310 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. begrepen. Hij heeft het doorgeworsteld, zelfs 2 keer, maar de begrooting van kosten is ook wel 40 te laag, terwijl tevens gerekend wordt, dat de gemeente de keien overneemt voor een in die begrooting bepaalden prijs. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft het nog niet durven ter hand nemen en zal voorloopig den Raad er niet mede verrassen, al voelt spreker persoonlijk veel voor het plan, maar er zal voor dit plan, zooals het nu ligt, geen meerderheid te vinden zijn, nóch in het college van Burgemeester en Wethou ders, nóch in dezen Raad. Bovendien heeft Gemeente werken de handen zoo vol, dat er nu toch ook geen tijd voor te vinden is om dat plan eens behoorlijk te onder zoeken. Voorloopig laten wij het nog maar wat rusten. De heer Peletier wilde op de plantsoenen 5000. bezuinigen. Straks bij de volgnummers komt dat weer aan de orde en dan wil spreker er het zijne wel van zeggen. Door den heer Vromen is gesproken over bezuiniging bij de bestrating, terwijl de bestrating in langzamer tempo zou moeten geschieden en het vorig jaar is reeds 13.000.overgebleven, omdat de opzet te groot was. Toch is alles gebeurd wat op de lijst van de bestrating stond De heer Muller: Behalve Noordvliet-Slot. De heer Fransen (wethouder) Stond er ook niet op. Wij hebben een voordeeltje gehad door goed- koopen inkoop van steenen; ruim /2 millioen steenen hebben wij zeer goedkoop kunnen aankoopen, maar die gaan op en men mag niet vooruit rekenen op een dergelijk meevallertje De heer Dijkstra: Ze zijn anders veel duurder dan wij hebben gekocht. De heer Fransen (wethouder) Ik kan wel zeggen dat er al weer steenen zijn gekocht De heer Vromen: Dan kunt U nu toch wel iets daar van zeggen en een berekening maken. De heer Fransen (wethouder) Wel zijn er steenen gekocht, maar ik heb niet gezegd dat er een dergelijk voordeeltje is geweest bij den aankoop gelijk verleden jaar. Er is geen verschil van gedachte over het verkeer van Leeuwarden, daar is ieder wel van over tuigd dat het veel drukker is geworden en daardoor zijn de eischen aan de bestrating ook veel grooter geworden. Wanneer het stratendek niet goed in orde wordt gehouden en het bezoek van vreemdelingen aan I eeuwarden zou eens dalen, dan zou men kunnen zeggen en met recht dat het Gemeentebestuur dat aan zichzelf te danken had en de straten hier te slecht zijn. Laten wij zorgen dat de toeloop van vreem delingen naar Leeuwarden niet vermindert door een slecht stratendek. Laat dat in behoorlijken staat zijn De heer Vromen: Verhoog het dan De heer Fransen (wethouder) Spreker vraagt niet meer dan hij meent noodig te hebben voor een goed onderhoud. De heer Botke sprak over den geneeskundigen dienst. De plannen voor de reorganisatie zijn ver gevorderd en zullen, hoopt spreker, spoedig gereed zijn om bij Bur gemeester en Wethouders te worden behandeld. Even eens die voor de barakken voor besmettelijke ziekten. Dat zal vragen respectievelijk 23.000.en 13.000. per jaar. De heer Muller sprak over de verbetering van het Noordvliet-Slot en over den walmuur. Ik heb het voor stel van vroeger eens nagezien De heer Muller: Dit jaar moest het gebeuren De heer Fransen (wethouder)Dat staat er niet bij. De bedoeling van den heer Muller De heer Muller: Van den Raad De heer Fransen (wethouder) Van den Raad dan; de bedoeling van den Raad kan wel zijn geweest het dit jaar in behandeling te nemen, maar er is tot dusver al zooveel werk aan Gemeentewerken en de financiën laten ook alles niet in eens toe, doch het is reeds besproken in het college. De toestand is wel niet zóó mooi, maar zóó noodzakelijk toch niet als U voor stelt. In het voorjaar hoop ik met een plan te komen De heer Muller: Dit jaar De heer Fransen (wethouder) voor dit jaar en dat zal de Raad bereiken als voorstel De heer Muller: Dat hoeft niet, het is al aangenomen. De heer Fransen (wethouder) Neen, op die manier heb ik het nooit begrepen, ik meen dat het aan Burgemeester en Wethouders was opgedragen te onder zoeken en om dan met een voorstel te komen. De heer J. de Boer heeft over de vaarwaters ge sproken. Bij de bespreking van het uitbreidingsplan is daarop reeds een antwoord gegeven, waardoor de heer J. de Boer zeker wel bevredigd zal zijn. Het college tracht met spoed de zaak te behandelen. De heer Dijkstra heeft gesproken over de kwestie Verversbrug en hoopt dat Burgemeester en Wethouders daarin spoedig verandering zullen aanbrengen. Het college van Burgemeester en Wethouders is meer dan doordrongen van de belangrijkheid van het verbe teren van den Dokkumertrekweg. De heer Dijkstra heeft teeds te kennen gegeven, dat hij er niet aan dacht zooveel geld er voor te geven als door Gemeentewerken werd begroot, maar het college heeft liever dat men zegt hoeveel men er dan aan wil besteden. Aan den dooden weg op zichzelf heeft men ook niets en om langs dien weg wandelwegen aan te leggen en den weg over zijn volle breedte in orde te maken, is noodig dat wij langs de geheele Ee een walmuur of schoeiïng maken, want bij een groen waltalud een dure bestrating aan te leggen, helpt niet afdoende. Bij de slappe gesteldheid van den grond helpt een groene wal niets, die rijdt geheel weg en dat is dan ook het groote bezwaar. Er is dan ook voor verbetering op de begrooting 3000. uitgetrokken De heer Dijkstra: Bij behandeling van de begrooting voor Openbare Werken kom ik er wel op terug. De heer Fransen (wethouder) Dan zal ik er dan wel het mijne van zeggen. De heer Ritmeester (wethouder) vangt aan met te constateeren dat er in dezen Raad speciaal van eene zijde, heftige aanvallen worden gedaan op het financieel beheer en beleid in deze gemeente, waaraan zoo on geveer niets goed bleek te zijn, terwijl tevens door den heer Peletier nog werd geconstateerd, dat de toestand van de gemeente kerngezond zou zijn, wanneer er maar zuinig zou zijn bestuurd. De heer Oosterhoff heeft bij de algenteene beschouwingen met smart geconstateerd, dat er nu voor het eerst sgdert een groot aantal jaren geen liberale wethouder in het college zitting heeft. Spreker deelt deze smart niet en wenscht vast te leggen, dat alle verwijten over weinig zuinig beheer en verkeerd beleid toch bezwaarlijk kunnen worden gericht tegen het tegenwoordig college, dat eerst drie maanden zitting heeft, maar noodwendig moeten Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 311 Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. worden afgewenteld op vorige colleges met liberale wethouders van Financiën, ja, soms geheel bestaande uit liberalen. De heeren doen dan ook het beste de hand in eigen boezem te steken; spreker is het geheel met hen eens dat er vroeger slecht beheerd is. Het beheer was dikwijls verre van zuinig, de leeningspolitiek weinig rationeel. Voor allerlei uitgaven, die beslist uit den loopenden dienst moesten worden betaald, werd geleend, de ter mijnen van aflossing waren onjuist gesteld, met de af schrijving der objecten werd geen rekening gehouden; ais meest merkwaardig staaltje van financieel beleid biengt spreker onder de aandacht van den Raad dat in 1911 een leening van een termijn van 40 jaar werd gesloten, waarbij o.a. werd opgenomen een bedrag van 160.voor het verplaatsen der gemeentelijke kwee- kerij. Tientallen voorbeelden zijn aan te halen. Een dergelijke geldpolitiek is fnuikend en een van de redenen, dat op het oogenblik de gemeentebegrooting sterk is bezwaard. In 1920 werd een leening van 2 millioen gesloten bij de Rijksverzekeringsbank, a pari en tegen 6 en loopend voor 40 jaar, geen versterkte aflossing noch conversie geoorloofd. Men had toen, evenals wij, geen l/2 millioen noodig. Nogmaals, men spreekt van weinig zuinig beleid, spreker wil dit mede bevestigen, maar het blijft gezegd het tegenwoordig college kan men daarvan geen verwijt maken. Spreker komt thans tot de klacht van den heer Ooster hoff, dat de Financiëele Commissie niet voldoende wordt erkend en wijst er dan op dat bij de bespreking over de goedkeuring der begrooting 1927 met Gedepu teerde Staten de Financiëele Commissie onverplicht werd uitgenoodigd. Een andere kwestie was, dat de begrooting reeds gedrukt was vóór deze ter behandeling in de Finan ciëele Commissie werd gebracht. Maar het was juist door de langdurige afwezigheid van den heer Ooster hoff, dat de behandeling niet eerder kon plaats vinden en na overleg met de andere leden der commissie (ook de heer Westra was eenige dagen afwezig) uitstel plaats vond. Toen de begrooting er eenmaal was wilden de heeren zich liever niet meer uitspreken, maar men had dit wel degelijk nog kunnen doen. De heer Vromen heeft geklaagd dat belangrijke argu menten den Raad onthouden werden en eerst bij de mondelinge behandeling naar voren werden gebracht. Als bewijs werd aangevoerd, dat bij de mondelinge behandeling van de conversieleening eerst naar voren kwam dat J7/22 van rente en aflossing door de bedrijven werd betaald. Dit is onjuist. Bij de bespreking in de Financiëele Commissie is dit reeds aangevoerd en is op verzoek van den heer Molenaar een opgaaf der objecten bij de stukken overgelegd. De heer Oosterhoff kende dit argument en spreker mag wel aannemen, dat hij dit ter kennis van zijn partijgenoot heeft gebracht. Trouwens in de vergadering der Financiëele Commissie had de heer Oosterhoff geen bezwaren tegen leening en wijze van aflossing; in de Raadsvergadering stemde hij voor het voorstel-Vromen om het geheele stelsel te wijzigen. Spreker kan niet inzien dat eenig belangrijk argument den Raad is onthouden, hij moet wel aan nemen dat het eenigen leden is ontgaan. De heer Westra heeft gesproken over de controle der gemeentebelasting en de eigen heffing. Spreker zal daarop eventueel gaarne bij het betreffende begrootings- artikel willen spreken en hier alleen willen terugkomen op hetgeen de heer Westra gesproken heeft over den God-zegen-de-greep van den controleur. Het spijt spr. dat in openbare vergadering op deze wijze gespro ken wordt over dien ambtenaar; de heer Westra zal ver plicht zijn met voorbeelden te komen. Wanneer werkelijk bezwaren bestaan, zullen deze door spreker direct en ernstig worden onderzocht. Spreker mag verwachten dat deze alsnog naar voren zullen worden gebracht, maar meent tevens voor den vervolge de heer Westra in overweging te mogen geven vóór zoo iets in open bare vergadering wordt geuit, met spreker in overleg te treden. Wanneer men nu vraagt of de financiëele toestand van Leeuwarden kerngezond is, dan wordt dat van ver schillende zijden bevestigend beantwoord. Spreker zou de vraag willen stellen: wat verstaat men onder finan ciëele toestand; bedoelt men er mede de schuldenlast of ook de belasting. Volkomen wil spreker toestemmen, dat wanneer het gaat om de schuldenlast, de toestand van de gemeente kerngezond is; we staan sterk, maar moeten niettemin voorzichtig zijn. De heer IJ. de Vries heeft in November 1926 gezegd, dat het vorig college goed heeft gewerkt, omdat er ongeveer 2 millioen was afgelost. Ja, dat is juist, er is afgelost, maar dat is ook logisch; op de verschillende leeningen, die in den loop der jaren zijn afgesloten, moest worden afgesloten, dat was eisch. Maar er is niet meer afgelost dan volgens het aflossings plan moest, er heeft geen extra-aflossing plaats gehad. Sedert 1921 heeft men echter verschillende uitgaven gedaan, waarvoor nog geleend moet worden, zoodat binnenkort een zeer belangrijk bedrag, wel meer dan 2 millioen zal noodig zijn. Spreker wil echter vastleggen dat de schuldenlast der gemeente, wanneer men daar tegeonver stelt de bezittingen, speciaal ook die der verschillende bedrijven, zeer gunstig is. De aflossingen had spreker in het algemeen liever vlugger gezien en wat de bedrijven betreft meer in overeenstemming met de afschrijving van de objecten, waarvoor is geleend. Een ander punt, dat bij de beoordeeling of de finan ciëele toestand der gemeente kerngezond is, naar voren komt, is de belastingdruk. En op dat punt is het oordeel van spreker niet zoo gunstig. De fluctuatie van het vermenigvuldigingscijfer over de laatste 10 jaren is geweldig sterk. In 1918 was dit 4, in 1919 - 6, in 1920 - 8, in 1921 - 7, in 1922 - 6»/2, in 1923, 1924 en 1925 was het 4, in 1926 - 4% en in 1927 - 5.6; een voortdurend schommelen dus, terwijl ook het batig saldo aan het eind van het dienstjaar sterk variëerde, in 1918 bedroeg dit 97.825.501/2> 'n 1919 228.861.311/2, 1920 f 273.225.65, in 1921 585.857.87i/2- in 1922 672.934.88, in 1923 637.727.40, in" 1924 296.982.07, in 1925 154.242.37 en in 1926 35.346.80. Wij komen nu tot de vraag die ook reeds door het vorig college werd gesteld wat met een batig saldo der begrooting moet gebeuren: moeten we dit uit de begrooting nemen of niet. Spreker wijst er op dat dit strikt genomen volgens de voorschriften niet mogelijk is, maar het is niet twijfelachtig of Gedepu teerde Staten zullen, gezien de begrootingen van Sneek, geen bezwaren maken. In 1927 heeft wethouder Beekhuis bij de aanbieding van de begrooting gepleit voor een eenigszins fixeeren van een batig saldo en kwam dan tot een bedrag van 250.000.per jaar. Ook dit jaar is deze zaak in het college van Burgemeester en Wethouders behandeld. In het algemeen is het gewenscht, dat ieder jaar zijn eigen lasten draagt; men moet zoo zuiver mogelijk ramen. Het batig saldo brengt men dan niet over, maar wordt dit gereserveerd met bestemming, hetzij voor improductieve uitgaven, hetzij voor schuldaflossing of van reservefondsen. Het eindresultaat is dan, dat men als het ware de begrooting gaat bevriezen en bijzondere uitgaven steeds belastingverhooging medebrengen, ten zij reeds van te voren is gereserveerd. Spreker vindt het tegenwoordig vermenigvuldigings cijfer van 5.6 zeer hoog; wanneer de Raad reeds thans het systeem van reserveering van het batig saldo zou doorvoeren en ^en bedrag van 45.000.van Hoofd stuk I zou worden afgevoerd, dan zouden de inkomsten uit de plaatselijke inkomstenbelasting dus 45.000. hooger moeten worden geraamd en dus het vermenig-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 23