Vergadering van Dinsdag 18 OttoDer 1927. T r -;i Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1927. 2G5 Tegenwoordig 24 leden, te weten: de heeren H. de Boer, J. de Boer, Hooiring, Lautenbach, O. F. de Vries, Hofstra, Visser, mevrouw BuismanBlok Wijbrandi, de heeren M. Molenaar, Van der Veen, Tiemersma, V/esterhuis, Tamminga, B. Molenaar, Peletier, Botke, Dijkstra, Feitsma, Feddema, Muller, Vromen, Blanson Henkemans, Ij. de Vries en Ritmeester. Afwezig 3 leden, waarvan met kennisgeving de heeren Westra en Fransen, zonder kennisgeving de heer Oosterhoff. Voorzitter de heer |hr. Mr. J. M. van Beyma, Burgemeester. I. Wordt medegedeeld 1. dat Gedeputeerde Staten hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten d.d. 27 September 1.1. tot afstand in erf pacht van bouwterrein aan de Soendastraat, de Molen straat, de Bleeklaan en tot verhuring van drie per- ceelen weiland nabij den Weg naar Cambuur. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 2. adres van den Nederlandschen Federatieven Bond van Personeel in Openbaren Dienst om te besluiten tot benoeming van een commissie van onderzoek, inzake onregelmatigheden, welke bij leveranties aan de ge meentelijke gasfabriek mogelijk kunnen hebben plaats gehad en tot onmiddellijke stopzetting van het subsidie aan de Vereeniging van Gasfabrikanten, indien dit door de gemeente mocht zijn verleend. Burgemeester en Wethouders stellen voor, aangezien van dergelijke onregelmatigheden in deze gemeente geen sprake is en ook overigens voor inwilliging geen voldoende reden bestaat, het verzoek af te wijzen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hooiring kan zich op het oogenblik met deze afwijzing eigenlijk niet vereenigen. Hij wil voorstellen dit stuk in handen te stellen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. De heer Lautenbach kan daarin absoluut niet mee gaan, want er is reeds een bespreking met den directeur gehouden en, voorzoover dat mogelijk was, een onder zoek ingesteld. Dit was alleszins bevredigend ten op zichte van den betrokken directeur, waarom spreker deze zaak niet opnieuw zou willen aansnijden. De heer Hooiring heeft met belangstelling den oud-wethouder gehoord en hij mag zeker daaruit de conclusie trekken dat, reeds voordat dit adres bij den Raad kwam, van den kant van wien dan ook pogingen in het werk zijn gesteld om het een en ander aan de weet te komen. Toch ziet spreker de zaak nog iets anders dan de lieer Lautenbach die ziet. Wanneer hij ziet welk een omvang deze kwestie reeds heeft aangenomen, dan acht hij het een algemeen belang al wil hij direct toe stemmen dat degenen, die dagelijks in nauwe aanraking komen met den betrokken persoon, de overtuiging kunnen hebben dat er absoluut niets ,,aan de knikker" is, als hij zich zoo mag uitdrukken en dan gelooft hij dat de gemeenschap er in het algemeen recht op heeft van officiëele zijde te weten te komen hoe de toestand hier in Leeuwarden werkelijk is. Wat wij hier op het oogenblik van den heer Lauten bach hooren, zal voor menigeen iets nieuws zijn en zoo gaat het spreker ook. Hij heeft geen oogenblik gedacht dat hier in Leeuwarden iets zou zijn wat ook in andere plaatsen is gebeurd, dat wil hij hier openlijk verklaren. Zijn bedoeling is niet dat hij ook maar eenige zweem van wantrouwen heeft tegen dengene, dien het zou betreffen, dat wil spreker hier in het openbaar zeggen. Men moet niet van de gedachte uitgaan hij wil een onderzoek, want hij wil per se iets meer weten. Dat zou een zekeren schijn van wantrouwen meebrengen. Spr. doet echter zijn voorstel in hoofdzaak, omdat hij het in het algemeen belang acht dat van officiëele zijde een antwoord wordt gegeven op de vraag, die heden in den Raad is gesteld. De heer IJ. de Vries verwondert zich over het betoog van den heer Flooiring en dat deze dit adres wil steu nen, dat komt uit een kring, die met de zaken van Leeu warden niets te maken heeft. Dat wil spreker in de eerste plaats vaststellen. In de tweede plaats verwondert het spreker zoo, dat de heer Hooiring nu voorstelt wèl een onderzoek in te stellen bij de Gasfabriek, maar niet bij Gemeentewerken en niet bij de Reiniging. Als de heer Hooiring meent, dat bij het eene bedrijf een onderzoek moet worden in gesteld, omdat hij graag wil weten hoe de toestand is, nadat een buitenstaander daarover iets te zeggen had, waa[om zou dat dan niet moeten gebeuren bij een ander bedrijf Dan moeten ook de consequenties getrokken worden. Wij hebben met den Raad van Arbeid niets te maken, maar anders zou spreker ook zeggen: waarom zouden wij daar niet eens een onderzoek instellen of daar misschien ook niet geknoeid wordt Het komt spreker voor dat de houding van den heer Hooiring er totaal naast is en hij is dan ook vierkant tegen diens voorstel. De Voorzitter merkt op, dat de heer Hooiring voor stelt het adres in handen van Burgemeester en Wethou ders te stellen om praeadvies. De heer Hooiring zegt, dat de gemeenschap er recht op heeft aan de weet te komen hoe het er mee staat, hij zegt verder, dat hij geen zweem van wantrouwen heeft, enz. Maar spreker zou zeggen: wanneer er in het gewone leven geen zweem van wantrouwen is, dan begint men toch niet met de zaken te onderzoeken. En dat hier geen zweem van wantrouwen is, kan spreker wel namens Burgemeester en Wethouders bevestigen; Burgemeester en Wethou ders hebben met den directeur in hun voltallige verga dering een onderhoud gehad en zij zijn unaniem de volle overtuiging toegedaan, dat er geen kwestie van „gas- lucht" in deze gemeente is. Waarom zouden wij dan ten slotte een Commissie in het leven roepen Het heeft spreker eenigszins verwon derd dat dit request inkwam van den Federatieven Bond. Men zegt in het adres dat men het doet in het gemeentebelang en men verzoekt een eventueel subsidie aan de Vereeniging van Gasfabrikanten stop te zetten, maar vanaf het eerste oogenblik, dat spreker het request heeft gelezen, heeft hij dit meer gezien als een aanval op de Vereeniging van Gasfabrikanten dan wel als ge daan in het algemeen belang van Leeuwarden. Zooals gezegd, hebben Burgemeester en Wethouders een onderhoud gehad met den directeur. De heer Lau tenbach heeft al gezegd hoe hij er over denkt; misschien dat hij ook persoonlijk er met den directeur over heeft gesproken, spreker heeft dat ook gedaan, omdat er over het algemeen over ons land een „gaslucht" hangt. Burgemeester en Wethouders hebben echter de over tuiging gekregen of, laat spreker liever zeggen, zij zijn in hun overtuiging bevestigd dat daarvan geen kwestie is in deze gemeente. Burgemeester en Wethouders staan op het standpunt dat, als er een commissie noodig is, deze er moet komen, maar zij kunnen niet inzien dat dit noodig is en spreker zou dan ook zeggen: zoo lang de heer Hooiring dat niet beter heeft gemotiveerd, zou ik niet weten waarom een commissie reden van bestaan zou hebben. De heer M. Molenaar wenscht ook een enkel woord

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 1