214 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1927.
Spreker vraagt den heer Vromen of deze een voorstel
doet. Hij heeft wei een groot aantal cijfers genoemd,
maar een voorstel is tot nog toe niet ingekomen.
De heer Vromen is begonnen met te zeggen, dat hij
er op dit oogenblik geen voorstel van zou maken, maar
dat hij alleen zou willen weten of Burgemeester en Wet
houders de door hem gestelde vraag zelf hebben over
wogen en, zoo niet, of zij dan bereid zijn die alsnog te
overwegen. Spreker zou dus eerst het antwoord van
Burgemeester en Wethouders willen afwachten; hij
wacht op een antwoord van den wethouder van Finan
ciën, die vermoedelijk over zijn cijfers wel het een en
ander zal hebben te zeggen. Is dat antwoord teleur
stellend, dan zal spreker alsnog zijn houding bepalen.
De heer Ritmeester (wethouder) zegt, dat het dus
niet de bedoeling is als hij den heer heer Vromen
goed heeft begrepen dat hij diens cijfers volgt. Dat
staat trouwens op het oogenbik ook niet in zijn macht,
maar volgens de cijfers, die hem op het oogenblik ten
dienste staan de heer Vromen houde het hem ten
goede, dat die voor spreker op het oogenblik de eenige
juiste maatstaf kunnen vormen zal, zonder ver
scherpte progressie in 1928 de toestand, loopende, zoo
als die op het oogenblik is, zoo zijn, dat wij dan naar
een cijfer van 6 moeten heffen
De heer Vromen Kunt U daarvan niet berekening
geven
De heer Ritmeester (wethouder)Ik constateer dat
alleen op grond van de cijfers, die in mijn bezit zijn
De heer Vromen: U constateert dat alleen, U maakt
alleen een conclusie. Maar geeft U nu ook eens de
berekening.
De Voorzitter: De heer Ritmeester heeft het woord.
De heer Ritmeester (wethouder) Nu komen wij
in de eerste plaats te staan voor deze vraag, of het ge
motiveerd is uit de verordening de doorgevoerde pro
gressie te lichten zooals het voorstel wil, dat hier
ligt en daarmee dus terug te keeren tot den ouden
toestand.
Het vermenigvuldigingscijfer, zooals dat was opge
maakt, was gebaseerd op een lager cijfer van aanslag
dan op het oogenblik bekend is. Het cijfer van aanslag
is toen door den Raad berekend op 26 millioen of daar
omtrent. Wel is het eerst hooger aangegeven en is er
eerst beweerd dat het heffingspercentage 4.75 kon zijn
er werd toen gesproken over een cijfer van aanslag
van 28 millioen maar die cijfers waren op dat oogen
blik veel te optimistisch en men is toen terug moeten
keeren tot een lager cijfer van aanslag.
In de practijk is echter gebleken, dat er op het oogen
blik met de raming van het cijfer van aanslag een zeer
aanmerkelijk verschil bestaat: het is toch gebleken dat
dit cijfer thans 27.527.000 bedraagt. Op grond van die
gegevens was er dus aanleiding en mede gebaseerd
op andere feiten om te zeggen er kan iets van de
belasting af.
Men moet niet vergeten, dat achteraf praten heele-
maal geen kunst is; als men in Mei het percentagecijfer
moet bepalen, zal dat heel iets anders zijn, dan wanneer
men er over spreekt in October, als men wellicht een
heel ander idee over den toestand heeft. Dat wil spreker
in de eerste plaats op den voorgrond stellen. Rekening
houdende met die feiten, wil hij er ook voor alles op
wijzen, dat het heffingscijfer dit voorjaar, zonder ver
scherpte progressie, 5.9 had moeten zijn dat is ook
niet ontkend door den heer Beekhuis en ook niet door
Burgemeester en Wethouders en dat is ook niet door
den Raad ontkend. Integendeel, men heeft hier gezegd:
wij willen een belastingheffing op een andere wijze
de heer Beekhuis is met den lieer Lautenbach gekomen
met een cijfer van 5, een verhooging van den gasprijs
en het stoppen met potjes, de S. D. A. P. kwam met een
cijfer van 5.3 met verscherpte progressie, 50 opcenten
meer op de vermogensbelasting en een potje en het eind
is geworden een cijfer van 5.6 met verscherpte pro
gressie.
Nu staan de heeren van de S. D. A. P. op het stand
punt, dat wij de progressie zoo ver mogelijk moeten
doorvoeren, zoo ver als de wet toelaat. Spreker con
stateert hier het feit, dat deze verhooging van de pro
gressie volstrekt nog niet gaat tot het wettelijk maxi
mum; we kunnen nog veel verder gaan en men zou ver
baasd staan over de verhoudingen, die wij dan zouden
krijgen.
Wat spreker betreft, hij staat op hetzelfde standpunt,
dat hier uitdrukkelijk door mevrouw Buisman is aan
gegeven, maar daarom kan men toch, wanneer in de
practijk blijkt dat op het oogenblik een dergelijke pro
gressie niet doorvoerbaar is, wel besluiten om die pro
gressie op het oogenblik niet uit te voeren. Dit gebeurt
dan echter afgescheiden van de kwestie of er 4 men-
schen weggaan of bij komen want er komen hier
ook menschen bij met een zeer belangrijk inkomen; dat
zijn dus dingen, waarmee wij heelemaal geen rekening
behoeven te houden. Maar wij kunnenpractisch ge
sproken, niet anders, men moet de feiten stellen, zooals
ze zijn. De heeren, die de stukken hebben gelezen,
weten, dat de Minister zegt dat hij deze verordening
niet zal goedkeuren. Als wij dus op deze wijze doorgaan
en den kop er voor houden, krijgen we dus aan het
eind dit resultaat en dat staat afgescheiden van de
goedkeuring van de begrooting, daar gaat het niet om,
mijnheer Peletier, maar het gaat om de verhooging van
de progressie dat de Minister zegt: ik keur de ver
ordening niet goed. En dan zitten we nog verder in
zak en asch. Eiken dag, dat wij uitstellen, verliezen wij
zeer veel geld, want wij moeten geld opnemen, de con
trole van de belastingen kan niet werken en de aanslag
biljetten kunnen niet worden uitgereikt. Feitelijk had
deze maatregel reeds eerder moeten gebeuren, want op
deze wijze komen wij steeds meer achter. De kwestie
van de verhoogde progressie komt nog wel eens aan
de orde, dat is thans absoluut bijzaak; het gaat hier
nu om een daad van practijk.
Nu zegt dr. Vromen dat, voor zoover hij kan zien,
wij het belastingpercentage wel kunnen verminderen.
Hij zegt echter, dat hij niet met een voorstel zal komen
en dat is maar gelukkig ook, want anders zou deze
zaak wéér moeten worden uitgesteld en wij hebben de
kans dat de cijfers, die de heer Vromen heeft gegeven,
zullen blijken niet al te juist te zijn.
Spreker zal even een paar cijfers noemen. Op het
oogenblik kunnen wij het cijfer van aanslag ramen op
27(4 millioen, maar spr. weet niet of de heer Vromen
daarbij rekent op ongeveer 1 millioen kwade posten.
Daardoor gaat het cijfer van aanslag terug tot 26
millioen, wat bij een heffingspercentage van 5.6 een
opbrengst geeft van 1.480.000.—. Als de heer
Vromen op deze wijze doorredeneert
De heer Vromen interrumpeert.
De heer Ritmeester (wethouder)Ja, wacht U maar
even. U zegt dat U eerst mijn redeneering wilt hooren,
voor U er verder op ingaat, maar ik ben niet bereid
op het oogenblik op de gegevens van U door te gaan
en een poging te doen om de belasting te verlagen.
De heer Vromen heeft gesproken over batige saldi
en dergelijke dingen en hij zegt dat die niet noodig zijn.
Een ander zal zeggen dat ze wél noodig zijn, maar spr.
wil den heer Vromen wel verzekeren dat. wanneer men
op het oogenblik komt bij verschillende maatschappijen
om geld te leenen, dan in de eerste plaats de vraag
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 18 October 1927. 215
wordt gesteld: hoe staat het met Uwe batige saldi en
hoe staat het er in het algemeen met Uw begrooting
voor? Laat de heer Vromen maar kijken naar den heer
Peletier; deze knikt van „ja", ofschoon de heer Vromen
schudt van „neen". Dat is de practijk, waarmee men
rekening heeft te houden, daar kan ook de heer Vromen
niet aan ontkomen.
Het verwondert spreker dat juist de heeren van den
Vrijheidsbond zich hier hun opinie voorbehouden; zij
zijn altijd tegen de verhoogde progressie geweest en
zij moesten dus dit voorstel met beide handen aangrij
pen. De heer Peletier heeft toch ook gezegd dat hij nog
niet weet, wat hij zal doen, maar hij had moeten zeggen
dat hij blij was met dit voorstel. Als men het ernstig
met het belang van Leeuwarden meent, is men verplicht
zonder meer voor dit voorstel te stemmen. Wat later
komt, daar kunnen wij dan wel eens over spreken, maar
op het oogenblik is het plicht om voor dit voorstel te
stemmen.
Spreker zou den Raad ook werkelijk ernstig in over
weging willen geven niet op de cijfers van den heer
Vromen in te gaan
De heer Vromen: Dat is onbehoorlijk
De heer Ritmeester (wethouder) is nog niet uitge
sproken. Hij wil nog naar voren brengen, dat wij op
het oogenblik op de begrooting voor 1928 in elk geval
niet een batig saldo hebben, zooals wij dat op vroegere
begrootingen hebben gehad en dat wij wel degelijk met
al die feiten rekening moeten houden. Bovendien zal
men, behalve dat, nog ernstig moeten bezuinigen, dat
moet men ook niet uit het oog verliezen. Zoodat spr.,
wat de heer Vromen wil, op het oogenblik niet
kan verdedigen zelfs al kwam de heer Vromen met
cijfers, dan zou spreker nog zeggen: verlaag de belas
ting niet, ga niet tot het uiterste, ook omdat het dan
weer een tijd duurt, voor we kunnen beginnen en het
ons steeds meer geld kost, wanneer wij moeten wachten.
De heer Vromen moet tot zijn spijt zeggen, dat de
bestrijding, welke hij ten opzichte van zijn cijfers en
wat hij heeft betoogd, van de zijde van den wethouder
van Financiën heeft ondervonden, weinig serieus was;
misschien dat hij daarvoor nog een andere kwalificatie
zou kunnen geven, maar dat zal hij op het oogenblik
niet doen.
Spreker zou verschillende punten, die de heer Rit
meester heeft genoemd, nog even onder de oogen willen
zien. In de eerste plaats houdt de wethouder wel vast
aan een cijfer van aanslag van 27.527.000, maar zegt
hij dat is het bruto cijfer.
Mijnheer de Voorzitter aldus spreker, ik had ern
stige reden om te verwachten dat dit cijfer, dat in den
raadsbrief is genoemd, geen bruto cijfer is en ik wil
die reden hier ontvouwen. Ik meen dat deze raadsbrief
tevens uitgaat van Burgemeester en Wethouders, die ik
daarom ook in bescherming meen te moeten nemen
tegen hetgeen door den wethouder van Financiën
wordt beweerd.
Indien werkelijk waar was iets waaraan spreker
meent te moeten twijfelen dat het cijfer van
27.527.000 wèl een bruto cijfer was, en men zou moeten
aannemen dat in dit cijfer 1 millioen zit voor verlies,
wegens ontheffingen en kwade posten als dat verlies
werkelijk overeenkomt met een cijfer van aanslag van
1 millioen, is dat overigens zeer laag; spreker ontleent
dat aan de vroegere discussie, waarbij een partijgenoote
van den heer Ritmeester zei, dat in 1926 van de reke
ning is afgetrokken wegens kwade posten een bedrag
van 59.000.dit bedrag toch zou bij een heffings
percentage van 4.75 beteekenen, dat het verlies toen
omvatte een cijfer van aanslag van ruim 1 millioen;
spreker kan ook een klein beetje rekenen en het is
heusch niet zoo moeilijk als het lijkt, om die dingen uit
te rekenen als dat voor 1926/27 ook zoo was, dan
zou daaruit blijken, dat de geheele motiveering van
dezen raadsbrief van a tot z onwaar was. Dit is inder
daad het netto cijfer van aanslag; het cijfer van 26 mil
lioen, waarop de begrooting voor 1927 gebouwd was,
was ook het netto cijfer en wanneer nu waar was, wat
de wethouder van Financiën zegt, dan was het netto
cijfer niet hooger dan waarop bij de begrooting was
gerekend en dan was er dus absoluut geen enkele inoti-
veering te vinden voor intrekking van de verscherpte
progressie, althans geen enkele motiveering, zooals die
hier zijn genoemd. Spreker weigert dan ook voorshands
dat te gelooven.
Maar er is meer, waarom spreker dat niet wil ge
looven en waarom hij meent dat dit cijfer wèl het netto
cijfer is. In de eerste plaats krijgen wij dit schrijven nu
ruim 5>/2 maand na beëindiging van het belastingjaar,
waarom spreker meent dat men nu niet meer zal komen
met het bruto cijfer zonder meer, maar dat men, nu men
alle cijfers onder de oogen heeft gehad, het bruto cijfer,
zij het dan niet geheel, zal hebben herleid tot het netto
cijfer. Spreker meent dus te moeten opmerken dat het
op het oogenblik mogelijk moet zijn voor het belasting
jaar 1926/27 vrijwel het netto cijfer te geven.
Er is ten slotte nog een reden, waarom spreker het
hier gegeven cijfer als netto cijfer aanneemt. Door den
afgetreden wethouder van Financiën is toch indertijd,
toen er door mevrouw Buisman op werd gewezen, dat
het bedrag voor kwade posten zoo laag, n.l. op 4000.
was geraamd, terwijl dat bedrag bleek te zijn 59.000.
geantwoord: dat is uit den tijd, daar houden we mee
op; we hebben administratief de zaak veranderd en U
zult in de rekening of in de begrooting de kwade posten
niet meer vinden, we geven in het vervolg zuiver de
netto cijfers.
Spreker meent daarom ook, dat er alle reden was te
verwachten dat het cijfer van 27.527.000.het netto
cijfer was en hij weigert op het oogenblik te gelooven,
dat dit een bruto cijfer is, want dan is de raadsbrief
van 13 October van a tot z onwaar.
De wethouder van Financiën heeft op sprekers cijfers
alleen gezegd: U komt er niet, want U krijgt voor 1928
een heffingspercentage van 6. Spreker heeft den wet
houder gevraagd hoe komt U aan die berekening
De heer Ritmeester heeft daarop geen antwoord ge
geven, maar wèl is hij zoo ver gegaan te zeggen: dame
en heeren, als de heer Vromen straks weer met cijfers
komt, verzoek ik U, daar niet weer op in te gaan en
hem niet te gelooven. Spreker zal dat niet kwalificeeren,
maar hij acht een dergelijke bestrijding niet juist in
deze vergadering.
Spreker had de cijfers van den wethouder wel graag
gehoord, hij acht deze wel van belang, maar het ge
heele betoog van den wethouder van Financiën heeft hij
niet zeer serieus geacht de wethouder heeft alleen
gezegd wij kunnen geen belasting innen, wij moeten
belasting heffen en laten we nu maar gauw de ver
scherpte progressie er af doen. Dat is toch niet een
wijze, waarop wij ernstige zaken onder de oogen zien
en daar moet spreker dan ook beslist tegen opkomen.
Als wij aannemen dat 27.500.000 het netto cijfer is,
dan zullen wij, als wij over 1927/28 heffen naar een
cijfer van 5.3, er komen. Spreker geeft zijn cijfers, zooals
hij die hier heeft, gaarne ter beschikking van den wet
houder van Financiën
De heer Ritmeester (wethouder)Dat had U eerder
moeten doen.
De heer Vromen kon dat van Zaterdagmiddag, toen
de raadsbrief in zijn bezit kwam, tot hedenmiddag twee
uur niet doen; hij heeft er nog hedennacht aan zitten
werken
De heer Dijkstra: U was ook niet verplicht dat te
doen.