236 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 November 1927.
De heer Fransen (wethouder) merkt op, dat in de
eerste plaats door mevrouw Buisman is gezegd, dat wel
de stoepen zullen worden overgenomen, maar daarbij
heeft gevraagd of ook de bestrating in orde zal worden
gemaakt. Ja, dat is natuurlijk de bedoeling en dat staat
trouwens ook in het voorstel
„Met verbetering van dezen in het centrum der stad
gelegen verkeersweg zullen zeer velen gebaat zijn en
het algemeene belang, hetwelk er mede gediend
wordt, weegt dan ook naar onze meening in allen
deele op tegen de kosten, die met deze straatverbe
tering tevens een geschikt object voor werkver
ruiming gemoeid zijn."
Het is dus de bedoeling de heele bestrating in orde
te maken
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dat staat toch
niet in het voorstel zelf.
De heer Fransen (wethouder) vervolgt, dat de heer
Oosterhoff als zijn meening in het midden heeft ge
bracht, dat hij het met de commissie voor Openbare
Werken eens is. Het blijkt nu uit de redevoering van
enkele leden dier commissie, dat zij, gelukkig, tot een
ander inzicht zijn gekomen, al hebben ook de omstan
digheden er toe meegewerkt, dat hun op het oogenblik
niet duidelijk is, dat het uit „gewoon" kan. Spreker
komt daar aanstonds op terug.
De heer Oosterhoff meent verder, dat de toestand
niet van dien aard is, dat er dringend verbetering noo-
dig is. Nu zal men over het al of niet noodig zijn van
verbeteringen verschillend kunnen denken, maar spreker
meent dat, als men dezen weg langs gaat, de toestand
van dien aard is, dat men deze straat moet verstraten;
op sommige plaatsen ligt zelfs de straat hol in plaats
van tonrond.
De heer Oosterhoff zegt verder, dat er niet zoo bij
zonder veel gebruik wordt gemaakt van dezen weg.
Spreker gelooft dat dit even meevalt. Als men er een
enkelen keer langs komt, kan men het treffen dat er
niet veel publiek is, maar komt men er dikwijls langs,
dan ziet men wel dat er heel veel verkeer is, niet alleen
van voetgangers, maar ook van auto's. Sedert de ver
betering van de Schaverneksbrug rijdt een groot deel
van de auto's, die vroeger van de Vrouwenpoort de
Nieuwestad langs reden, over deze brug en daardoor
heeft men veel meer autoverkeer gekregen langs het
Ruiterskwartier. Ook rijden auto's door langs Wester
kade en Willemskade; er komen dus veel meer rij- en
voertuigen over deze brug dan vroeger.
De heer Oosterhoff zegt dat de grintweg bij de brug
nog tamelijk goed is, maar dat hij alleen, waar hij aan
sluit tegen de keien, minder goed is. Spreker meent
echter dat de weg daar dan ook wel allerverbazendst
slecht mag worden genoemd; er zijn daar verschillende
kuilen en gaten, waarin zich het water en vuil verzamelt.
Door het afrijden van de auto's vanaf de brug worden
die kuilen en gaten gemaakt en telkens meer en meer
uitgehold en slechts doordat die kuilen telkens worden
bijgevuld, is het mogelijk den toestand daar eenigszins
dragelijk te maken. Deze steenslagweg, die bovendien
betrekkelijk smal is, is gedurende 3/d deel van het jaar
in zeer slechten toestand, nat, week en slecht berijd
baar.
Dat de breedte van het klinkerpad op het Ruiters
kwartier, volgens den heer Oosterhoff, ruim voldoende
is, gaat toch maar zoover, als men het opvatten wil.
Het klinkerpad ligt toch even hoog als de keibestrating
en dus rijden de auto's, als zij moeten uitwijken, heel
pleizierig over het klinkerpad, wat voor de voetgangers
is bestemd.
Het autoverkeer is tegenwoordig van dien aard, ook
daar, dat het op den weg der gemeente ligt meer aan
dacht te besteden aan de veiligheid van de voetgangers.
Er wordt hoe langer hoe meer gedaan voor het auto
verkeer, maar er dienen meer en meer ook verhoogde
trottoirs te wezen voor de voetgangers, die, zoolang
zij er nog zijn, toch ook nog recht hebben te leven en
te loopen en hun op straat een plaats te geven.
Ook wat dat aangaat, meenen Burgemeester en Wet
houders, dat deze weg beslist verbeterd moet worden.
Er komt nog bij dat, zooals ook in het voorstel staat,
een zeer groot aantal personen uit Leeuwarden en om
geving het geheele jaar door, maar vooral in den winter,
de Harmonie bezoeken. Bij het uitgaan van de Harmonie
ziet men de menschen midden in de modder en in het
water staan; verschillende personen, die meer kunnen
besteden, stappen in auto's of rijtuigen, die alle voor
het hek staan, maar het publiek, dat moet loopen, moet
maar zien hoe het er uit komt. Wanneer daar nu trot
toirs worden gemaakt, behoeven die menschen niet
meer in water en vuil te loopen, doch kunnen zij links
en rechts langs het trottoir een behoorlijken uitweg
vinden, waarom spreker meent dat dit voorstel ook in
dat opzicht een verbetering geeft.
De heer J. de Boer heeft gezegd, dat hij nu met dit
voorstel accoord gaat, maar dat hij niet wist dat dit
uit den gewonen dienst kon worden betaald en dat de
commissie heeft gemeend dat hiervoor moest worden
geleend. Het is wel mogelijk dat de commissie dat toen
heeft gemeend, maar aan de commissie voor Openbare
Werken wordt gewoonlijk niet een advies gevraagd in
zake de financiën; daarvoor is een speciale commissie,
die Burgemeester en Wethouders adviseert omtrent de
financiën. Aan de commissie voor Openbare Werken
wordt hoofdzakelijk gevraagd advies te geven of de uit
voering van een werk nuttig, noodig of gewenscht is
en aan de daarbij gestelde eischen zal voldoen, al wil
spreker niet ontkennen, dat men daarbij ook wel eenigs
zins mag denken aan de financiën. Maar in elk geval,
er is een bedrag genoemd, er lag een begrooting bij.
Nu weet spreker niet, wie daarover heeft gesproken,
maar hij wil hier even aan vastknoopen, dat die be
grooting nu precies op 2 dagen na een jaar oud is; de
zaak is lang in de maak geweest. Nu is het misschien
bij den opzet van de begrooting wel de bedoeling ge
weest, om hiervoor een extra crediet te vragen, maar
gelukkig is dat op 't oogenblik niet noodig.' Spreker
komt daarbij aan de beantwoording van de vraag van
den heer Feddema, of alles, wat noodig is, is gebeurd
uit het gewone geld en hoe het dan mogelijk is ook dit
nog uit de gewone middelen te doen. Spreker kan mee
deden, dat van de lijst van bestratingen, die verleden
jaar bij de begrooting is overgelegd, alle bestratingen,
die daarop zijn genoemd misschien op een hoogst
enkele uitzondering na, maar misschien ook zonder uit
zondering zijn of gedurende de laatste 2 maanden
van dit jaar zullen worden hersteld. Men zal nu wel
bevreemd zijn, dat er nu nog geld over is waaruit dit
werk kan worden bekostigd, maar dat komt hieruit
voort, dat wij, om het maar eenvoudig uit te drukken,
dit jaar met Gemeentewerken tamelijk goed hebben ge
boerd, vooral wat de bestratingen aangaat. Dat zit
vooral in de bijzonder practische uitvoering, waardoor
wij verschillende uitgaven hebben bespaard, zonder dat
het werk er onder heeft geleden en in den zeer voor-
deeligen aankoop van materialen, waardoor ook nog
al enkele duizenden zijn bespaard. Zoo komt het dat
wij, terwijl alle werk, dat is opgedragen, is of nog wordt
uitgevoerd, nog geld over hebben om het hieraan te
kunnen besteden
De heer Vromen: Dan moet het ook noodig op.
De heer Fransen (wethouder) en dat doen wij
dan uit de posten onder volgnos. 125 tot 129 van de
begrooting van Gemeentewerken. De eerste post betreft
„Onderhoud van straten en pleinen", wat hier ook het
geval is; de tweede „Verbetering van bestrating en het
vervangen van een gedeelte der veldkeibestrating door
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 15 November 1927.
237
bestrating met andere steensoorten", een post, die ook
hier van toepassing is; wat staat onder den post „Uit
breiding van trottoirs", is ook hier ten deele het geval;
de vierde post „Onderhoud van wegen en voetpaden"
slaat op den grintweg en de laatste post „Kolken en
riolen" is mede van toepassing. Uit die 5 posten kunnen
wij zoo goed als geheel dit bedrag besteden en mocht
al onverhoopt blijken dat wij niet geheel voldoende
hebben, dan is er nog wel een enkele post op de be
grooting van Gemeentewerken, die nog wei zoo gunstig
is, dat het tekort daaruit wel kan worden bestreden
De heer Vromen: Het kan niet op
De heer Fransen (wethouder) hoort zeggen: het kan
niet op Ja, het kan wel op, maar spreker meent dat
het een practische maatregel is, wanneer Burgemeester
en Wethouders met het geld, dat de gemeenteraad heeft
beschikbaar gesteld, niet alleen alles hebben gedaan
wat was voorgesteld, doch als het kan, zelfs meer gaan
doen dan bij de begrooting is gevraagd. Op grond van
een en ander meent spreker dan ook dat er alle reden
is om dit voorstel aan te nemen.
Door den heer Oosterhoff is nog de opmerking ge
maakt dat wij achter het Paleis van Justitie een groot
plantsoen zullen moeten maken. Men moet zich daar
echter niet te veel van voorstellen en niet denken dat
daaraan te veel kosten zullen worden besteed; spreker
weet dat het plantsoen zal worden aangelegd als twee
gazons, zonder meer, met een eenvoudig laag hekje, zoo
als overal van hoekijzer, er omheen en, misschien om het
geheel een klein beetje meer een levendig aanzien te
geven, een paar vaste heesters in het midden en die
hebben wij ook nog.
Dat meende de heer Oosterhoff nog, dat er niet een
voldoende verkeersweg achter het Paleis van justitie
overblijft. Maar de leden hebben de teekening gezien,
die bij de stukken lag; zij weten dus wat het Rijk over
draagt en wat het Rijk heeft geëischt, n.l. den aanleg
van die beide gazons, om den hinder van het rumoer
van buiten voor de rechtszalen iets te verminderen.
Verder zullen wij de steenen, die er uit komen al is
het niet veel bij de Harmonie kunnen gebruiken
er zullen een paar boomen vervallen en de weg zal
worden verlegd meer naar de Harmonie, waar dan een
zeer ruime weg zal komen, terwijl achter de Harmonie
ook nog een klein deel gazon kan overblijven.
Spreker meent nu dat, alles bijeen genomen, er
alle reden is om dit voorstel aan te nemen en dat dit
voor die omgeving, in het centrum van de stad, een
belangrijke verbetering zal beteekenen.
De heer Oosterhoff is door de nadere toelichting van
de tafel van Burgemeester en Wethouders nog niet van
opinie veranderd, of, zooals de wethouder zou zeggen,
nog niet bekeerd, omdat de wethouder vindt dat de
commissie voor Openbare Werken van de dwalingen
haars weegs is teruggekeerd. Het ligt ook voor de hand,
dat spreker niet van zienswijze is veranderd, omdat het
hier betreft een kwestie van appreciatie, een kwestie of
men het noodig vindt of niet en waarover spreker
wil dat wel toegeven men verschillend kan denken.
Spreker blijft van meening, dat de weg er daar absoluut
niet zoo uitziet, dat die totaal moet worden veranderd.
Dat een deel van den weg moet worden hersteld en dat
hier en daar gaten liggen, in welker herstelling moet
worden voorzien, wil hij graag toegeven, maar de wijze,
waarop Burgemeester en Wethouders dat voorstellen
te doen, acht spreker absoluut overbodig.
De wethouder heeft gezegd, dat hij zich kan voor
stellen dat iemand, die daar een enkelen keer langs
komt, van meening is, dat het verkeer daar niet zoo
druk is. Nu is het waar dat, wanneer iemand ergens
weinig komt, hij in het algemeen heel moeilijk een oor
deel kan vellen over den toestand daar te plaatse, maar
dat is met spreker persoonlijk in dezen niet het geval,
omdat hij dagelijks het gezicht heeft op dit gedeelte van
de stad. En nu kan het zijn dat het daar wat drukker
is dan vroeger, maar druk is het er niet; dat mag een
enkele dag in de week van eenige beteekenis zijn, maar
spreker ziet bijna den geheelen dag daar geen wagens
langs passeeren
De heer Fransen (wethouder) Langs het Ruiters
kwartier
De heer Oosterhoff Ja, langs het Ruiterskwartier
en de brug. Spreker heeft van zijn kantoor het volle oog
daarop en ofschoon hij niet altijd zit uit te kijken, durft
hij toch beweren, dat een dergelijk verkeer, als daar is,
heusch niet altijd druk kan worden genoemd.
De commissie voor Openbare Werken is thans klaar
blijkelijk een andere opinie toegedaan dan aanvankelijk.
Nu is ieder vrij om den tijd, dien hij heeft, te gebruiken
voor bedenktijd, maar spreker heeft zich verbaasd over
het motief, dat door de leden der commissie is aange
voerd. Hier is in den Raad wel eens de uitdrukking ge
bruikt „nu breekt mijn klomp", maar nu is sprekers
klomp gebroken; omdat het geld komt uit de kas, die
wij hebben, gaat men geen bezwaar meer maken. Alsof
het geld dan niet even goed wordt gebruikt en alsof wij
dan niet weer moeten leenen, wanneer dat op is. Of
wij nu toevallig over kasgeld beschikken of niet, is
precies hetzelfde. Wanneer wij dit geld hiervoor be
steden, is de voorraad toch weer des te eerder op en
zal er dus des te eerder weer voor andere werken
moeten worden geleend. Men redeneert eenvoudig, dat
dit nog door Gemeentewerken beschikbaar kan worden
gesteld en wanneer wij nu in heel fleurige financiëele
omstandigheden waren, zou spreker ook zeggen: laten
wij wat extra doen, maar hij zou nu zeggen, dat wij op
het oogenblik dankbaar moeten zijn voor elk bedrag,
dat wij niet behoeven uit te geven. Dan moet men niet
zeggen: omdat wij wat hebben overgespaard, zullen wij
dat ook uitgeven en opmaken, maar dan zou spreker
zeggen: laat deze verbetering liggen en laten wij blij
wezen dat wij een bedrag van 15.000.kunnen over-
houden en aan een van de volgende dienstjaren ten
goede kunnen laten komen.
Spreker heeft ook nog geen antwoord van Burge
meester en Wethouders ontvangen op zijn vraag, waar
om het college hier weer met partiëele voorstellen is
gekomen, waarom niet de kosten van het geheele voor
stel zijn gegeven. De wethouder verwijst wel naar de
teekening van het plantsoen en hij zegt wel dat men
zich daar niet zoo veel van moet voorstellen en dat het
maar een kleinigheid zal kosten, maar er zijn toch
kosten aan verbonden. Waarom zijn nu niet de kosten
van het geheele plan gegeven, dan had de Raad een
overzicht Wij weten ook niet of, wanneer dit werk
wordt uitgevoerd, de kosten van aanleg van het plant
soen misschien nog niet zullen meevallen en daarom
acht spreker het beter dat wij nu eerst een volledig
overzicht van de kosten krijgen, dan dat wij nu besluiten
het plan uit te voeren, zonder dat wij de kosten van
een onderdeel weten en later blijkt dat deze weer niet
meevallen.
Op één ding heeft spreker in eerste instantie nog
vergeten de aandacht te vestigen, n.l. of Burgemeester
en Wethouders ook hebben overwogen, waarheen zij
de pluimveemarkt zullen verplaatsen. Er is daar een
zeer drukke markt van kippen en konijnen en het lijkt
spreker niet gemakkelijk daarvoor een andere plaats te
vinden, omdat het des Vrijdags op het Zaailand al druk
genoeg is.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi is het in zoo
verre volkomen met den heer Oosterhoff eens, dat het
voor haar ook hetzelfde is, of het geld er is of dat er
voor moet worden geleend, maar zij begrijpt toch dat