318 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927.
daarnaast mede verantwoordelijk voor het geheele
college. Dat heeft de Raad gevoeld in de periode van
1923 tot 1927. De grondslag van het combinatie-college
in 1923 was bezuinigen. En zonder af te doen wat dit
college heeft gedaan, vraagt spreker toch: wat is terecht
gekomen van de bezuiniging? O.a. ook dit: invoering
van de 48-urige werkweek en afschaffing van den va-
cantie-toeslag voor het gemeentepersoneel. Daarnaast
een 5/2 premiebetaling opgelegd van hooger hand.
Wat is daarvan het gevolg geweest? Dit, dat de wet
houder, gekozen uit de A. R. fractie, uitnemend de kunst
zou verstaan bezuiniging op het proletariaat toe te
passen. Neen aldus spreker er is een andere
oorzaak en wel deze zal inderdaad een voorstel tot
bezuiniging kans van slagen hebben, dan moet daarvoor
een Raadsmeerderheid aanwezig zijn. Zonder den Raad
gebeurt er niets.
In het instellen van een bezuinigingscommissie, zooals
de heeren Oosterhoff en Peletier willen, ziet spreker
weinig resultaat. Eerstens is het een belangrijke factor
hoe het college over deze zaak denkt. Staat het college
afwijzend er tegenover, begin er dan maar niet aan.
Eventueele voorstellen van de commissie komen toch
weer in het college, en moeten daarbij een Raads
meerderheid hebben voor doorvoering. Daarnaast zal
deze commissie uit en door den Raad worden samen
gesteld. Men krijgt dan de Raad in het klein, alleen met
dit verschil, dat er rustiger en in kalmer sfeeren over
verschillende zaken kan worden gesproken. Niettemin
heeft spreker waardeering voor de bedoeling om langs
dien weg en in samenwerking met den Raad tot een
doeltreffende bezuiniging te komen.
Belastingverlaging moet in uitzicht gesteld. Gisteren
heeft spreker reeds gezegd door welke middelen dat
mogelijk is, n.I. een belastingverhooging van een slor
dige 175.000.dit moest zijn 225.000.en
een meerdere winst uit de bedrijven van 87.000.
samen 312.000.waardoor de einden van de
begrooting voor 1928 konden worden vastgeknoopt.
Als nu de heer Botke niet heeft verstaan wat het wil
zeggen: de einden te kunnen vastknoopen, heeft spreker
zich dat niet kunnen indenken en spreker zal verder
maar geen moeite doen het hem duidelijk te maken
De heer Botke: Welnu
De heer Hofstra en wat nu de opmerkingen van
de heeren Visser, Muller en Molenaar betreft alsof een
tegenstelling bij spr. aanwezig zou zijn, zou hij dien
heeren willen vragen: kunnen deze heeren mij mede-
deelen wanneer ik voor een eventueel voorstel voor
gasprijsverhooging heb kunnen stemmen Voor zoover
spreker bekend is, heeft dit nimmer kunnen gebeuren.
Deze gepasseerde gedachten berusten toch niet op
visioenen
De heer Dijkstra: Dat staat netjes in het Oranje
orgaan
De heer Visser zal kort zijn, heel kort, in ieder geval
korter dan de andere leden.
De Voorzitter: Maak het kort als 't U blieft.
De heer Visser brengt vooreerst een woord van dank
voor de bijzondere attentie, die aan de fractie der R. K.
partij is betoond. Het is altijd weer een moeilijkheid
met de verschillende stroomingen, die zich ook straks
wel weer zullen voordoen. Ook zijn er steeds meer
gegadigden dan zetels, wat weer moeilijkheden mee
brengt. De heer Oosterhoff zou willen dat de R. K.
fractie, die op uitnoodiging van de S. D. A. P. ter con
ferentie was gekomen, op welke conferentie niet aan-
weg waren de A. R. en de V. B
De heer H. de Boer (wethouder)Dat hebben zij niet
gewild
De heer Visser dat die R. K. raadsfractie daar
een zetel had opengehouden voor die afwezige partijen.
Dat is toch wel wat heel naïef en men verwachtte dan
van de R. K. fractie toch wel een heel groot offer. Het
lag toch niet op den weg dier fractie te zorgen dat de
anderen een zetel zouden krijgen? De heeren zijn zelf
in de gelegenheid gesteld
De heer IJ. de Vries: Dat is niet waar
De heer Visserer te komen, maar er is geageerd
tegen het feit, dat de S. D. A. P. dan 2 zetels zou
moeten hebben en dat mocht niet. Meer wil spreker er
niet van zeggen. Nog even een opmerking aan het adres
van den heer IJ. de Vries. Deze samenstelling is niet
permanent. Straks kan de Raad weer zien en als er dan
nog 11 leden zijn van de S. D. A. P. fractie, dan is de
houding van spreker weer gelijk aan nu. Misschien
hebben evenwel de andere partijen van deze zaak iets
geleerd
De heer H. de Boer (wethouder): Het is ook uit op
voedkunde gebeurd
De heer Visser en wordt de houding wel iets
anders. Aan het financiëele gedeelte zou spreker nog
wel eenige woorden willen wijden. Er is bij den Vrij
heidsbond een te waardeeren streven naar bezuiniging
en nu staat spreker persoonlijk daar zoo tegenover, dat.
wanneer een voorstel komt, hetzij van de C. H. of van
welke partij ook, hij dat beschouwen wil in de waarde
van het voorstel. Wanneer de Vrijheidsbond nu komt
met voorstellen, dan zal spreker daaraan de aandacht
schenken, die deze ernstige voorstellen verdienen. Zoo
ook aan het voorstel van den heer Vromen, die het wen-
schelijk acht, dat de Raad van het te verwachten saldo
van 1927 25.000.zal bezigen als inkomstenpost van
1928. Dat voorstel is eenigszins aanlokkend, maar spr.
meent dat de Raad daarmee in herhaling zal treden van
de financiëele politiek, zooals die gevoerd is door den
wethouder van Financiën. Zou het nu niet voorzichtiger
zijn de juiste gegevens van dat saldo af te wachten,
alvorens men daarvan reeds een bedrag afzondert voor
den post inkomsten van 1928? Deze overbrenging zal
tengevolge kunnen hebben een kleine verlaging van de
belasting, maar als het cijfer van 5.6 met eenige
beteekenis naar beneden zal worden gebracht, dan zal
men er niet komen door een bezuiniging van 15.000.-,
die het bedrag slechts verlaagt met 0.2 Wil men
dus komen tot het door den heer Oosterhoff genoemde
bedrag van 4.75 om daarmee aan den wensch van
Gedeputeerde Staten te voldoen, dan zal men ook tegen
het Orkest moeten zijn; dan zal de volle pensioensaftrek
moeten gebeuren; dan moeten ook al die objecten van
de begrooting verdwijnen. Men zegt wel dat aan de
verlaging van de leeszaalsubsidie 2500.is te ver
halen, aan pensioenen te verdienen 40.000.—, aan
eigen pensioen-voordeelen 4200.en de inkomsten-
post met 50.000.en later nog 8000.maar als
men het cijfer van 5.6 slechts ook maar met 1 wil ver
lagen, dan zal van de begrooting moeten verdwijnen
de H. B. S.; dan zal men moeten zijn voor opheffing,
al wil spreker niet graag dat woord gebruiken, van de
Gem. H. B. S. Daarom wil spreker den Vrijheidsbond
wel steunen in zijn poging om te geraken tot bezuini
ging, maar dan moet men het ook royaal en radicaal
doen. Als het werkelijk de zuivere meening is van den
Vrijheidsbond, dan moet dat alles er af en mag men den
Raad niet voor het feit plaatsen, zooals door de heeren
van den Vrijheidsbond is gedaan, dat bij acceptatie van
de door hen ingediende voorstellen, het Orkest kan
blijven bestaan. Wanneer de Raad dus straks het voor
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 319
Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927.
stel van den Vrijheidsbond aanneemt op pensioenaftrek,
dan bereikt men toch nog geen verlaging, want aan
stemmen de heeren voor het behoud van het Orkest.
Spreker acht dat een handelszaak, een soort ruilpolitiek.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter Zoo juist
heb ik den heer Visser beluisterd en meende daaruit
eerst te moeten concludeeren, dat hij aan den kant van
de Vrijheidsbond stond betreffende de bezuinigings
plannen. Dat het ons consequent moet voeren tot af
voering van meer objecten, is mij echter niet duidelijk
en vandaar is de heer Visser dan ook verder van het
standpunt der Vrijheidsbond afgeweken. Dat wij Vrij-
heidsbonders zoo bovenal op den voorgrond plaatsen
het vraagstuk van de belastingverlaging en met alle
middelen hiervoor in den Raad een meerderheid trachten
te krijgen, is toch noodzakelijk gevolg van wat wij
tegenover onze kiezers beloofd hebben. Die beloften
zijn wij nog niet vergeten en zullen wij ook niet ver
geten. Nu doet zich het treurige verschijnsel voor, dat
ook wel andere partijen en zelfs de S. D. A. P. zoo nu
en dan laten hooren, dat zij de belastingen te hoog vin
den. De heer Botke zeide gisteren nog ,,Wij vinden
het goed dat de winst op de Gasfabriek ook nu weer in
de gemeentekas wordt gestort niet het oog op het zeer
hooge belastingpercentage".
De heer Botke kan zich begrijpen, dat sommige plan
nen moeten worden uitgesteld
De heer H. de Boer (wethouder): Verstandig, hé!
De heer Vromen waaruit blijkt, dat zij zich
soms bewust zijn van de noodzakelijkheid tot verlaging
van de belasting te komen. Helaas blijken die oogen-
blikken kort te zijn. Wanneer het gaat om bepaalde
dingen te verkrijgen, dan zal de S. D. A. P. zelfs niet
opzien tegen een kleine verhooging. De heer Ritmeester
heeft ons een vergelijking gegeven van onze gemeente
tegenover een 30-tal anderen, waarbij uitkwam, dat
vroeger de gemeente er niet zoo ongunstig voorstond
De heer Ritmeester (wethouder): En nu dan?
De heer Vromen U noemde nu het rangnummer 2,
dus het is veel gunstiger geworden, op één na het
laagste, terwijl U tegelijk liet uitkomen, dat het nu iets
beter is
De heer Ritmeester (wethouder): Het cijfer 2 is juist
heel goed, U rekent dan van den verkeerden kant.
De heer Vromen: Men is gewend zich uit te
drukken met cijfers, waarbij rangnummer 1 en 2 de
laagste belasting aangeeft. Als U het anders bedoelt,
had U no. 29 moeten zeggen. Men wijkt niet af van de
gebruiken die wij hebben. De wethouder mag een eigen
wijze van statistiek hebben, maar dan moet hij het ons
zeggen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Heelemaal mis!
De heer H. de Boer (wethouder): Dat is klein
De heer Vromen: Alleen de heer Westra heeft als zijn
meening te kennen gegeven, een heffingspercentage
tusschen 5 en 6 niet te hoog te achten, doch hij staat
daarin blijkbaar alleen en wij weten niet of dit zijn
persoonlijke meening is, dan wel die van zijn blijkbaar
nog al in zich zelf verdeelde fractie.
De V. D.-fractie heeft al zeer weinig over deze zaak
gezegd. De woordvoerder van deze fractie althans ik
kreeg den indruk dat de heer Westerhuis als zoodanig
optrad heeft met geen enkel woord in zijn overigens
al heel weinig zeggend betoog gerept van de leuze, door
deze partij bij de verkiezingen voorop gesteld. De fractie
was blijkbaar deze leuze al lang vergeten zij rekent
niet het doel, doch telt den uitslag alleen. Wij aithans
hebben bij de verkiezingen gezegd, dat wij belasting
verlaging noodig vinden en niets is natuurlijker dan dat
wij dit nog niet zijn vergeten en trouw blijven aan deze
belofte. Of de handelwijze van de V. D.-fractie wel
democratisch genoemd mag worden, is toch aan ge
rechten twijfel onderhevig. In hoeverre de V. D.-fractie
bij het gaan zitten in het college met de eigen partij-
afdeeling heeft rekening gehouden, is mij niet bekend,
maar wel blijkt, uit het feit dat zij in dit college is gaan
zitten, zonder eenige zekerheid, dat zij kans zal hebben
belastingverlaging te verwezenlijken, zij zich niets be
lieft aan te trekken van de voorspiegelingen door haar
aan de kiezers met zoo groote klem en stelligheid ge
daan. Dat zij die beloften heeft gedaan, wil zij misschien
van ons niet hooren of aannemen
De heer Westerhuis: Jawel, waarom niet
De heer Vromen maar zij heeft het gisteren niet
minder onomwonden gehoord uit den mond van den
leider der groote zusterpartij, in wier nabijheid zij zich
zoo wel gevoelt. Het is hier niet de plaats om te onder
zoeken of deze nabijheid een gevolg is van stappen die
de kleine V. D.-partij naar links doet, dan wel van de
stappen, die de groote zus naar rechts doet (een pro
bleem, door Marchant in den treure bespiegeld). Voor
den belangstellende en vaak ook gedupeerde kiezer is
het hoofdzaak, dat deze twee partijen in den regel be
denkelijk dicht bij elkaar zijn en gewoonlijk wordt daar
bij de kleine V. D. partij door haar dikke zus in de
schaduw gesteld. Zoo ook toen het ging hier een college
te vormen. Op de conferentie der drie fracties had noch
zij noch de Roomsch-Katholieke leden iets in te brengen
tegen de 11 S. D. A. P.-ers
De heer Dijkstra: Er waren maar drie, wat een macht!
De heer Vromen: De R.-K. fractie, althans één van de
leden, heeft het nog geprobeerd, van de V. D. hebben
wij dat niet vernomen. En toch moet daarbij de vraag
gesteld worden: was dit democratisch? Niet wanneer
we mogen aannemen, wat Marchant bij de algenteene
beschouwingen in de Tweede Kamer heeft gezegd, toen
hij zeide, dat de grootste vijand voor de democratie was
het zonder program willen regeeren. Wij, Vrijheids-
bonders, hebben dat in ieder geval willen voorkomen,
en wanneer men ons nu verwijt, dat wij vroeger niet
altijd zoo gedacht hebben, dan laat ik de verdediging
van de vroegere houding over aan leden van mijn frac
tie, die hier langer zitten dan ik, maar vraag toch: stel,
dat wij van meening dienaangaande veranderd zijn, had
den wij daartoe dan toch het recht? Ook gij, leider van
de S. D. A. P.-fractie, zegt toch Nu hebben wij zóó
gedaan, misschien doen wij in 1931 anders. Wij hebben
echter daarbij geenszins een beginsel gebroken dat wij
als het onze hadden geproclameerd, gij wel, gij hebt
het beginsel van de evenredige vertegenwoordiging, dat
gij zeidet te huldigen, op zij gezet, toen het in Uw kraam
te pas kwam.
De heer H. de Boer (wethouder): Dat recht heb ik
ook niet ontkend.
De heer Vromen: Er zijn hier gisteren bespiegelingen
gehouden over het historisch materialisme en de gods
dienstige wereldbeschouwing en toen hebben wij van
den leider der S. D. A. P. gehoord, dat het historisch
materialisme aanvaard wordt door de S. D. A. P. voor
de geschiedkundige wereldbeschouwing, doch voor het
overige niet