294 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
zij de leiding namen om te onderzoeken de mogelijkheid
van de samenstelling van een college.
Blijkbaar is nu liever toegepast het oude liberale
systeem verdeel en heersch.
Een partij, welke volgens de stemming ongeveer 40
der kiezers bevredigt, kan toch zeker geen recht doen
gelden op 50 sterkte in het college Ook is de
combinatie van 1923, zooals ik reeds zeide, verweten,
dat er voor het definitieve besluit, tot vorming van een
bepaald college, eerst geen algemeene samenspreking
is gehouden. Achtte men dat nu dan niet noodig Of
had men de zaak al achter de schermen beklonken, voor
men de bewuste brieven aan de verschillende fracties
verzond? Zoo niet, waarom is men dan in dezelfde fout
vervallen, die voor vier jaren zooveel ontstemming ver
wekte Of was dat toen maar voorgewende veront
waardiging? Ik verwacht van den heer H. de Boer
hierop een duidelijk antwoord en zal benieuwd zijn naar
een bevredigende verklaring voor het onderscheid in
hun handelen van nu en hun verwachting in 1923.
Aan de R. K. fractie zou ik deze vraag willen stellen:
Vinden de heeren bevrediging in deze combinatie? De
vorige voldeed hun van begin af bepaald slecht. Is dit
nu beter of ook maar zoo, zoo
Dan, Mijnheer de Voorzitter, zou ik wel eens willen
informeeren of deze combinatie ook een werkprogram
heeft samengesteld en zoo ja, welke punten dit dan
bevat
Daarop zouden wel eens verrasingen kunnen staan,
want volgens de houding van de S. D. A. P. bij de
begrootingsbehandeling van 1927, wil men uitbouw van
de gemeentelijke bemoeiingen, nogmaals herhaald en
aangedikt in hun verkiezingsblad van Mei 1.1. en daar
naast hebben we een wethouder van Financiën, die
zegt „er zal bezuinigd moeten worden".
Hier hebben we twee moeilijk te vereenigen doelstel
lingen, die feitelijk een volkomen diametraal standpunt
vertegenwoordigen.
Toch is het natuurlijk mogelijk, dat deze combinatie
welke feitelijk geheel voldoet aan het verlangen van
vele democraten in den lande, men bepleit immers van
die zijde reeds een paar jaren, voor de Tweede Kamer,
een samengaan van Roomsch, Rood en Vrijzinnig De
mocraten naar een bepaald werkprogram zal han
delen.
Zoo dit bestaat, dan zouden we daarvan gaarne
mededeeling ontvangen, opdat ook wij dit zouden kun
nen bestudeeren en dientengevolge onze houding be
palen, in het belang van de stad onzer inwoning en hare
ingezetenen.
Wij hopen niet dat er dan overgelegd zal worden een
uitgebreid urgentieprogram, in den geest als te 's-Gra-
venhage, waarop maar eventjes 68 punten voorkomen,
hetwelk den Vrijheidsbonder, den heer Drooglever
Fortuin, kwalificeerde als een: „samenvoeging van wat
aanstaande werkelijkheid is, onwaarschijnlijke moge
lijkheid en wethouderlijke nachtmerrie".
Doch zoo er een eventueel program bestaat en daarop
voorkomen de bijbouw van een vleugel aan het stad
huis, naast het stichten van een brandweerkazerne, het
bouwen van een barak voor besmettelijke ziekten en het
opruimen van onbewoonbaar verklaarde woningen en
de inspectie ever andere woningen, daarvoor in de ter
men vallende, dan zullen we deze punten met meer dan
gewone belangstelling in oogenschouw nemen.
Dus alleen wat tot de aanstaande werkelijkheid mag
worden gerekend, mag naar onze meening op het pro
gram voorkomen en zoo dat in verhouding tot de finan-
ciëele draagkracht uitvoerbaar is, dan zullen we daar
aan gaarne medewerken.
Deze combinatie heeft ons willens en wetens, dus
welbewust, buiten de medewerking gesloten, zoodat op
onze fractie geen invloed op eventueele voorstellen is
gegund,'waardoor we natuurlijk ook absoluut geen ver
antwoording behoeven te dragen voor den gang van
zaken; toch zullen we ons bepalen tot een opbouwende
oppositie.
Te 3.45 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 4 uur nam. wordt de vergadering heropend.
De heer H. de Boer (wethouder): Hetgeen ik heb te
zeggen, wil ik doen in verband met het spreekwoord:
In het verleden ligt het heden, in het nu wat worden zal.
Ik zal dus eerst even moeten terugtasten in het ver
leden, om n.l. een juisten blik te kunnen werpen op de
houding, die door de sociaal-democratische fractie,
namens welke ik op het oogenblik spreek, is aange
nomen bij de verdeeling van de zetels van het college
van Burgemeester en Wethouders. Aangezien n.l. van
zekeren kant, van den kant van den Vrijheidsbond en
ook van den kant van de Rechtsch-Protestantsche club,
over 1923 is gesproken, zal ik het in dezen ook even
moeten doen.
Het is bekend, dat in 1923 een combinatie is gevormd,
een recht, dat zeer zeker aan de partijen, welke aan die
combi natievorming hebben deelgenomen, moet worden
toegekend. Het was het volgend schrijven, dat de
sociaal-democratische fractie ontving van deze combi
natie
„lk heb de eer U te berichten, dat aan mij werd
opgedragen U mede te deelen", zoo schrijft de heer
Oosterhoff, „dat tusschen de leden van "den Raad
der Gemeente Leeuwarden, behoorende tot den
Vrijheidsbond, de Anti-Revolutionnaire Partij, de
Roomsch-Katholieke Partij, de Christelijk-Historische
Partij en de Vereeniging Leeuwardens Gemeente
belang, is overeengekomen, om bij de in September
a.s. te houden verkiezingen van Wethouders, de
zetels aldus te verdeelen, dat aan de Katholieken,
den Vrijheidsbond, de Sociaal-Democratische Arbei
ders Partij en de Rechtsch Protestanten elk één zetel
zal worden toegewezen."
Ik wil bij voorbaat opmerken, dat tot de bespreking,
welke tot dit schrijven aanleiding is geweest, de
sociaal-democratische fractie niet is uitgenoodigd. Er
is alleen gezegd, dat de sociaal-democratische fractie
een zetel in dat college van Burgemeester en Wethou
ders kon innemen. Een recht, ik zeg het nogmaals, dat
aan die combinatie moet worden toegekend om er ge
bruik van te maken. Het recht moest aan die sociaal
democratische fractie worden toegekend om daarop te
antwoorden als volgt
„Naar aanleiding van Uw schrijven hebben we de
eer U mede te deelen, dat de waardigheid van onze
Partij en onze fractie in dien Raad ons verbieden op
Uw aanbod in te gaan.
Intusschen deelen wij U mede, genegen te zijn met
de verschillende partijen te onderhandelen over de
bezetting der wethouderszetels op den grondslag van
evenredige vertegenwoordiging."
Dat is toen door de sociaal-democratische fractie aan
de combinatie geantwoord en ik geloof niet, dat er ooit
bericht op is terug ontvangen, omdat de combinatie
meende dat recht, dat zij eenmaal voor zich had opge-
eischt, te moeten handhaven. Alvorens ik nu inga op
de houding, die door de sociaal-democratische fractie
in 1927 is aangenomen, wil ik eerst iets zeggen over
den grondslag waarop de combinatie van 1923 zich
meende te moeten stellen. Men heeft het n.l. over een
eventueel program van de combinatie. Het is geen
combinatie, daar kom ik op terug, die nu zou zijn
gesloten. Ik vraag U is er dan in 1923 wel een pro
gram geweest Wel een soort beginsel is toen naar
voren gekomen. Dat is mij niet eerder goed duidelijk
geworden, dan in den Raad bij de begrootingsdebatten
voor 1924, in het najaar van 1923. De heer Oosterhoff
zegt 27 December 1923 op bladz. 315 van het verslag
van 's Raads handelingen
„Er is geen combinatie aangegaan om de komende 4 jaren
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
295
te regeeren, doch er is alleen een combinatie aangegaan voor
de wethoudersbenoeming. Zij berust alleen op het feit, dat
men het vvenschelijk vond om den invloed van de sociaal
democraten te verkleinen."
Dat is een hulde, die wij als zoodanig meenden te
mogen aanvaarden, alleen, wij hebben gemeend niet te
mogen ingaan op het besluit der combinatie.
De heer IJ. de Vries zegt 27 December 1923 op bladz.
317 van het verslag van 's Raads handelingen
„Wat de heer Oosterhoff ten opzichte van de combinatie
naar voren heeft gebracht, kan spreker volkomen onder
schrijven. Het doel van de combinatie is geweest den invloed
van de sociaal-democraten te breken."
Dat is ongetwijfeld eerlijke politiek geweest, waarvoor
wij allen dankbaar zijn. Op denzelfden dag heeft de
heer Oosterhoff nog meer gezegd en dat wil ik in ver
band met een ander punt naar voren brengen. Men vindt
het op bladz. 331 van 's Raads handelingen
„Det wethoudersverkiezingen zijn geleid door een in be
ginselkwesties weinig homogene combinatie. Ten opzichte
van écn punt was die combinatie echter wel degelijk homo
geen, n.l. dat er een ernstige bezuiniging moest komen. En
nu weten we wel, dat ook de S. D. A. P. wel bezuinigen wil,
maar toch ziet men van dien kant de noodzakelijkheid van
die bezuiniging niet zoo ernstig in als aan de zijde der com
binatie. In elk geval was het te vreezen, dat er met de
S. D. A. P.-ers ernstig geschil zou rijzen over de vraag op
welke zaken moest bezuinigd worden. In de combinatie was
men het in dit opzicht tamelijk wel er over eens, dat men op
veel groote dingen bezuinigen moest, dingen, waarvan men
vreesde, dat de S. D. A. P. daarop geen bezuiniging zou
willen."
Hij heeft toen meer gezegd, maar daar zal ik een punt
achter zetten. Er moest een ernstige bezuiniging komen.
Het was het recht van de combinatie om dat te meenen
en bovendien was het de plicht van die combinatie om,
wanneer zij dat meende, dat doel na te streven. En nu
wil de fractie van den Vrijheidsbond een commissie van
bezuiniging, maar ik zou zeggen: gij hebt de afgeloopen
4 jaar volop gelegenheid gehad om op den grondslag
van wat gij toen in handen hadt, een college van Bur
gemeester en Wethouders samen te stellen, ten einde
dat doel na te streven. U beweert nu, dat het college
van Burgemeester en Wethouders niet in staat is tot
bezuinigen, dat het moet zijn een commissie uit den
Raad, omdat gij als Raad niet voldoende tijd er voor
hebt. Welnu, in die 4 jaren hebt gij alle gelegenheid
gehad om te toonen wat gij in dezen naar voren hadt
kunnen brengen in verband met het bezuinigen. Ik zal
er niet verder op ingaan. Het is U toen onmogelijk
gebleken en dat zal ook straks blijken, indien U wer
kelijk meent op die manier de bezuiniging in te kunnen
voeren, als straks naar voren is gebracht. Het kan
alleen geschieden op de manier zooals in de Memorie
van Antwoord van Burgemeester en Wethouders staat.
Er is toen een combinatie gevormd met het doel om te
bezuinigen en ik zeg nog eens: wat is er van terecht
gekomen? Absoluut niets. Dat getuigt ook weer, dat die
combinatie nog zoo slecht niet was, als zij oogen-
schijnlijk wel bleek
Interruptie: Bleek?
De heer H. de Boer (wethouder): Bleek. Zeker,
want een van de redenen, waarom de sociaal-demo
cratische fractie niet gewild heeft, althans niet in eerste
instantie, dat er aan zou worden deelgenomen, is ge
weest om deze 4 jaren af te wachten, wat van de be
zuiniging terecht zou komen. Ik zal niet voorlezen tot
welke erkenning de ex-wethouder Scheltema moest
komen. Ik wil alleen voorlezen, ik doe maar een greep,
dat in het sectierapport voor het dienstjaar 1925, bijl.
no. 34, dit stond
„In één der secties werd gevraagd, of er aan
Gemeentewerken niet te veel ambtenaren werkzaam
zijn."
Datzelfde college van Burgemeester en Wethouders,
voortgekomen uit de combinatie op het beginsel van
bezuiniging, antwoordt laconiek in de Memorie van
Antwoord
„Het is Burgemeester en Wethouders niet gebleken,
dat aan den dienst van Gemeentewerken te veel
ambtenaren werkzaam zijn."
De heer Peletier: Nu zijn er toch minder.
De heer H. de Boer (wethouder)lk spreek over het
college, dat uit die combinatie is voortgekomen, mijn
heer Peletier.
Ik zeg het in verband met de roekelooze politiek, die
de sociaal-democraten zouden voeren. Datzelfde col
lege, waarin later een sociaal-democraat heeft zitting
genomen ik mag niet aannemen, dat die er meer
invloed had dan alle anderen samen datzelfde col
lege heeft bij de aanbieding der gemeentebegrooting
1926 in bijlage no. 31 dit geschreven
„Wat de verdere toekomst aangaat, daaromtrent
valt uit den aard der zaak weinig te voorspellen. Wel
spreekt 't vanzelf, dat in een vooruitgaande gemeente
het bestuur niet kan stilzitten en dat verschillende
belangrijke werken zullen moeten worden ter hand
genomen, zooals bijv. verbetering Sophialaan en
Stationsplein, verbreeding van diverse bruggen en
pijpen, verbetering van den toegang tot de stad, aan
de Noord- en Oostzijde, overdekte zwem- en bad
inrichting, nieuwe Hoogere Burgerschool, een park
aan de Oostzijde der stad, enz."
Dat zei het college, dat als beginsel had bezuiniging.
Nu zit er een ander college. In de toelichting bij de
begrooting ziet gij op het oogenblik niet al die punten
staan, omdat de sociaal-democratische fractie ook wel
weet, dat men rekening moet houden met de omstan
digheden. In die aanbieding van de begrooting ziet U
wel een paar punten staan: Het opruimen van krotwo
ningen, de organisatie van den geneeskundigen dienst,
maar de andere punten worden even in petto gehouden,
omdat het ons toelijkt, dat de al te optimistische blik,
voortgekomen uit de combinatie van 1923, niet kan
worden gedeeld en wij moeten afwachten. Wij zullen
rekening moeten houden met de omstandigheden.
Nu hebben de verkiezingen weer gesproken in 1927,
met als gevolg, dat de S. D. A. P. in plaats van 7282
stemmen, 8079 stemmen heeft gekregen. Dus wel een
vooruitgang, mijnheer de Vries. Als U dien invloed
hebt hier of elders en het lukt U in die 4 jaren, terwijl
zoo'n partij in meer verdedigende positie komt te staan,
ook nog 800 stemmen vooruit te gaan, dan wil ik U
feliciteeren. Wij zijn tevreden
De heer IJ. de Vries: Dat zegt niets.
De heer H. de Boer (wethouder)Het was
procentsgewijze 38.4 en nu is het bijna 39.4 dus
we zijn een procent vooruitgegaan. Wij zijn tevreden.
Wij zaten niet in zak en asch met de verkiezing, inte
gendeel, wij waren best te spreken. Gij moogt het ons
nu betwisten, maar het was ons recht om te trachten
bij de vorming van een college van Burgemeester en
Wethouders er 2 zetels in te krijgen, wat in 1923 niet
is gelukt door een handige politiek van de overzijde.
Wij meenden daarmee toen geen genoegen te kunnen
nemen. Als een fractie 11 van de 27 zetels heeft, welke
partij dan ook, maar de grootste partij, die 11 zetels
inneemt, behoort ook een overwegenden invloed te
hebben in het college van Burgemeester en Wethouders.
Toevallig zijn het nu de sociaal-democraten, maar er
is ook een tijd geweest, dat de liberalen in die positie
verkeerden. Nu heeft de een eens een aangename po
sitie en moet die later weer prijs geven, dan weer de
ander. Ik gunde het U vroeger, maar ben blij, dat de
sociaal-democraten nu die positie innemen.
Thans over de kwestie, waar het hier om draait. Ik
meen, dat het publiek en in de eerste plaats de Raad
precies den gang van zaken behoort te weten. Ons
standpunt is in de federatie-vergadering besproken en,
dit in antwoord aan den heer Hofstra. niet alleen in