314 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. zijn inderdaad niet direct zoo ingrijpend, maar spreker wil toch onder de aandacht brengen, dat op het Hoofd stuk 2 Algemeen Beheer 11 en op Hoofdstuk 4 22 is bezuinigd. Over de wijze van groepeeren der cijfers is aanmerking gemaakt; Burgemeester en Wet houders hebben die cijfers anders gegeven, zonder meer; van een speciale groepeering is geen sprake, die is trouwens ook overbodig. Voor plaatselijke inkomsten belasting wordt, hoe men het wendt of keert, inderdaad niet meer geheven dan 17450.000.uit andere be lastingen raamt de gemeente wel 18.000.meer, maar dat zijn geen nieuwe lasten het zij hier her haald, wat ook reeds in de Memorie van Antwoord werd gezegd maar is niets anders dan het gewone en normale accres. Nu kan men zeggen dat, indien de Gasfabriek niet de 37.000.winst aan de gemeente opleverde, dit bedrag bij de plaatselijke inkomstenbe lasting zou moeten worden gevoegd, maar spreker is van oordeel, dat men in dat geval den post Onvoorzien met 37.000.zou moeten verminderen. De Vrijzinnig- Democratische poëet, hier door den heer Vromen aan gehaald, waar deze zegt: ,,Hoe denkt gij over uw ver tegenwoordiger in het college", is een ietsje geduldiger dan de heeren van den Vrijheidsbond; hij is zoo billijk om ons wat meer tijd te geven en niet zoo vlug met zijn bc- en veroordeeling klaar. Door den heer Blanson Henkemans zijn vernietigende cijfers naar voren gebracht. Het is echter absoluut on mogelijk om dergelijke cijfers zonder meer te beoor- deelen. Het college zal uit den aard der zaak zeer ernstig rekening houden met de gemaakte opmerkingen en niet verzuimen om eiken post nauwkeurig na te gaan. Wat de bezuinigingscommissie betreft, vraagt spreker zich af, waarom deze niet 8 of 4 jaar geleden is ingesteld, toen er veel meer en grooter uitgaven waren en de heeren zelf aan het roer waren. Waarom moet dit juist bij dit nieuwe college gebeuren? Wil een dergelijke commissie goed werken, dan moet zij natuurlijk volkomen zeggenschap hebben, alles kunnen onderzoeken en alle ambtenaren kunnen hooren. Spreker wil er echter op wijzen, dat dergelijke com missies in andere gemeenten en ook bij het Rijk weinig of geen resultaat hebben gehad. Burgemeester en Wethouders staan afwijzend tegen over de instelling. Verder is door den heer Blanson Henkemans gezegd, dat de pensioenstorting van de ambtenaren van de ge meente 20 van de belasting eischt. Wanneer men zoodanig cijfer lanceert, slaat dat bij het publiek in. Spreker komt echter tot geheel andere cijfers dan de heer Blanson Henkemans, n.l. 7 van den Hoofdelijken Omslag en merkt daarbij voorts nog op, dat de geheele kwestie zeer weinig beteekenis heeft, omdat de wet ons nu eenmaal voorschijft, dat de gemeente zelf een zeker bedrag van de pensioenen moet storten. Nog een enkel woord wil spreker wijden aan de ge gevens omtrent de belastingopbrengst. Het is gevaarlijk om op allerlei gegevens te werken, die nog niet geheel vast staan. Spr. zal dan ook alleen vaststaande cijfers geven en constateert, dat op 14 December 1927 het totaal aan belasting van de opgemaakte kohieren be droeg 1.312.160.22, het totaal van de verleende terug gaven 30.235.21, zoodat door den Ontvanger diende te worden ingevorderd 1.281.925.01, waarvan was ingevorderd 1.231.015.47, zoodat in te vorderen blijft 50.909.54. Wat er van die invordering zal terecht komen, is nog niet te zeggen; verschillende ontheffingen of teruggaven zullen eveneens nog moeten worden verleend. Er valt dus niet met zekerheid te zeggen dat er een overschot zal zijn van 67.000.terwijl in dit bedrag in elk geval 43.000.wegens navorderingen door den In specteur der Directe Belastingen is begrepen. Spreker meent dat de Raad thans niet mag ingaan op het voorstel-Vromen, om een dergelijk bedrag uit de begrooting 1927 over te brengen naar 1928. Een dergelijke zaak kan alleen aan de orde komen bij de behandeling der heffingscijfers en spreker verklaart, dat Burgemeester en Wethouders dan de kwestie der belas tingverlaging zeer ernstig onder het oog zullen zien. Het college wenscht echter alleen de belastingdruk te verminderen, wanneer zekerheid bestaat dat deze ver mindering blijvend is. De heer O. F. de Vries (wethouder) vindt aanleiding om uit het vele, dat bij de algemeene beschouwingen naar voren is gebracht, eenige punten ter beantwoor ding te nemen. In de voornaamste plaats betreft dat de opmerking van den heer Blanson Henkemans over de tractors bij de Reiniging. Spreker wil echter graag weten of de cijfers, zooals die tijdens het aanhooren der rede van den heer Blanson Henkemans zijn opge- teekend, wel juist zijn, omdat de heer Fransen en ook de Voorzitter reeds eenige dingen verkeerd hadden verstaan. Spreker heeft dan opgeteekend dat de heer Blanson Henkemans heeft genoemd een verbruik van 40 Liter benzine over 48 K.M. per dag, zoodat de chauffeurs maar 5]/2 uren werkten. Spreker heeft echter eenige andere cijfers. In December is reeds nagegaan wat het verbruik per tractor was en de Directeur van de Gemeentereiniging heeft uitgerekend dat er 80 K.M. wordt gereden op 37 L. benzine. Die cijfers zijn dus iets andei's. De Directeur van de Gemeentereiniging heeft gisteren nog eens geïnformeerd bij een firma hier ter stede, die ook in het bezit is van een paar tractors, of dat verbruik nu zoo bijzonder grcot was en uit de verstrekte informaties bleek hem, dat het verbruik bij de Reiniging vrijwel overeenkwam met het verbruik bij die particuliere firma, n.l. ongeveer 2 K.M. per Liter benzine. Spreker zou dan in verband met deze ver beterde cijfers willen opmerken, in aansluiting met wat door den heer Ritmeester reeds over die zaak is gezegd, dat men in den Raad, zonder verder de zaak te onder zoeken, maar met cijfers komt, waarvan later blijkt, dat er niets van aan is. Spreker verzoekt dan ook den heer Blanson Henkemans die cijfers terug te nemen. Ook heeft de heer Blanson Henkemans gesproken over de 6 chauffeurs, maar die zijn er niet. Zooals in de Memorie van Antwoord reeds staat, in antwoord op de opmerking daarover in het sectie-rapport, zijn er maar drie. Ook is opgemerkt, dat de chauffeurs maar 5 uren per dag werken, maar uit de dienstregeling, die spreker op het oogenblik voor zich heeft, blijkt dat er 8</2 uur gewerkt wordt en dat getal komt dan ook uit met de K.M. die verreden worden. De heer Westra heeft iets gezegd over de tarieven. Inzake die kwestie zijn Burgemeester en Wethouders diligent. De heer Lautenbach heeft enkele cijfers genoemd over de reiniging, maar nu zou spreker wel willen op merken, dat het altijd gevaarlijk is zoo maar cijfers te geven De heer Lautenbach: Er zijn 13 werklieden meer. De heer O. F. de Vries (wethouder) Ik wil niet ontkennen dat het zoo is. Het zal wel waar zijn, maar men moet ten aanzien van een beoordeeling van die cijfers voorzichtig zijn, want het bedrijf moet telkens meer aanvulling van de gemeente hebben. Uit de cijfers van 19261927 blijkt weer, dat het tekort is toegenomen tot 241.000.in 1927. De voor- loopige raming was nu 33.000. De heer Vromen heeft intusschen de vergadering verlaten. De Voorzitter stelt voor nu te pauzeeren en na de pauze direct stemming te houden om te zien of er van avond ook vergaderd zal worden of niet. Te 12.25 uur v.m. wordt de vergadering geschorst. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 315 Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. Te 2 uur n.m. wordt de vergadering heropend. Aanwezig alle leden. De Voorzitter stelt aan de orde de stemming over een eventueele avondvergadering. Vóór stemmen: de heeren H. de Boer, Feddema, Fransen, Westra, Ritmeester, Westerhuis, O. de Vries en mevrouw BuismanBlok Wijbrandi. Tegen stemmen: de heeren Oosterhoff, J. Feitsma, Feletier, Muller, Blanson Henkemans, IJ. de Vries, Visser, Tamminga, Dijkstra, Van der Veen, J. de Boer, Hofstra, Botke, Lautenbach, Hooiring, M. Molenaar, Tiemersma en B. Molenaar. Met 18 tegen 8 stemmen is dus besloten hedenavond niet te vergaderen. De Voorzitter wil geen tijdsbeperking opleggen voor de debatten, maar zou toch gaarne zien dat men zich bepaalde tot de feiten der begrooting en niet op wat in het verleden is gebeurd, had kunnen gebeuren of in de toekomst misschien nog zal gebeuren. De heer Oosterhoff wil heel graag toezegging doen niet meer tijd te vragen dan hoogst noodig is, maar geheel voldoen aan den wensch van den Voorzitter kan spreker niet, omdat hier nog al wat ter sprake is ge bracht. Door de heeren Tamminga en Feddema zijn zeer hehartenswaardige wenken naar voren gebracht, om te spreken over alles wat ons samenbrengt en niet over wat ons scheidt. Spreker voelt er ook niets voor om politiek te voeren, maar de omstandigheden noodzaken er wel toe. De Kieswet heeft nu eenmaal den Raad gemaakt tot een politiek lichaam en wanneer er één fractie is, die politiek gaat voeren, moeten de anderen, noodgedwon gen, er aan meedoen. Spreker zou wel iets verder willen gaan dan de Voorzitter en zou dan willen dat niemand meer aan politiek in den Raad doet, dan zal spreker de toezegging gaarne doen, er ook niet meer over te be ginnen. De heer Vromen is intusschen ter vergadering geko men. De heer DijkstraDan moet eerst vaststaan wat politiek is en wat niet. Atevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dat is wel wat moeilijk. De heer Oosterhoff heeft een misverstand gewekt bij zijn spreken over het Orkest, welk misverstand aan heni zelf te wijten is, door zich verkeerd uit te drukken over het standpunt van den Vrijheidsbond. Dat standpunt is het volgende. De Vrijheidsbond acht bezuiniging abso luut noodig, om zoodoende te komen tot verlaging van de belastingen. De Vrijheidsbond heeft daartoe voor stellen ingediend en, worden die geaccepteerd, dan stemt de Vrijheidsbondsche fractie voor het behoud van het Orkestin het geval die voorstellen niet worden aangenomen, zal de Vrijheidsbond stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Vromen: Nu is het nog niet duidelijk genoeg uitgedrukt. De heer Oosterhoff: ledereen begrijpt het toch. Wij achten bezuiniging noodigwij doen voorstellen om daartoe te geraken, worden die voorstellen aangenomen dan stemmen wij voor het behoud van het Orkest, in het geval onze voorstellen worden verworpen zullen wij tegen het behoud van het Orkest stemmen. Is het nu duidelijk Stemmen: Ja, nu is het duidelijk geformuleerd. De heer Oosterhoff ontmoette bij de politieke bespre kingen den heer Visser. Toen spreker zijn rede gereed had, heeft hij zitten bladeren in de debatten van ver leden jaar, waarbij hij ook stuitte op de inleiding van den heer Visser. Met die ontdekking was spreker zeer blij, want daardoor is de heer Visser uit zijn tent ge lokt, terwijl ons tevens een kijkje werd gegeven achter de coulissen over de samenstelling van dit college. De heer Visser heeft gezegd, dat de verkiezing moest ge schieden naar den grondslag van de evenredige verte genwoordiging. Dan is de latere houding te betreuren. Omdat de beide groote fracties A. R. en V. B. niet ter vergadering aanwezig waren, heeft men gemeend die dan maar te moeten passeeren en daardoor heeft de heer Visser meegeholpen de S. D. A. F. aan twee zetels te helpen. Waarom is de afwezigheid van de A. R. en de V. B. van invloed geweest op het standpunt van den heer Visser? Dat is spreker nog niet recht duidelijk, tenzij de heer Visser heeft toegegeven aan den op hem uit- geoefenden drang De heer Visser: Ik kon toch niet anders De heer Dijkstra: Daar zorgen wij wel voor De heer Oosterhoff en daardoor heeft gehandeld als bekend mag worden verondersteld. Door den heer Visser, en later ook door den heer Westerhuis, is ge vraagd of de verhouding bij een eventueel samengaan tusschen Vrijheidsbond en S. D. A. P. beter zou zijn geweest dan bij het tegenwoordig college. Zoo moet die vraag niet gesteld worden, want het gaat hier om een andere kwestie, namelijk of een samengaan tusschen V. D. en V. B. beter zou gaan dan het tegenwoordige, en dan is spreker van oordeel, dat het eerste beter zou zijn geweest dan de samenwerking tusschen V. D. en S. D. A. P. zonder een program. De heer Westra heeft later een verderen kijk gegeven op de wethoudersver kiezing en de rede van hem zou men het beste kunnen weergeven, door het te stellen als kwestie ,,lk geef opdat gij geeft". Dat is in het kort de geheele rede van den heer Westra De heer Westra: Dat hindert niet. De heer Oosterhoff die verder nog heeft gezegd, dat de V. B. zich beklaagde geen zitting te hebben in dit college. Dat is het niet. De Vrijheidsbondsche fractie gevoelt zich buitengewoon wel. Spreker moet echter protesteeren tegen het gezegde alsof de V. B. aan zich zelf te wijten heeft geen zitting te hebben in dit college, want dat "was het nooit. De heer Westerhuis heeft gezegd naar welke begin selen zij hebben medegewerkt tot de samenstelling van het college. Dat standpunt kan spreker zich begrijpen, al is hij het er niet mee eens. De V. D. hebben gemeend dat, gezien den uitslag van de verkiezing voor de leden van den Raad, het college in democratische richting gevormd moest worden. Spreker is het niet eens met den heer Westerhuis, dat dit de uitslag van de gemeen teraadsverkiezing is, omdat hij bij beschouwing van de cijfers tot een andere conclusie komt. Spreker heeft dan ook niet aan den Westerhuis verweten het stelsel van evenredige vertegenwoordiging niet te hebben toege past, dat moet dus een misverstand zijn. De heer Westerhuis heeft even aangehaald de hou ding van spreker bij de debatten van verleden jaar, waar spreker op het standpunt stond en nog staat dat evenredige vertegenwoordiging in 't college van Burgemeester en Wethouders niet altijd noodig is. Maar spreker bestreed de andere partijen, die wel op dit standpunt zeggen te staan. Spreker heeft in zijn eerste rede een zin doorgehaald, die niet noodig was, welke luidde: „Dat ik daar persoonlijk anders over denk, doet natuurlijk niet ter zake", dus dat is nog spr.'s standpunt. De grief tegen de V. D. is, dat zij samenwerking zijn

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 25