288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
voor den post Inkomstenbelasting eischt dan het vorig
jaar, n.l. 1.450.000.—
Wanneer hierop in het sectieverslag aanmerkingen
zijn gemaakt, dan wijzen Burgemeester en Wethouders
deze in hun Memorie van Antwoord af en roepen als het
ware triomfantelijk uit Gij kunt zeggen wat gij wilt,
maar het is een feit en het is ons gelukt om dit mooie
resultaat te bereiken.
Ik geloof ook wel, dat Burgemeester en Wethouders
er vooralsnog in geslaagd zijn om bij een deel van den
Raad, misschien wel bij de meerderheid en waarschijn
lijk ook wel bij de leden der gemeente, de voorstelling
te wekken, dat, dank zij hun knap en zuinig beleidBur
gemeester en Wethouders het tekort op post 1 hebben
kunnen inhalen. Deze voorstelling, hoe gemakkelijk ook
aanvaard in een stad, waar de pers haar taak als voor
lichtster der publieke opinie in zaken van gemeentebe
leid en geineentebeheer wel wat heel sober opvat, is
daarom niet minder onjuist en ik moet tot mijn spijt vol
houden, dat wat Burgemeester en Wethouders daarover
in hun Raadsbrief schrijven, strikt genomen niet juist is
er. dat Burgemeester en Wethouders er in hun Memorie
van Antwoord niet in zijn geslaagd om de bedenkingen
tegen deze onjuiste wijze van voorstellen weg te nemen.
Wanneer Burgemeester en Wethouders in hun Me
morie van Antwoord zeggen: het is een feit, dat wij dit
resultaat hebben bereikt, op de wijze in den aanbie
dingsbrief omschreven, dan hebben óf Burgemeester en
Wethouders de bedenkingen hiertegen niet begrepen,
of Burgemeester en Wethouders gaan voort door de in
het algemeen belang te veroordeelen kunst de grouper
les chiffres onware voorstellingen te wekken.
Wat toch is, strikt genomen, de waarheid.
De begrooting 1927, zooals deze oorspronkelijk werd
aangeboden en daarmede vergelijken Burgemeester
en Wethouders hun ontwerp had als eindresultaat
een post Inkomstenbelasting, groot 1.450.000.doch,
en dit wordt door Burgemeester en Wethouders ver
geten en daar wordt in de Memorie van Antwoord om
heen gepraat, liet de winst van de Gasfabriek in
het bedrijf. Eerst later is besloten de winst van de Gas
fabriek in de gemeentekas te storten en toen is dan ook
de post Inkomstenbelasting dienovereenkomstig ver
laagd.
De begrooting, die nu voor ons ligt, sluit ook met een
post Inkomstenbelasting, groot 1.450.00.doch
daarbij wordt de geraamde winst van de Gasfabriek,
ruim 37.000.aan de gemeente uitgekeerd.
Wanneer men dus een voorstelling van zaken geeft,
waarin dit verschil in de begrooting 1927 en deze wordt
weggelaten en toch het doet voorkomen, dat men er in
geslaagd is om een op het punt Inkomstenbelasting
onveranderd resultaat te bereiken, dan geeft men eene
voorstelling van zaken, die, oppervlakkig beschouwd,
juist moge zijn, die echter daarom strikt genomen niet,
minder onjuist en onwaar is.
Hetzelfde geldt voor de overige bedenkingen tegen
de voorstellingen van Burgemeester en Wethouders op
dit punt.
Wanneer we, zonder de zaken mooier voor te stellen
dan zij zijn, zooals door Burgemeester en Wethouders
wordt gedaan, de balans opmaken, dan moeten wij
zeggen, dat tegenover het kleinere batige saldo van
bijna 120.000.— de ongunstige factor voor Burge
meester en Wethouders de volgende gunstige factoren
stonden
le. hoogere vermoedelijke opbrengst van andere
belastingen van rond 18.000.
2e. de geheele winst van de Gasfabriek rond
37.000.—
3e. hoogere winst op Slachthuis en Electriciteitbe-
drijf rond 71.000.—,
d. i. te zamen i 26.000.dan krijgen we toch een
heel ander beeld van het beleid van Burgemeester en
Wethouders en dan is er weinig reden voor bewonde
ring, doch wel voor verwondering en dan moeten wij
ons veeleer afvragen
Hoe is het mogelijk dat Burgemeester en Wethouders,
die tegenover het kleinere saldo van bijna 120.000.
meevallers hebben van ruim 126.000.er niet in zijn
geslaagd om eene begrooting aan te bieden met een
lager cijfer voor den post Inkomstenbelasting, waardoor
belastingverlaging in uitzicht kon worden gesteld.
Dit moet te meer verwonderen, waar toch Burge
meester en Wethouders verklaren zich bewust te zijn
van de noodzakelijkheid van versobering en het betreu
ren, dat geen belastingverlaging in uitzicht kan worden
gesteld. Te meer klemt dit, wanneer we bedenken dat
in dit college de portefeuille van Financiën is ingenomen
door den vertegenwoordiger van een partij, waarvan in
de verkiezingsdagen een onbekende meester heeft ge
zongen
,,Wilt gij de belasting zien dalen,
Dan moet gij V. D. in den Raad halen."
Waarschijnlijk was het dezen onbekenden dichter
meer om het rijm dan om de waarheid te doen. In ieder
geval zal hij zich door het resultaat van zijn vertegen
woordiger in het college niet bevredigd kunnen achten.
Toch is het begrijpelijk dat ook door de V. D. de zaak
van bezuiniging en belastingverlaging bij de verkie
zingen op den voorgrond is gesteld, want algemeen is
men van oordeel, dat de belastingen te hoog zijn en ik
geloof zelfs, dat het voor Leeuwarden van vitaal belang
is om te komen tot belastingverlaging. In verhouding
tot andere gemeenten neemt onze stad, wat dit betreft,
geen gunstige plaats in. Dit was reeds het geval bij een
heffingspercentage van 4 en 4.75 en zal zeker het geval
zijn bij ons tegenwoordig cijfer van 5.6 en het is niet
toelaatbaar, dat niet met grooter ernst, dan ik bij Bur
gemeester en Wethouders meen te kunnen constateeren,
gestreefd wordt naar verlaging. Het wachten op de
nadere regeling tusschen Rijk en gemeenten is een ver
keerde politiek. Dit voert alleen tot verschuiving der
lasten en waar de daaruit te verwachten baten op niet
meer dan 50.000.— worden geraamd, kan dit geen
voldoende verlichting van lasten brengen. Bovendien
moet nog afgewacht worden of Regeering en Kamer
met het Rapport van de Meerderheid der Commissie te
dezer zake zal meegaan, dan wel met het Rapport der
Minderheid. Hierin is nog alles onzeker. Welke ver
wachtingen men daarover ook moge koesteren, in ieder
geval lijkt mij bij de gemeente zelf een taak om te
komen tot verlichting der zware gemeentelijke lasten,
een meening, die in het Sectierapport ook naar voren
is gebracht, doch waartegenover Burgemeester en Wet
houders hun standpunt nog niet hebben uiteengezet.
Toch zou ik het op prijs stellen wanneer het college
nog antwoord zou willen geven op de vraag of zij
„verlichting der gemeentelijke lasten" noodzakelijk
achten. Het zou n.l. kunnen zijn, dat het college meent,
dat deze lasten hier geen verlichting behoeven. Hier
tegenover zou ik dan willen opmerken, dat bij een
heffingspercentage van 5.6 de belasting te hoog is
De heer Visser: Omdat het belastingcijfer te laag was.
De heer Vromen In elk geval niet grooter dan
vorig jaar. Dit cijfer toch beteekent, dat bij een belast
baar inkomen van
1.000.—
6
2.000.—
6.39
3.000.—
6.83
4.000.—
7.28
5.000.—
7.73
6.000.—
8.18
7.000.—
j j
8.62
8.000.—
9
9.000.—
9.29
10.000.—
9.53
11.000.—
9.72
12.000.—
9.88
13.000.—
10.02
van het
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
289
inkomen moet worden betaald aan gemeentelijke in
komstenbelasting. Dat zelfs de lagere belastbare in
komens 21 dagen per jaar moeten werken voor de
gemeentebelasting is wel een zeer zware druk en met
kracht moet er naar gestreefd worden om deze druk te
verlagen. Dit is zeker voor een stad als Leeuwarden
noodig. Het moge al niet mogelijk zijn om te bewijzen,
dat door de hooge belastingen bepaalde deelen der
bevolking weggaan, zeker is dat hooge belastingen het
vertrek in de hand werken en de vestiging tegenhouden.
Leeuwarden maakt, wat dit betreft, toch al geen goed
figuur en ofschoon het de hoofdplaats is van een wel
varende provincie, is de laatste jaren het vertrek grooter
clan de vestiging. Dank zij het geboorteoverschot neemt
de bevolking nog toe, doch de laatste jaren raken wij
reeds meer dan de helft van ons geboorteoverschot
kwijt door meer vertrek dan vestiging.
Niet alleen voor den materieelen bloei van onze stad
is het van belang om alles aan te wenden, dat dezen
achteruitgang kan tegenhouden, ook is dit vraagstuk
niet van cultureel belang ontbloot. Hooge belastingen
toch zullen moeilijkheden kunnen geven bij de bezetting
van allerlei ambten, zal het solliciteeren naar elders
waar vaak nog zooveel andere factoren gunstiger
zijn van bekwame functionarissen in de hand werken
en den lust, om naar de bezetting van functies hier door
eerste klas functionarissen te dingen, tegengaan.
Dat bij deze verschijnselen van vertrek en vestiging
het bij hooge belastingen juist de hoogere inkomens
zijn, die veelal het eerst vertrekken, maakt de ernst er
van wel grooter, doch niet beter. Er is hier geen vol
doende statistiek van de verdeeling der inkomens, doch
de gegevens over het aantal aanslagen boven 6.900.
mij daarover verstrekt, zijn niettemin leerzaam.
In totaal waren over 1926/27 346 aanslagen, waarvan
252 met een aanslag van 6900.tot 15.000.en
een totaal cijfer van aanslag van 4.398.293.en 94
aanslagen boven 15.000.met een totaal cijfer van
aanslag van ruim 5.000.000.
Dat wil dus zeggen bij een cijfer van aanslag van
26.000.000, dat deze 346 aangeslagenen samen
94/26o °f ruim 36 van de belastingen moeten op
brengen. Dat er alle reden is bij een verstandig beleid
om deze, wat het belasting betalen betreft, dan toch
zeer belangrijke en onmisbare groep der bevolking niet
uit te drijven, is m.i. nog al duidelijk. Dit klemt te meer,
daar hun invloed als kiezers op den gang van zaken
niet bepaald groot is te noemen.
Nu rneenen Burgemeester en Wethouders dat ver
laging van belasting niet mogelijk is. Toch kan dit zeer
sterk afhankelijk zijn van de mate waarin men dit na
streeft. Indien waarlijk meerdere bezuiniging niet
mogelijk is, zonder vitale belangen te schaden, dan zou
dit het geval zijn.
Reeds boven is uiteengezet dat van belangrijke be
zuiniging, wanneer v/e de begrooting in haar geheel
beschouwen, niet gesproken kan worden. Tegenover
den tegenvaller van het saldo van 120.000.staan
meevallers van ruim 126.000.en toch komt men
tot dezelfde Inkomstenbelasting. Indien Burgemeester
en Wethouders er in zouden slagen aannemelijk te
maken, dat meerdere bezuiniging niet mogelijk is, dan
geeft dit een zeer donker perspectief voor de toekomst,
want dan beteekent dit, dat, afgezien van eventueele
hoogere Rijksuitkeeringen, op den duur op lagere be
lastingen hier in Leeuwarden niet kan worden gerekend.
Toch is verlaging van belasting naar mijn meening van
vitaal belang voor Leeuwarden, van meer vitaal belang
dan de mate waarin thans zorg besteed wordt aan
onderhoud van straten, enz. Ontkend wordt niet dat
het algemeen belang een goed onderhoud van straten
en wegen eischt, maar ontkend wordt, dat een beetje
minder en een wat langzamer tempo de vitale belangen
der stad zou schaden. In de Memorie van Antwoord
wordt dit van een zaak van vitaal belang teruggebracht
tot een van waardeering. Welnu, zonder te kort te doen
aan de waardeering van de eischen van goed onderhoud
van straten en wegen, achten wij het niet juist, dat op
deze begrooting in totaal ruim 6.000.meer voor
deze zaak wordt aangevraagd dan het vorige jaar. Dit
waardeeren wij te minder, waar gebleken is, dat deze
post het vorige jaar reeds zóó hoog was boven hetgeen
noodig is gebleken, dat uit deze post nog een slordige
15.000.kon worden besteed voor een werk, dat niet
in den opzet lag, voor het Ruiterskwartier.
Verlaging met minstens 15.000.van dezen post
verdient, naar wij rneenen, dan ook wel degelijk
aanbeveling.
Ook ten opzichte van de plantsoenen is met de
bezuiniging nog niet zoo ver gegaan als naar onze
meening mogelijk geacht mag worden. Ik ga ook hierop
niet verder in, daar deze zaak reeds ter sprake is
gebracht.
Hetzelfde is het geval met het vraagstuk van de ver
hooging van den pensioenaftrek, reeds ter sprake ge
bracht. Ik sluit mij gaarne aan bij hen, die rneenen,
dat hier voldoende motieven zijn, om deze verhooging
voor te stellen. Dat deze zaak, waarbij de ambtenaren
en werklieden als Siameesche tweelingen samen
gekoppeld zijn in het Georganiseerd Overleg, daar en
in een geheime Raadsvergadering stilletjes is afgedaan,
lijkt mij niet in het algemeen belang. Bovendien is de
wijze, waarop de zaak in de Raadsvergadering is afge
daan, voor veel critiek vatbaar.
De heer Dijkstra: Daar snap ik niets van.
De heer Vromen: Dat slaat op de vergadering van
18 October.
De heer Dijkstra: De redactie vind ik toch zeer eigen
aardig.
De heer Muller Daar was U zelf bij, mijnheer
Vromen
De heer Vromen: Verdere middelen om te komen tot
belastingverlaging heb ik gezien in het overbrengen van
een deel van het te verwachten batig saldo over 1927
naar de begrooting van 1928. Burgemeester en Wet
houders maken zich er met een algemeenheid af.
Er staat, naar zij rneenen, omtrent dit batige saldo
nog niets vast en dus is dit voorloopig voor discussie
nog niet vatbaar. Nu behoeft men geen groot man te
zijn, om op grond van verschillende bekende factoren
zekere verwachtingen te hebben omtrent het saldo van
den dienst 1927 in het algemeen ik wijs b.v. op de
posten: waarborgfonds Landbouwtentoonstelling, winst
Electriciteitbedrijf en Openbaar Slachthuis, maar het
college maakt er zich wel een beetje heel erg met een
Jantje van Leiden af, want in het sectierapport werd
over het saldo van den dienst 1927 niet alleen gespro
ken over het saldo in het algemeen, doch meer in het
bijzonder over het feit, „dat uit belastingen alleen een
bedrag van rond 66.000.meer mag worden ver
wacht". Dit cijfer, dat berust op een berekening, die
ik in de sectievergadering van 12 November den wet
houder van Financiën heb overhandigd en hieronder is
afgedrukt, zal wel moeilijk door het college kunnen
v,orden aangevochten en daarom is het maar het mak
kelijkst om daarover heen te praten.
Berekening Belasting naar het Inkomen, dienst 1927.
1926/27 bruto (27.527.000 X 4.75 1.307.500.—
Af kwade posten 1.000.000 47.500.
1.260.000.—
Transporteere 1.260.000.