320 Verslag van cle handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. De heer H. de Boer (wethouder): Zeer juist. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter, dit is de herleving van het standpunt der dubbele waarheid uit de middeleeuwen, toen de natuuronderzoeker zeide: in mijn laboratorium ben ik godloochenaar, doch in de kerk geloovig De heer Visser: Wie was dat De heer Vromen: Dat was de algemeene geest van de natuurkundige in de middeleeuwen. De heer Vromen: Dat het vraagstuk van den pensi oenaftrek niet is opgelost, is een groot bewijs daarvoor. De heer Westra zegt, dat er geen meerderheid voor te vinden is. Hoe weet hij dat De heer Westra: Wij praten wel eens met elkaar. De heer Vromen Die geheele zaak is in geheime vergadering behandeld, doch de gemeente heeft er recht op te weten hoe het gegaan is. Men heeft getracht de behandeling in een geheime vergadering weg te doe zelen, maar daartegen kom ik op. In die vergadering De heer Dijkstra: Had dus geen naam. De heer Vromen Van de liberale beginselen geldt terecht, dat de groote en hooge beginselen worden ge dragen door kleine menschen. Dat van Christelijke zijde hiervan een verwijt is gemaakt, is echter onbillijk. Wan neer ik maar naar de beginselen zie van het Christen dom met de zoo hoog geroemde christelijke liefde en verdraagzaamheid en daarbij vergelijk hoe zijn dragers daarin vaak te kort zijn geschoten, al was het alleen maar tegenover mijn volk, dan blijkt wel dat ook daar onvolmaaktheid bestaat De heer Feddema: Tegenover Uw volk toch niet in Nederland De heer Vromen: Ja, toch ook wel in Nederland. Ik zou maar terug behoeven te gaan tot de Bartholo- meusnacht, wat ook zulk een monument is van Chris telijke liefde, maar ik zal maar niet verder gaan Stem Ga maar tot de catacomben terug De Voorzitter: Interrumpeer toch niet zoo vaak, het is zoo lastig. De heer Vromen Dat de Vrijheidsbond weinig vreugde heeft beleefd van het regeeeren met anderen zonder program is waar. Het gaat niet aan te zeggen: gij hadt een wethouder en toch hebt gij niet bezuinigd. De afgetreden wethouder heeft ernstig genoeg getracht bij zijn collega's aan te dringen op bezuiniging in hun departement. De wethouder van Openbare Werken zal het misschien getuigen willen, maar het is moeilijk voor een wethouder om meer te doen dan aandringen bij zijn collega's, die op hun zelfstandigheid in een college, dat geen afspraak heeft gemaakt, natuurlijk prijs stellen, daarom ook kan men, nu we weer een college hebben, dat zonder afspraak is gaan zitten, niet verwachten dat het college als zoodanig iets zal kunnen bereiken, en daarom ook zou het goed zijn dat aan een bezuinigings commissie opdracht en volmacht wordt gegeven daartoe een onderzoek in te stellen. De steriliteit van dit college, wanneer het geldt belangrijke vraagstukken van bezui niging, is wel het duidelijkst tot uiting gekomen bij de kwestie De Voorzitter: S. O. L. De heer Vromen van den pensioenaftrek tot 8y2 Er is geïnterrumpeerd: S. O. L. Welnu, men behoeft geen groot profeet te zijn, om te voorspellen dat dit college, althans 2 wethouders, tegen de opheffing zullen stemmen. Dit college kan niets presteeren De heer H. de Boer (wethouder)En het vorige De heer Vromen: Dat heeft het niet gewild. De heer Oosterhoff: Dat was er op grondige reden tegen. Mevrouw Buisman Blok Wijbrandi: Dat mag U zoo niet zeggen De heer Vromen Er is geen geheimhouding opgelegd van het gesprokene. Ik vraag Uw aandacht, Mijnheer de Voorzitter. Ik vraag Uw toestemming om, wat in die geheime vergadering is gezegd, te citeeren. De Voorzitter: Dat is geen gewoonte. De gewoonte is, dat, zoo "een geheimhouding is opgelegd, ieder raadslid voor zich uitmaakt hoe te handelen. Het is echter geen gewoonte te citeeren in openbare raadsver gaderingen van zaken, die in geheime zitting zijn afge handeld. De heer Vromen: Dan wijk ik van die gewoonte af. Ik vind het niet in het belang der gemeente, dat in een geheime vergadering af te doen. In die vergadering is verklaard dat het college van Burgemeester en Wet houders, na de bespreking met Gedeputeerde Staten, genegen was om de verscherpte progressie terug te nemen en mee te gaan met het voorstel tot pensioen aftrek tot 8)4 Dat is toen eerst gebracht in de Com missie voor Georganiseerd Overleg. Een der wethouders heeft gezegd op een ander standpunt te staan en te zijn voor de geheele verhooging van 8/2 Een ander heeft verklaard, dat hij niet kan begrijpen waarom dit in Georganiseerd Overleg kwam. Deze zaak is afgestemd, doch niet Georganiseerd Overleg maar de Raad draagt de verantwoording. Wij hebben twee wethouders die veel voelden voor de 8l/2 pensioenaftrek en dan is het mij onbegrijpelijk, dat er nu, waar er een voorstel van ons wordt ingediend, wordt gezegd zonder meer wij doen er niet aan mee. Thans kom ik tot enkele beschouwingen, die van de zijde van Burgemeester en Wethouders zijn aangehoord. In de eerste plaats de Voorzitter. Ik wil, om misverstand te voorkomen er was misverstand met wat ik gisteren heb gezegd over de kwestie van de uitgaven zeggen, dat ik bedoelde de kwestie van bijlage no. 6. In de Memorie van Antwoord lezen wij daarover ,,Wat de in het verslag aangehaalde bijlage no. 6 van 1927 betreft, uit de daar gegeven berekening volgde duidelijk, dat het vermelde cijfer van aanslag als een netto-cijfer moest worden opgevat. Dat wij thans in onzen aanbiedingsbrief uitdrukkelijk de aan duiding „netto" bij de vermelding van het cijfer van aanslag gebruikten, geschiedde juist om misverstan den, als er hier een blijkt te zijn gerezen, voor het vervolg te voorkomen." Intusschen is uit het antwoord van den Voorzitter ge bleken, dat dit niet waar is. In de zitting van gisteren heb ik daarover gezegd „Het doet mij genoegen in de Memorie van Ant woord te lezen, dat de cijfers van aanslag in bijlage no. 6 van 21 April j.l. nu werkelijk de beteekenis van netto-cijfers hebben. Uit de in deze zitting goedge keurde notulen van 18 October kan blijken, dat dan ook bij mij niét, doch wél bij den wethouder van Financiën een misverstand aanwezig was enz." Dat blijkt nu allemaal niet juist te zijn. Wanneer het waar is, dat in den Raadsbrief van 13 October het cijfer 27.500.000 bruto was en 26.000.000 netto, dan blijkt Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. 321 hieruit, dat de Raadsbrief van 13 October onwaar is. De wethouder heeft mij verteld dat het bruto-cijfers waren, terwijl de Voorzitter evenals bij den wethou der in een particulier gesprek verklaarde, dat men hier met netto-cijfers te doen had. Ik heb toen gewezen op het feit, dat de Raadsbrief dan wel wat raar in elkaar zat. Ik heb dan nu ook het recht te herhalen, wat ik in de zitting van 18 October heb gezegd. In het verslag van die raadszitting lezen wij dan o. a. De lieer Vromen spreker meent daarom ook, dat liet cijfer van 27.527.000 het netto-cijfer was en hij weigert op het oogenblik te gelooven, dat dit een bruto-cijfer is, want dan is de Raadsbrief van 13 October van a tot z onwaar." De geheele geschiedenis is dus, dat in Mei j.l. aan den Raad een berekening is voorgelegd, waarvan het college wist, dat die niet juist was. De VoorzitterNeen. De heer Vromen Ja Wanneer het college open hartig stond, dan had men moeten zeggen: „er is een vergissing, maar dat doet aan de zaak niets af, want er is toevallig een telefoontje geweest, waardoor wij een klein voordeeltje hebben". Waar dat niet is gebeurd, blijkt dus dat het college van Burgemeester en Wet houders de zaak verkeerd heeft voorgesteld. Eerst van daag is de zaak duidelijker geworden; vandaag is het pas bekend, eerder is het niet erkend De Voorzitter Niet bekend De heer Vromen: Pardon, Mijnheer de Voorzitter. Ik heb toen gezegd ik begrijp het verband niet, de Voorzitter heeft mij gezegd dat het netto-cijfers zijn. Daarop heb ik geantwoord: maar nu breekt mijn klomp, nu weet ik er heelemaal niets meer van. Waarom hebt U in de Memorie van Antwoord de zaak niet recht gezet? De Raad is hiermee wel degelijk gedupeerd en het is juist, dat de Raad niet behoorlijk oordeelen kan over de zaken, die zóó worden voorgelegd. Dat is een ernstige grief van den Vrijheidsbond tegen het college, die aan de overzijde evenwel niet ernstig genomen wordt. Wan neer het college van Gedeputeerde Staten zegt, dat in den Raad van de gemeente Leeuwarden van financiëele debatten geen sprake is, dan is dat juist. Ik wraak nog maals de houding van het college van Burgemeester en Wethouders, al was dat dan een vorig college. Het gaat niet tegen een bepaalde kleur of tegen een bepaalden wethouder, maar ik kom tot de conclusie, dat de ge heele verdediging weder niets waard is, omdat, nu ja, men den Raad er maar wat van verteld heeft en niet precies heeft ingelicht. Dat maakt het voor mij moeilijk mijn verantwoording als raadslid te dragen. Het gaat niet om een wethouder maar om de zaak en wij moeten behoorlijk ingelicht worden en niet eerder dan vandaag, veel te laat, is dat geschied. In de Memorie van Ant woord, waarbij de gelegenheid was geboden, is dat weer niet gebeurd. Over hetgeen door den heer Fransen is gezegd, kan ik heel kort zijn. Hij heeft gezegd, dat de bestrating verleden jaar zuinig is gedaan, waardoor 13.000.is uitgespaard, die dan voor het Ruiterskwartier konden worden besteed. Die besparing is verkregen door voor- deeligen aankoop van steenen en de wethouder heeft verklaard daar voor dit jaar niet weer op te mogen rekenen. Later hoorden wij dat reeds weer steenen waren aangekocht, maar dat is een toevallige omstan digheid, die niets af- en aandoet aan den wil om te bezuinigen. De Vrijheidsbond is van meening dat men zuinig moet zijn eri er geen reden voor is om een nog hooger bedrag te besteden voor verstrating. Ik blijf van meening, dat het in een kalmer en langzamer tempo kan en moet geschieden. Als men de plannen van 2 jaar verricht in 3 jaar, blijft de toestand voldoende om aan de eischen, die het verkeer stelt, te voldoen. Ik blijf dan ook volhouden om den post bestrating met 15.000.te verlagen, precies zooals ons voorstel luidt. Thans kom ik aan den wethouder van Financiën. De heer Dijkstra: Wij hebben anders ook al wat gehoord. De heer Vromen: Door den wethouder van Financiën is een heel mooi betoog gehouden over de batige saldi's. Ik heb daaruit met genoegen geconstateerd, dat de wethouder terug is gekomen van zijn redeneering van 18 October j.l., dat hooge batige saldi de crediet- waardigheid van de gemeente ten goede komen. Volgens den wethouder is het verschuiven van het batig saldo alleen geoorloofd in tijden van lage belasting en daar ben ik het volkomen mee eens, dat is zeer juist. In de gemeente Sneek heeft men dat gedaan en het college van Gedeputeerde Staten heeft het wel goed gevonden. Gedeputeerde Staten zijn over het algemeen wel te vreden over het beleid van de gemeente Sneek. Men mag het batig saldo alleen reserveeren als er lage belastingen zijn. Omdat ik oordeel dat er te hooge be lasting is, kom ik dan ook op het oogenblik met het voor stel zoo gauw mogelijk dat batig saldo weg te werken en dan te trachten een toekomst te krijgen, waarin wij batige saldi niet meer in onze rekening hebben. Wat is het groote gevaar van batige saldi? Dat de ramingen zoo onzuiver "worden. Men laat speling in de raming, want hoe nauwkeuriger men gaat ramen, hoe meer last men zal hebben van het batig saldo. Men kan het uit voeren door ze weg te nemen en te brengen naar den Kapitaaldienst. Men behoeft geen groot man te zijn om te kunnen betoogen, dat 1927 een groot batig saldo zal geven. De berekening, die ik daarover heb gegeven, wordt als juist erkend. De wethouder zegt alleen, dat er 50.000.te weinig is. 1.260.000 is een netto-cijfer en dan zal er wel niet veel aan ontbreken. Ik heb alleen een cijfer genoemd bij de belastingen en gedoeld op de cijfers in het algemeen. Op de begrooting is 30.000.gebracht voor het waarborgfonds in de Landbouwtentoonstelling, die hier dezen zomer in Leeuwarden gehouden is. Iedereen, die geen onbekende in Leeuwarden is, weet dat er heel wat terugbetaald zal worden, zeker wel 25.000.—. Iedereen weet dat op de begrooting 1927 de post Openbaar Slachthuis zoodanig is uitgetrokken, dat ook daarvan een mee valler is te verwachten. Het is erg meegevallen en de Directeur van het Openbaar Slachthuis deelde dezer dagen mij mede, dat men een batig saldo kan ver wachten, dat niet veel verschillen zal met dat van 1926, toen het al ongeveer 26.000.was. Iedereen, die ziet dat op de begrooting de winst van het Gemeentelijk Electriciteitbedrijf geraamd wordt op 119.000.weet, dat de winst in 1926 148.000.— is geweest en voor 1928 geraamd wordt op 173.000.—. Het overschot van 1927 zal dus liggen tusschen 148.000.en 173.000.Ook bij het Gemeentelijk Electriciteit bedrijf zal de winst 40.000.meevallen en al deze factoren met elkaar maken De heer H. de Boer (wethouder): Dat S. O. L. niet weg moet De heer Vromen Dat zal ik straks zeggen. Voor- loopig maken die factoren met elkaar het naar het in zicht van den Vrijheidsbond wenschelijk, dat men dit niet op zijn beloop zal laten, maar reeds in 1928 tot belastingverlaging zal overgaan. Anders zal straks de begrooting van 1929 met een hoog saldo beginnen en de verleiding is dan groot om diep in den zak te tasten. Daarom moet men nu reeds een deel van het overschot van 1927 naar 1928 overbrengen, waardoor belasting verlaging mogelijk is

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 28