206 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1927.
te zeggen. In de eerste plaats zou hij gaarne het voor
stel van den heer Hooiring, om dit adres om praeadvies
te sturen, willen steunen. Het college zegt nu, dat Bur
gemeester en Wethouders het volste vertrouwen hebben
in den directeur van de Gasfabriek, maar wij komen
niet aan de weet, waarop dat vertrouwen steunt. Daar
moet toch een reden voor zijn. Het kan zijn dat, doordat
het college dagelijks met den directeur in aanraking
komt en hem kent door persoonlijken omgang, zelf per
soonlijk deze overtuiging heeft. Maar de Raad staat niet
in een zoo nauw contact met een bedrijfsdirecteur en
de gemeentenaren staan nog veel verder van hem af,
terwijl toch op ons rust de verantwoordelijkheid om ten
opzichte van de gemeente te doen wat wij moeten doen,
waarbij wij het volle vertrouwen aan ons bedrijf moeten
kunnen schenken.
Ten slotte staat het toch zoo, dat er wel iets is ge
beurd. Als het nog een enkele directeur van een gas
bedrijf gold, was het nog iets anders, maar in de laatste
dagen ziet men in de pers een heel lijstje van plaats
namen, waarbij een directeur van een gasbedrijf is be
trokken en er wordt zelfs beweerd van de zijde van
dengene, die de zaak aanhangig heeft gemaakt,, dat
eigenlijk de Vereeniging van Gasdirecteuren ook schul
dig is. Nu meent spreker dat ook de directeur van ons
bedrijf lid van die Vereeniging is en als zoodanig
ook al gaat hij persoonlijk absoluut vrij uit is hij,
door zijn lidmaatschap van die vereeniging, eenigszins
bij de zaak betrokken.
Spreker acht het dan ook in het belang van de ge
meente, maar ook van den directeur zelf, dat een onder
zoek wordt ingesteld. Het kan niet anders spreker
twijfelt daar niet aan dan dat dit in het voordeel van
den directeur uitvalt en juist door het uitbrengen van
praeadvies kan de Raad dan vernemen welke gronden
het college heeft en waarop zijn vertrouwen steunt.
De heer Hooiring zegt dat, wat het laatste betreft,
hij zich aansluit bij den heer M. Molenaar. Den heer
IJ. de Vries wil hij even doen opmerken, dat het in
handen stellen van Burgemeester en Wethouders om
praeadvies niet mee behoeft te brengen het benoemen
van een commissie. Dat zal van de omstandigheden af
hangen, hoe het praeadvies in den Raad terug komt en
of de heer De Vries dan niet al te verwonderd is over
dat praeadvies.
De heer De Vries meent hier verband te moeten leg
gen met Gemeentewerken en Reiniging; spreker iaat dat
aan zijn oordeel over.
Spreker laat zich niet leiden door de vraag van wel
ken kant een zeker adres komt, omdat hij op het stand
punt staat, dat hij niet vraagt van wie het komt, maar
alleen wat er komt. Als dan datgene, wat er komt, zijn
sympathie heeft, zal hij niet nalaten daarvan naar buiten
te laten blijken. Hij hoopt ook in het vervolg altijd dat
standpunt in te nemen en het zal zich dan in de toe
komst wel eens kunnen voordoen, dat de heer IJ. de
Vries zich nogmaals over spreker zal verwonderen.
De Voorzitter: De heer Molenaar vraagt waarop dat
vertrouwen steunt. Ik kan zeggen dat dit steunt op den
persoon, zooals wij den heer Blaauw kennen. Ik wil dit
er nog wel bij zeggen en ik wil daarmee ais het ware
een mondeling praeadvies uitbrengen dat wij een
samenspreking van het geheele college met den heer
Blaauw hebben gehad en dat de heer Blaauw bij die
gelegenheid uitdrukkelijk heeft gezegd er is bij mij
zelfs nooit eenige kwestie van geweest, omdat mij nooit
iets is aangeboden. Burgemeester en Wethouders heb
ben hem toen gevraagd: zoudt U er zelf prijs op stellen,
dat er een commissie werd ingesteld De heer Blaauw
heeft daarop geantwoord: waarom zou ik daar prijs op
stellen; ik voel mij absoluut onschuldig en dan begint
men toch niet met een commissie in te stellen. Burge
meester en Wethouders hebben dat toen zelf ook
gezegd.
Spreker meent echter dat door deze beweging veel
meer „gaslucht" wordt gemaakt en zoo komt men ook
hier. Men weet heel goed dat alles, wat men in de
bladen ziet, niet waar is de pers zit er bij en die mag
dat ook wel in de krant zetten De Federatieve Bond
zegt zelf niet iets, hij constateert alleen, dat in „Het
Volk" dit en in die krant dat heeft gestaan, maar of het
waar is, daar blijven de heeren wel buiten. Dat is het
eigenaardige. Spreker zou er ook het bericht uit „Het
Volk" over den heer De Boer bij kunnen halen, terwijl
er toch in Sneek geen sprake is van „gaslucht" en er
absoluut geen reden was om die kwestie onder het
hoofd „Gaslucht" te vermelden.
Spreker wil hier openlijk en ronduit verklaren, dat
Burgemeester en Wethouders unaniem de overtuiging
hebben dat hier aan de Gasfabriek niets is gebeurd en
dan moet de Raad verder maar weten of hij het nog
noodig oordeelt dat er praeadvies over dit adres wordt
uitgebracht.
De heer Visser wil alleen dit verklaren, dat hij niet
zal meegaan met het voorstel van den heer Hooiring op
grond van de zooeven door den Voorzitter gegeven ver
klaring, dat Burgemeester en Wethouders na onderzoek
unaniem tot de conclusie zijn gekomen, dat er absoluut
niets verkeerds is gebeurd. Op grond van die verklaring
zal spreker stemmen tegen het voorstel van den heer
Hooiring.
De heer Hooiring zou na deze mededeeling nog een
enkel woord willen zeggen. Hij wil voorop stellen, dat
hij zijn voorstel, om praeadvies uit te brengen, hand
haaft, maar het spijt hem dat, nu hem blijkt wat hij
in den aanvang ook reeds heeft gezegd dat, voordat
dit adres inkwam, er reeds pogingen in het werk waren
gesteld om iets aan de weet te komen, het college,
nadat dit is gebeurd, niet een weg heeft gezocht om den
Raad daarmee op de eene of andere manier in kennis
te stellen. Het was toch te vermoeden, dat vandaag of
morgen deze zaak aan de orde zou komen. Over den
inhoud van het adres van de Federatie laat spreker zich
niet uit, die heeft hij niet voor zijn rekening te nemen.
Maar hij drukt er wel zijn spijt over uit, dat het college
niet een weg heeft gezocht om den Raad die mededee-
lingen te doen, die wij nu hebben.
De Voorzitter: Ik kan daarop dit antwoorden, dat wij
ons op dit standpunt stellen, dat de toestanden hier in
Leeuwarden gezond zijn en dat wij over het gezond zijn
van de toestanden in Leeuwarden uit den aard der zaak
geen mededeelingen behoeven te doen. Ik zou niet weten
waarvoor dat noodig was, want als men niet op dat
standpunt staat, kan men er het bijltje wel bij neer
leggen.
De heer Hooiring: Dan was er voor Burgemeester en
Wethouders ook geen aanleiding om met den directeur
te spreken.
De Voorzitter: Het college meent zijn plicht te moeten
doen en het heeft dat gedaan en het heeft daarbij zijn
overtuiging bevestigd gekregen, dat het hier is, zooals
het moet zijn. Dat behoefde het echter niet verder te
vertellen, tenzij het college meende ook hier eenige
twijfel te moeten constateeren, want dan was het wèl
goed geweest. Er is echter tot nog toe geen reden ge
weest om in den Raad eenige twijfel weg te nemen,
omdat die er niet was dat blijkt nu ook, nu de zaak
naar voren komt. Had men er evenwel prijs op gesteld
datgene te hooren, wat nu naar aanleiding van het re
quest van den Federatieven Bond is gezegd, dan had
men dit request niet behoeven af te wachten, maar dan
had een korte interpellatie in den Raad aan Burge
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1927.
207
meester en Wethouders meer effect gehad dan dit re
quest. Is er dus een verzuim geweest, dan is dit ook
geweest bij de raadsleden, die meenen dat Burgemeester
en Wethouders er een hebben gepleegd.
De heer Visser vraagt of de heer Hooiring zijn voor
stel niet zou kunnen intrekken. Spreker wil dat niet
beïnvloeden, maar hij ziet de kwestie als volgt. De heer
Hooiring wil praeadvies, zegt hij, maar op het instellen
van een commissie legt hij niet zoozeer den nadruk.
Spr. meent echter, dat wij de verklaring, die wij momen
teel van de zijde van Burgemeester en Wethouders heb
ben, wel kunnen beschouwen als praeadvies; wanneer
aan het college een nieuw onderzoek wordt opgedragen,
zullen wij, waar het geheele onderzoek reeds is daar-
gesteid, tot hetzelfde resultaat komen. Wij kunnen dus
wel accepteeren de verklaring van Burgemeester en
Wethouders, dat er een onderzoek is ingesteld en dat
de ervaring heeft bewezen, dat er niets verkeerds is.
Dat kan men toch beschouwen als het praeadvies.
De heer Hooiring trekt na deze mededeelingen van
het college zijn voorstel, om praeadvies uit te brengen,
in.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
3. adres van het bestuur van den Nationalen Bond
van Handels- en Kantoorbedienden „Mercurius", om het
groote belang van een doelmatige inrichting der ar
beidsbemiddeling, ook voor de handels- en kantoorbe
dienden, ernstig te overwegen.
Burgemeester en Wethouders stellen voor het adres
voor kennisgeving aan te nemen, aangezien in het ge
vraagde op voor Leeuwarden voldoende wijze wordt
voorzien.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
4. adres van het bestuur van den Bond tegen het
schenden door het vloeken van Gods heiligen Naam,
om het misbruik van dien naam te verbieden op alle
terreinen, waar het Gemeentebestuur bevoegd is zijn
gezag te doen gelden.
Burgemeester en Wethouders stellen voor dit adres
voor kennisgeving aan te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJ. de Vries: Naar aanleiding van dit inge
komen adres zou ik namens onze rechtsche raadsfractie
deze mededeeling willen doen. dat wij natuurlijk tegen
over het principe van dit adres zeer sympathiek staan.
Wij voelen echter de moeilijkheid om het gevraagde in
de practijk uit te voeren en wij zullen daarom niet staan
op praeadvies, noch op het maken van een verordening,
gezien ook de discussies, die hierover in 1923 zijn ge
houden. Wij hadden er echter bezwaar tegen om dit
adres zoo gewoon voor kennisgeving aan te nemen,
omdat wij niet geacht willen worden er niet tegen op
te komen dat Gods heilige Naam wordt gelasterd, dat
er wordt gevloekt of dat Zijn Naam ijdel wordt gebruikt.
Wij willen dus onze sympathie met dit adres betuigen,
maar waar wij de practische moeilijkheden zien, om een
verbod goed te handhaven, zullen wij niet op het stand
punt staan dat er een verordening dient te worden ge
maakt.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten het adres
voor kennisgeving aan te nemen.
5. adressen van A. Schootstra e. a„ grootverbruikers
van gas, om een speciale regeling van tarieven voor
grootgasverbruik te willen bevorderen en bij de samen
stelling van die tarieven rekening te houden met de in
de adressen genoemde schaal.
Wordt bij de desbetreffende stukken gevoegd.
6. adres van de afdeeling Friesland van den Neder-
landschen Bond van Gemeenteambtenaren, om de
regeling der bezoldiging van de ambtenaren ter Secre
tarie dezer gemeente te herzien en opnieuw te regelen,
zooals bij het adres is aangegeven.
Wordt in handen van Burgemeester en Wethouders
gesteld om praeadvies.
7. dat Burgemeester en Wethouders
a. bij openbare aanbesteding hebben gegund de
uitbreiding van de centrale verwarming in het Stadhuis
aan W. Swart te Huizum voor 957.
De Voorzitter: Zooals de Raad zich zal herinneren,
was de totale begrooting tusschen 1200.- en 1300-
en het komt nu hier op neer, dat wij met de publieke
aanbesteding 80.goedkooper uit zijn, als ten minste
het andere werk meevalt.
b. hebben benoemd
tot brandmeester ter voorziening in te ontstane
vacatures wegens periodieke aftreding, de heeren G. J.
Ooiman, A. Bekker, U. van der Heide, A. Baart, S. At-
tema, T. Hoogslag en P. Bokma.
De mededeelingen sub 7a en b worden voor kennis
geving aangenomen.
8. Ten slotte wordt medegedeeld
dat artikel 3 der verordening, houdende verbod van
den verkoop van sterken drank in het klein op Zondagen
en Christelijke feestdagen, in verband met de jongste
verandering alsnog een kleine wijziging van redactio-
neelen aard dient te ondergaan.
Mitsdien stelt de Commissie voor de Strafverorde
ningen voor, in genoemd artikel 3 in plaats van „artikel
1." te lezen „de artikelen 1 en Ibis", en de wijzigings
verordening, opgenomen in bijlage no. 11, hiermede
aangevuld, opnieuw vast te stellen.
Dienovereenkomstig wordt met algemeene stemmen
besloten.
II. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor
heden op den oproepingsbrief vermelde punten.
(Agenda no. 2). Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein
aan de Beetgumerdwarsstraat en de Marssumerstraat
aan F. van der Woude, alhier en W. Schuurmans te
Cornjum, alsmede tot wijziging van de rooilijn voor de
bebouwing aan de Beetgumerdwarsstraat Z. O. zijde.
Dit voorstel luidt als volgt
Het nog beschikbare bouwterrein aan de Noordoost
zijde van de Marssumerstraat en de Zuidoostzijde van
de Beetgumerdwarsstraat, dat op de hierbij overgelegde
situatieteekening met een roode arceering is aangegeven,
wordt door F. van der Woude, alhier en W. Schuurmans
te Cornjum, blijkens een adres d.d. 19 September j.L,
in erfpacht gevraagd.
De adressanten hebben tevens verzocht de rooilijn
voor de bebouwing aan de Beetgumerdwarsstraat te
wijzigen, opdat een voordeeliger bebouwing mogelijk
zij. Wij hebben hiertegen, waar de straat voor het ver
keer van zeer weinig belang is en ter plaatse tot een
binnenpleintje is verbreed, geen bezwaar. De gewijzigde
rooilijn is op meergenoemde situatieteekening met een
zwarte lijn op rood gearceerden grond aangegeven.
De adressanten hebben met de gebruikelijke voor
waarden genoegen genomen de erfpachtscanon zal
worden berekend naar een grondwaarde van 6.50 per
M2. voor het gedeelte van het terrein, ter grootte van
ongeveer 660 M2., dat onmiddellijk grenst aan de Mars-