: een meerder verbruik, dat den productieprijs per
eenheid goedkooper maakt en waarbij het prijsverschil
wordt opgeheven, maar de winst dezelfde blijft Spr.
gelooft dat dit het eenige systeem is dat niet onbillijk
is en dat niet kan worden genoemd een verkeerde
economie.
Daarom geeft spreker dit idee aan Burgemeester en
Wethouders ter overweging. Hij zal noodzakelijk zijn
stem moeten uitbrengen tegen de voorstellen, zooals die
hier zijn gedaan, voorzoover die betreffen de levering
van gas. Wat betreft de voorstellen omtrent de levering
van electriciteit, staat de zaak heel anders. In dat op
zicht kan spreker zich volkomen bij het voorstel aan
sluiten en dus zal hij daar voor stemmen.
De heer Vromen merkt op, dat hem enkele dingen
onduidelijk zijn, waarom hij daarover gaarne nadere
inlichtingen zou hebben. De heele zaak is begonnen
naar aanleiding van de vraag van een paar leden van
den Raad welke vraag in handen van Burgemeester
en Wethouders is gesteld om praeadvies of het
wenschelijk is een speciaal tarief in het leven te roepen
voor de levering van gas voor huisverwarmings- en
industriëele doeleinden en zoo ja, op welke wijze een
dergelijk tarief geregeld dient te worden. Die vraag is
blijkbaar door Burgemeester en Wethouders bevesti
gend beantwoord en Burgemeester en Wethouders heb
ben getracht om, in overleg met den directeur en de
gascommissie, een systeem te vinden om aan dien
wensch gevolg te geven.
Nu is spreker wél duidelijk geworden, dat er gevon
den is een tarief voor verlaging van den prijs van het
gas voor industriedoeleinden, maar de oplossing, welke
is gevonden voor gas voor huisverwarmingsdoeleinden,
waarbij men ook verlaging wil toepassen om het ver
bruik te bevorderen afgezien van de vraag, of daar
motieven voor zijn; de wensch daartoe is blijkbaar uit
den Raad en uit de burgerij opgekomen het systeem,
dat men zich daarvoor heeft gedacht, is, naar sprekers
meening absoluut niet juist en beantwoordt niet aan het
doel, waarmee een verlaagd tarief wordt ingesteld.
Waarom niet? Door den directeur is in zijn rapport
eenige malen zeer terecht opgemerkt, dat men verschil
lende systemen kan kiezen en wel in de eerste plaats
dat van levering van gas voor verwarming over afzon
derlijke meters. Dat staat ook in den raadsbrief, maar
er staat verder niet bij dat de directeur opmerkt dat dit
slechts het eenig juiste systeem kan zijn om gas voor
huisverwarming goedkooper te leveren; met al de an
dere systemen bereikt men dat niet, ook niet met dit
systeem.
In de eerste plaats zullen alle verbruikers, die blijven
beneden een verbruik van 50 M3., of juister gezegd van
60 M3. want de verlaging begint pas te tellen, als
er een 10-tal M3. jneer is verbruikt niet van het ver
laagde tarief profiteeren. Uit de berekening, die door
den directeur is overgelegd, blijkt dat meer dan 75
van de verbruikers een verbruik hebben van minder
dan 50 a 60 M3., zoodat dus slechts 25 onder de
groep zal vallen, die van het verlaagde tarief gebruik
kan maken. Ergo zullen alle menschen, die gas gebrui
ken, niet of niet alleen voor verlichting, maar ook voor
verwarming, maar die het zoo matig gebruiken, dat zij
geen 60 M3. halen, beneden de grens vallen en zullen
die dus allen worden uitgeschakeld van de voordeelen
van het verlaagd tarief voor huisverwarming.
Dit is wel zeer schrijnend in tegenstelling met het
sub a voorgestelde: „een door hen te bepalen, voor alle
verbruikers gelijkekorting toe te staan". Maar er staat
bij dat dit geschiedt bij verbruik boven een bepaalde
hoeveelheid en juist bij verlaging van den prijs van gas.
gebruikt voor huisverwarming, is dit systeem geheel
onjuist en beantwoordt het niet aan het doel.
Spreker heeft nog iets merkwaardigs ontdekt, toen
hij deze bijlagen doorwerkte. Hij wil terloops echter
eerst even de opmerking maken, dat het voor de nieuwe
raadsleden heel moeilijk was voor Dinsdag al die stuk
ken door te werken. Er is hier straks gezegd er ligt
een groot dossier bij, dus aanleiding, om dit punt aan
te houden, is er niet, maar spreker had toen bijna geïn
terrumpeerd maar dat mag hier natuurlijk niet
dat dit juist een reden was óm de zaak uit te stellen.
Omdat deze zaak ai een paar jaar aanhangig was, heeft
spreker persoonlijk niet voor het voorstel tot uitstel
willen stemmen, maar dat neemt niet weg, dat hij de
oplossing sub a onjuist acht.
Het merkwaardige nu is. dat in zijn rapport de di
recteur van de lichtbedrijven mededeelt, hoe men in
andere plaatsen heeft getracht dit doel te bereiken en
dat daaruit blijkt, dat men in geen enkele plaats dit