268 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 600.verschil is toch te weinig om daarvoor gedu rende den werktijd steeds namens de gemeente toezicht te houden op de uitvoering en als uitvoerder op te treden. Daarom werd de tweede inschrijver genomen. Den heer J. de Boer komt de motiveering, die Burge meester en Wethouders tot deze handeling hebben ge leid, wel wat zwak voor. Spr. is van meening, dat men daardoor den heer Jongedijk heeft gedupeerd en als men zonder een andere reden te kunnen aangeven, dan juist door den Voorzitter is ontvouwd, teruggaat tot den tweeden inschrijver, dan moet men een heel ander stelsel toepassen, namelijk het stelsel van uitnoodiging. Dat stelsel is niet toe te juichen, maar als men een open bare aanbesteding heeft en ook een nieuweling schrijft daar op in, dan vindt spreker het niet goed, dat zoo iemand zonder meer gepasseerd wordt. Spreker is van meening dat dit systeem in Leeuwarden geen gewoonte mag worden. Wil men dien kant op, dan moet men geen openbare aanbesteding uitschrijven. Spreker is het eens met Jongedijk, als hij zegt erg gedupeerd te zijn. Deze wijze van doen beteekent voor een beginnend man, van wien niet aangetoond kan worden dat het werk hem niet is toevertrouwd, de kans te benemen om een er varen aannemer te worden. Gedane zaken nemen geen keer, maar deze wijze van doen mag geen gewoonte worden. De heer Visser is het betrekkelijk eens met den Voor zitter. Wanneer men niets weet van de capaciteiten van een inschrijver en niet kan informeeren bij vorige wer ken, dan kan spreker zich indenken dat men de rede neering volgt: kijk eens, ik weet niets van de capaci teiten en nu wil ik eerst wel eens iets van hem zien, voor ik hem zoo iets groots gun, ik wil eerst eens de prestaties van hem zien. Spreker kan zich dien gedach- tengang indenken, maar wil nu eens de aandacht ves tigen op een ander cijfer. In het schrijven van Jongedijk is gezegd „Ons inschrijvingsbiljet is nog 900.voor ons meer waard, omdat de andere inschrijvers meegedaan hebben aan het in rekening brengen van opzetge\d." Wat is opzetgeld Stem De pot De heer Visser: Dus dat is het wel ongeveer, maar nu zou ik willen vragen is dat een klakkelooze be schuldiging? Is het nu niet wenschelijk, naar aanleiding hiervan, te probeeren iets gewaar te worden? De heer Jongedijk zegt dat nu zoo maar, maar is het niet iets voor ons, om te onderzoeken of het ook klakkeloos is? De heer B. Molenaar is van meening dat, al heeft de Voorzitter ook de besprekingen geopend met te ver wijzen naar het feit, dat de gunning van werken be hoort tot de competentie van Burgemeester en Wet houders, toch wel inlichtingen worden verstrekt aan de raadsleden. Spreker kan zich begrijpen dat, wanneer de Directeur van Gemeentewerken advies geeft, het wel heel moeilijk is voor het College om buiten dat advies om te gaan. Waar het echter maar 600.verschil betrof, vindt spreker dat eerder een argument voor de gunning dan er tegen. Het zou iets heel anders zijn, als hij er een groot bedrag uitliep, maar nu is het een serieuze aanbieding, waardoor Jongedijk heeft getoond behoorlijk een dergelijk groot werk, al heeft hij het dan nog nooit gedaan, te kunnen uitrekenen. Dat door den Voorzitter gebruikte argument is dus niet goed. Gedane zaken nemen echter geen keer, maar spreker hoopt met de vorige sprekers, dat een dergelijke zaak zich niet weer zal voordoen. De Voorzitter merkt op, dat juist het stelsel van open bare aanbesteding altijd en overal met zich zal brengen, dat men wel eens terugtast. Dat is het gevolg van het stelsel. Een dergelijk systeem mag men niet toepassen in het geval van uitnoodiging, daar moet men dan den laagsten inschrijver nemen. Bij een publieke aanbesteding is men vrijer, daar heeft men eigenlijk absolute vrijheid van handelen. Spreker is van meening, dat nu wel eenige stemmen opgaan voor het stelsel van uitnoodi ging, maar toch de Raad er in het algemeen niet voor te vinden zal zijn. Daardoor zal het wel regel blijven om publieke aanbesteding te houden en dan wordt wel eens teruggetast tot den tweeden inschrijver, den op één na de laagste. De heer De Boer zegt: nu ontneemt U hem de kans er in te komen. Ja, dat kan wel zoo zijn, maar de ge meente kan toch niet als proefkonijn dienen voor het eerste groote werk van een aannemer? Burgemeester en Wethouders hebben te zien naar het belang der ge meente, niet naar dat van den aannemer. De Directeur van Gemeentewerken heeft ons schriftelijk, en later mondeling, de bezwaren uiteengezet. Gezien de erva ringen bij vorige gelegenheden, meende de Directeur van Gemeentewerken dat het beter was niet te begin nen met iemand, die tot nu toe niet een dergelijk werk heeft gedaan. Het werk had misschien wel goed tot stand kunnen komen, maar dan had men een heel andere verhouding gehad tusschen den dienst van Gemeente werken en den aannemer. De taak van Gemeentewerken zou er zeer door zijn verzwaard. Bij een ervaren aan nemer, die zelf optreedt als uitvoerder, is dat heel anders. De heer Visser heeft gesproken over de kwestie van de opzetgelden. Daar is ons niets van bekend en het ligt op den weg van den heer Jongedijk, die bewering waar te maken. In het adres van hem erkent Jongedijk zelf, dat het voor de gemeente een bedrag scheelt van 600.en daar hebben wij mede te maken, niet met het andere bedrag. Wij meenden in het belang der ge meente het hem niet te moeten gunnen. Het spijt spr. voor den heer Jongedijk, die goed staat aangeschreven, maar als hij kans wil hebben, laat hij dan beginnen met iets kleiner werk. Dan komen er referenties, en die misten wij nu. De heer Dijkstra is van oordeel, dat men hier voor een lastig geval staat. Het gebeurde is moeilijk onge daan te maken en men is al bezig met de werkzaam heden. Toch komt sprekers rechtvaardigheidsgevoel er tegen op. Het is niet zoo'n groot karwei, het betreft toch geen millioenen. Bovendien, deze man heeft 2 zoons, alles wordt dus met z.g. eigen volk gedaan en zij weten van aanpakken. De Voorzitter heeft gezegd, dat het niet zeker zou zijn, of het werk door hem, als jonge aannemer, goed zou worden uitgevoerd, maar spreker vindt dat een zwak argument. Spreker zou niet gaarne de stroppen van z.g. ervaren aannemers willen betalen. Verder heeft de Voorzitter laten uitkomen, dat de opzichter van Gemeentewerken dan eigenlijk als uitvoerder zou moeten optreden. Dat is juist goed, aldus spreker, dan heeft men het ook goed in de macht het juist zoo te krijgen als men wil hebben. Spreker hoopt evenwel dat men een dergelijke zaak niet weer krijgt, want het is hoogst onaangenaam. De beraadslagingen worden gesloten. Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt besloten het verzoek af te wijzen. 10. adres van het bestuur der woningvereeniging „Leeuwarden", om vergunning te verleenen tot straat- aanleg op een terrein aan den Groningerstraatweg. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wet houders om praeadvies. 11. missive van Burgemeester en Wethouders ten geleide van een rapport van den Directeur der Gemeen tereiniging omtrent den financiëelen toestand van dat bedrijf sedert 1921. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 269 De heer M. Molenaar heeft geen gelegenheid gehad het rapport in te zien en verzoekt dit aan te houden, houden. Dienovereenkomstig wordt besloten. 111. Wordt overgegaan tot behandeling van de voor heden op den oproepingsbrief vermelde punten. 1 (Agenda no. 2). Benoeming krachtens art. 57 der Nijverheidsondcrwijswet van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Vereeniging voor Middel baar Technisch- en Ambachtsonderwijs voor het jaar I92S, wegens aftreding van de heeren H. de Boer en W. Fransen. Worden benoemd met 26 stemmen de aftredenden. 1 stem wordt blanco uitgebracht. 2 (Agenda no. 3). Benoeming van twee gedelegeerden der gemeente in het bestuur der Industrie- en Huis houdschool voor het jaar 1928, wegens periodieke af treding van mevr. H. C. Buisman—Blok Wijbrandi en den heer H. de Boer. Worden benoemd met 25 stemmen de aftredenden. 2 stemmen worden blanco uitgebracht. 3 (Agenda no. 4). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot afstand in erfpacht van bouwterrein aan de Bleeklaan aan J. van Akker, alhier. Dit voorstel luidt als volgt Van J. van Akker, alhier, ontvingen wij een verzoek hem een perceel bouwterrein aan de Bleeklaan, op de hierbij overgelegde situatieteekening met een roode ar ceering aangegeven, in erfpacht af te staan. Adressant heeft met de gebruikelijke voorwaarden genoegen genomen. De erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 10.per M2., welke prijs ook voor aangrenzend bouwterrein is be dongen en voldoende kan worden geacht. Onder overlegging van de stukken geven wij U mits dien in overweging te besluiten aan J. van Akker, alhier, tot 31 December 1990 in erfpacht af te staan een perceel bouwterrein aan de Noordoostzijde van de Bleeklaan, ter breedte langs den weg gemeten van 7 M., zooals op de bijbehoorende situatieteekening met een roode arceering is aange geven, ter grootte van ongeveer 189 M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het kadaster uit te meten, zulks op de volgende voorwaarden 1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een grondwaarde van 10.per M2. en een rentevoet van 6 per jaar; 2. de erfpachter stort binnen tweemaal 24 uren, nadat hij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht kennis heeft bekomen, een bedrag van 94.ten kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waar borg voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hem, na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden teruggegeven; 3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den dienst der Gemeentewerken worden aangegeven; 4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag bebouwing door derden niet plaats hebben; 5. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht van toepassing voorzoover mogelijk en met het bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoo- rende aan de gemeente Leeuwarden. o Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 4 (Agenda no. 5). Voorstel tot het instellen van een rechtsvordering tegen P. Stoelwinder, alhier, tot ontruiming en tot betaling van achterstallige huur van de woning Kapelsteeg no. 13. Dit voorstel luidt als volgt De huurder van de gemeentewoning Kapelsteeg no. 13, P. Stoelwinder, is in gebreke gebleven zijn achter stallige huurpenningen te voldoen, waarom hem de huur bij deurwaardersexploit van 2 November 1927 is op gezegd. Blijkens mededeeling van den deurwaarder is aan de sommatie geen gevolg gegeven, zoodat een rechtsvor dering tot ontruiming der woning en betaling van de achterstallige huurschuld zal moeten worden ingesteld. Onder overlegging van het advies van den rechtsge leerden raadsman der gemeente geven wij U derhalve in overweging te besluiten tegen bovengenoemden per soon een rechtsvordering in te stellen, zoo noodig ook in hooger beroep en cassatie, tot ontruiming en betaling van de achterstallige huur van de woning Kapelsteeg no. 13. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 5 (Agenda no. 6). Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vaststelling van de begrooting der Inkomsten en Uitgaven voor 1928: a. voor de Stads-Armenkamer b. voor het Stads-Ziekenhuis. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 6 (Agenda no. 7). De ontwerp-begrootingen van de baten en lasten der gemeentebedrijven en de ontwerp- begrootingen der gemeente, alle dienst 1928 (bijlagen 1927 nos. 13, 16 en 17 en 1928 nos. 1 en 2). De Voorzitter: Evenals dat vorige jaren gebruikelijk was, zal ook nu weer bij de onderscheidene begroo tingen gelegenheid worden gegeven tot algemeene be schouwingen. De heer M. Molenaar zou gaarne willen weten wat de bedoeling is voor dezen avond. Is er dan ook ver gadering Stemmen: Faust. De Voorzitter: Het was niet de bedoeling, maar ik heb geen bezwaar. De heer Westra zou er prijs op stellen van avond wel te vergaderen en van middag niet, om gelegenheid te hebben te kunnen schaatsenrijden. Vanavond kan men dan wel vergaderen. De heer Visser: Dat wou ik ook voorstellen. De Voorzitter: Kunnen wij daar straks bij de middag vergadering niet over spreken? Dan weten wij beter wat wij willen. De Raad gaat daarmede accoord. De algemeene beraadslagingen over de ontwerp- Gemeentebegrooting worden geopend. De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. In tegen stelling met hen, genoemd in het sectieverslag, wil ik zoo vrij zijn aan te nemen, dat de aangeboden concept- begrooting voor 1928 een product is van het college in zijn geheel. Het kan mogelijk zijn, dat ten opzichte van een of andere kwestie de gedachten in het college

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 2