326 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. Wij gevoelden de moeilijkheid, dat het vorige college niet heeft kunnen regeeren, zooals het meest wensche- 1 ijk zou zijn geweest De heer H. de Boer (wethouder): Toen had men het zelf in de hand. De heer IJ. de Vries: Toen is gesproken over het program. Er zijn moeilijkheden gekomen en nu heeft de Vrijheidsbond gevoeld en ook de Christelijke Pro testanten, dat zij niet deel uit wilden maken van een college, dat niet had een program in korte lijnen. Als een program te vinden was geweest door samenwer king, dan zouden wij misschien wel in het college heb ben willen zitten. Het doet mij groot genoegen, dat het gevoeld is, het zal die richting uitgaan. Ook staat nu wel vast, dat men geen evenredige vertegenwoordiging wilde. Mijnheer de Voorzitter. De heer Botke heeft voor mij gesproken, ik had anders deze kantteekening gemaakt. De heer Botke heelt naar voren gebracht het lijstje, dat heeft bestaan over de vermogensvermeerdering; dat is een groote moeilijkheid. Het is zelfs de groote vraag of het vermogen van Nederland wel vermeerderd is in de laatste 3 jaren. Het is wel mogelijk, dat het hooger gewaardeerd wordt, maar best mogelijk, dat het niet meer waard is. Wij hebben dien tijd met Duitschland meegemaakt. Ik heb ook nog enkele van die dingen thuis liggen. Ik ben groot milliardair van Duitsche marken, mijne heeren De heer Dijkstra: Gespeculeerd dus. De heer IJ. de Vries Hier in de stad wordt tegenwoordig ook toegepast het stelsel van herziening van huurwaarde en wat blijkt b.v. bij vele eigenaren van kleine woningen? Dat de huurwaarde vrijwat omhoog gaat en als de man zijn belastingbiljet moet invullen, heeft hij meer inkomen op te geven. Hij bezit niets meer, maar mag misschien nog 12.belasting meer be talen. Mijnheer de Voorzitter, zoo kun je hebben, dat iemand een schilderij heeft, dat hij zelf waardeert op 10.terwijl een ander zegt, dat het 200.waard is. Zoo krijgt men de enorme prijzen van landerijen. Als iemand 100 pondemaat land bezit, blijft de grootte van de bezitting gelijk. Nu eens wordt het echter op 60.000.getaxeerd, dan weer op 150.000.Dit is een argument, dat wij er zoo goed voorstaan en ik gelooft, dat het niet juist is, Mijnheer de Voorzitter. Dan zou ik dit willen zeggen. De heer Fransen heeft naar voren gebracht, dat hij erkent dat de Roomsch- Katholieke fractie in de wethoudersverkiezing een een heid heeft gevormd, doch verder laat hij er zich niet over uit. Ik heb hetzelfde gevoel als de heer Vromen, dat wij weinig hebben kunnen voelen, dat de 3 Roomsch-Katholieken altijd een eenheid vormen, Mijn heer de Voorzitter De heer Vromen: Een drieëenheid. De heer IJ. de Vries: Ik zou deze kleine kant teekening willen maken op hetgeen onze wethouder van Financiën heeft gezegd over de leening van de 2.000.000.die is gesloten op grond van het bouwen van het Slachthuis, den aanleg van straten, de electrische straatverlichting, het veranderen der openbare scholen voor 600.000.om het afschaffen van het anibulan- tisme der scholen met 12 klassen, voor aankoop van landerijen, enz. en later bleek, dat Gedeputeerde Staten niet toestonden, dat het bedrag van 550.000.voor het abattoir werd verhoogd tot 660.000.Dat was al 1.260.000.Dat het niet alles noodig was, daar heeft de heele Raad verantwoording voor, dat is niet te ontkennen. Maar het standpunt, dat wij hebben inge nomen, om in de laatste 4-jaarlijksche periode een mil- lioen schuld af te lossen en geen groote dingen te doen, hebben wij gehandhaafd. Wat noodzakelijk is kunnen wij uitvoeren en dat is aankoop van landerijen en stich ting van scholen. Een verkeersvraagstuk stond op het program, het bouwen van een nieuw ziekenhuis. Wij wilden die dingen niet in die jaren uitgevoerd zien en dat is ons gelukt. Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog een enkele op merking willen maken over een uitval van den heer Vromen. Ik wil eerlijk bekennen, dat de christenen er gerlijk tekort schieten. Als iemand eenigszins een goe den kijk heeft op wat het christelijk beginsel van een mensch vraagt, dan is dat voor een mensch eigenlijk niet uitvoerbaar. Die eisch is zoo zwaar, dat wij allen daartoe onmogelijk in staat zijn, hoe gaarne wij dat willen. Dat de Vrijheidsbonders in sommige opzichten niet in staat waren door onmacht om hun stellingen uit te voeren, ik wil het toegeven, maar stel daarnaast, en dat is mijn vaste overtuiging, dat zij in vele opzichten hun stelling niet hebben willen uitvoeren. Zij riepen wel van vrijheid, maar gunden die een ander niet. Maar dat de heer Vromen als Jood nu zegt, dat de Israëlieten hier in Nederland van de Christenen zooveel te ver dragen hebben gehad De heer Vromen: Zeker Ook in Nederland. De heer IJ. de Vries: Mijnheer de Voorzitter, dat had ik van een Jood nooit verwacht, want zij kun nen nooit een plaats op aarde vinden, waar zij meer vrijheid genieten dan juist in Nederland. Van ann- semitisme hoort men hier niet. Het gelijk-burgerschap is zoo groot, dat ik nooit verwacht had, dat dat hier gezegd zou worden. Het is zoo'n enorme onwaarheid, dat hij die nooit kan verdedigen, al erken ik, dat de Christenen in vele dingen tekort schieten, want als wij den eisch van het Christendom volbrachten, zou de heele wereld Christen zijn. Juist omdat zij dat niet doen, zijn er velen die er niets van moeten hebben. De heer Blanson Henkemans De opmerkingen, in eerste instantie door mij gemaakt, hadden betrekking op de vraag, of er al of niet bezuinigd zou kunnen worden. Ik heb een serie cijfers genoemd, die het waar schijnlijk maakte, dat het mogelijk was. U heeft mij in overweging gegeven, die opmerking te plaatsen bij de verschillende punten van de begrooting, maar dat kan ik niet in practijk brengen, aangezien het over honder den postjes loopt, zoodat ik dan het einde van de be grooting in de eerste 14 dagen niet zou kunnen zien. Die bedragen zijn over het algemeen ook zoo klein, dat een rechtmatige aanmerking niet ter plaatse is. De wethouder van Openbare Werken heeft ook bewezen, dat ik gelijk had. Hij is mij buitengewoon tegemoet gekomen, d. w. z. hij wist eenvoudig niet wat dat on derhouden en schoonmaken kostte. Hij heeft er dingen bij gehaald, die er niets mee te maken hadden. Wan neer de heer Fransen mij gevraagd had „geef mij die cijfers", dan had hij het dadelijk zonder moeite kunnen zien. Ik heb mij groote moeite getroost, ik ben gepen- sionneerd en kan het mij dus permitteeren, om die op telling te maken. Hij had kunnen zien, dat het onder houden en schoonmaken van particuliere gebouwen 50 a 100 goedkooper gebeurt dan bij de gemeente. De eenige manier waarop het zoude zijn te reduceeren, is van al die bedragen een 20 a 30 af te trekken. Af zonderlijk bij elk postje een opmerking te maken, is niet te doen. De heer Ritmeester heeft gezegd, dat mijn opmerking ook in de sectie onjuist was. Die opmerking omtrent 20 is verkeerd begrepen en verkeerd weer gegeven en kwam eenvoudig hier op neer, dat 3 ton een vijfde gedeelte is van 1.500.000.Dit is later anders uitgewerkt, maar dat 1/5 van de belasting be taald werd aan pensioen, is niet gezegd. De heer Rit meester heeft hetzelfde gezegd als de heer Molenaar. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 327 Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. Hij maakt onderscheid tusschen pensioensbijdragen of 1 zegeltjes plakken, maar een oud-Hollandsch spreek woord zegt: dat het hetzelfde is of men van de kat of den kater gebeten wordt. I11 deze gemeente wordt ruim 300.000.betaald aan de verschillende kosten van pensioenen en verzekeringen. Het een hoort hier, het andere daarbij. De zaak is, dat er ruim 300.000. aan betaald wordt. Mijn opmerking is geweest: Is het, nu een dergelijk bedrag aan de gemeentepensioenen ten koste gelegd wordt, niet ongemotiveerd, hiervan onverplicht nog een halve ton niet in te vorderen, te meer, waar er beweerd is, dat de loonen geen aanleiding gaven tot ernstige klachten en die 8'/2 als zoodanig niet onredelijk hoog is. Het is ongemotiveerd een halve ton cadeau te doen. Tenslotte nog een opmerking over de tractors van de Reiniging. De heer O. F. de Vries zegt, dat de tractor geen 48 maar 80 K.M. aflegt. Het is heel eenvoudig aan te toonen, dat dit onmogelijk is, aangezien in Leeu warden, wanneer men uit het aschland een straat trekt j als middelpunt over de bebouwde kom, er geen afstand grooter is dan 3 K.M. De heen- en terugreis kan nooit meer bedragen dan 6 K.M., dan zouden zij dus altijd naar het uiterste puntje moeten rijden. Die 3 tractors zouden dan 240 K.M. moeten afleggen en aangezien heen en terug nooit meer bedraagt dan 6 K.M., zouden er 40 ritten gedaan worden. In eiken wagen gaan 63 tonnen, men komt dan op een bedrag van ruim 2500 tonnen per dag. Zooveel zijn er per dag niet te verwis selen en het kan ook niet, want bij eiken wagen zijn 4 menschen, die ongeveer per dag elk 120 tonnen kun nen verwisselen, dus het maximum per dag is 480 per wijk of ruim 1900 voor de 4 wijken. Zij kunnen die 2500 tonnen nooit wegdragen of zij zouden op straat moeten worden gezet, wat zeer onwaarschijnlijk is. Die 80 K.M. is absoluut onjuist. In de tweede plaats, wan neer de tractors 2 K.M. op een liter benzine rijden, dan nog zou dit een onbehoorlijk groot gebruik zijn, aan gezien dergelijke wagens 3 K.M. op 1 L. benzine rijden. Een nadeelig verschil van 1/3 is nog van beteekenis; zuinig zijn ze in ieder geval niet. Ik dank Li, Mijnheer de Voorzitter. De Voorzitter: De bedoeling is deze. De heeren heb ben gelegenheid gehad voor repliek en ik zou graag nog iets willen zeggen en de wethouders ook en daarna zou ik willen sluiten. Wij zijn dan op een uur, dat we graag naar huis willen gaan. Ik geloof niet, dat repliek eenig nieuw licht op de zaak zal werpen. Of de een nu al zegt: „onze wethouder is beter dan de Uwe" of „de mijne zou het beter gedaan hebben", dat verandert niets aan de zaak. Wij hebben nu 2 volle dagen stil gestaan bij de verschillende posten van de begrooting en er kunnen nog algemeene beschouwingen over de afzonderlijke begrootingen worden gehouden. De heeren hebben dan nog gelegenheid om kleine opmerkingen te maken. Ik zal niet verder ingaan op wat de heer Vromen heeft gezegd. Ik wil alleen zeggen, dat ik heb erkend, dat duidelijker 'kon gezegd zijn, precieser in elk geval, of het netto of bruto was. Ik wil alleen verklaren, dat het col lege in elk geval dergelijke berekeningen niet expres gegeven heeft om den Raad om den tuin te leiden. Ik wil den heer Westra wel zeggen, dat ik niet ge hoord heb toen hij doorlas, dat hij plotseling niet meer zijn eigen woorden gebruikte, doch die van een Leeu warder burger. Ik zou zeggen, dan deed men beter door er bij te zeggen, dat men voor die woorden niet in staat. Wat de commissie voor het Openbaar Slachthuis betreft, wil ik opmerken, dat de heer Westra voorge steld heeft een vaste commissie in het leven te roepen voor het Openbaar Slachthuis. Het in het leven roepen zelf geschiedt door den Raad, indien Burgemeester en Wethouders dat wenschen. Wenschen zij het niet, dan gebeurt het ook niet. Burgemeester en Wethouders heb ben al te kennen gegeven in de Memorie van Antwoord, dat zij het niet noodig achten. Het lijkt mij het beste, dat de heer Westra het voorstel intrekt, gezien het ant woord in de Memorie van Antwoord. Op de bevoegdheid van de Kamer van Koophandel, waarover de heer Peietier sprak, wil ik niet ingaan. De Kamer van Koophandel mag advies uitbrengen, zegt hij, volkomen juist, als het zijn punten van Handel en Nijverheid. Ik heb alleen gezegd: het is voor mij een zeer groote vraag of de aanleg van verkeerswegen in de kom van de gemeente een kwestie is, die hier is onder te brengen. Als men het heel ruim opvat, ja, maar men kan het hier niet direct brengen onder een kwestie van Handel en Nijverheid. Verder heeft hij gevraagd of het verkeersplan in den loop van dit jaar aanhangig wordt gemaakt. Burgemeester en Wethouders hebben in de Memorie van Antwoord gezegd Aan die zaak wordt gewerkt. Ten slotte nog een opmerking naar aanleiding van hetgeen de heer Ritmeester heeft gezegd, over de lee ning van 2.00U.000.Ik heb met interesse gehoord naar wat de heer Ritmeester gezegd heeft, maar over wat hij in 't begin zei, was ik niet tevreden. Hij bleef in den toon van het afbreken en dat is niet goed. Afbreken van wat een voorganger gedaan heeft, hebben wij den heelen tijd al gehoord. Zoo heeft hij het gehad over die leening van 1920 en ik zou daarop dit antwoord willen geven! Men moet, alles wat gebeurt, beoordeelen naar de omstandigheden van het oogenblik waarop het ge beurt. Zoo moet men die leening ook bezien. Achteraf zal ieder het betreuren, dat wij een leening hebben van 6 voor 40 jaar, die niet converteerbaar is, maar men moet het niet zeggen op verwijtenden toon. Wij waren toen blij, dat wij die 6 leening konden sluiten. Als men al die omstandigheden van toen weglaat, was het misschien beter niet gebeurd, omgekeerd is het begrij pelijk. Ik vermoed, dat het den heer Ritmeester ook niet bekend is, dat Gedeputeerde Staten toen uitdrukkelijk den eisch stelden: Gij zult eerst verzekerd zijn, dat ge de leening afgesloten hebt, voordat ge met Uw verdere zaken begint. Later hebben Gedeputeerde Staten ge- ëischt: eerst geld, dan kunt gij beginnen. Ik meen hier mee de verschillende punten voldoende beantwoord te hebben. De heer Visser heeft intusschen de vergadering verlaten. De heer Fransen (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Een paar korte opmerkingen aan alle heeren, die in tweeden termijn hebben gesproken over zaken, die mij meer betroffen. De heer Oosterhoff heeft gesproken over het schoonhouden der gemeentegebouwen en scholen. Hij zei, dat ik gezegd heb, dat wanneer wij daarop belangrijke bezuinigingen aanbrengen, het zeer waarschijnlijk is, dat binnenkort klachten komen, dat er niet voldoende aandacht aan het schoonhouden wordt geschonken. Die klachten kan men dan onder oogen zien, daar moet men niet bang voor zijn, dat geef ik toe, maar om te beginnen bezuinigingen aan te bren gen, terwijl men vreest voor klachten, daar voel ik weinig voor. Ik voorkom liever klachten als het eenigs zins mogelijk is. Verder heeft hij gezegd, dat in de scholen en andere gebouwen gewerkt wordt op morgen en avonduren en dat aanbesteding of werken op uur loon goedkooper zou zijn. Het is mogelijk, maar het kan ook duurder worden. Men kan een proef nemen en wanneer het blijkt, dat het duurder is, het weer op den ouden voet laten doorgaan, want ik stel mij voor als wij tot aanbesteding overgaan, dat er dan een ander soort menschen inschrijft als die het op het oogenblik doen. Op het oogenblik is er meest een werkvrouw aangesteld, die 's morgens voor en 's avonds na de werkzaamheden de lokalen schoonmaakt. Bij aanbe steding kan men krijgen menschen, die misschien alleen 's morgens of alleen 's avonds kunnen werken. Men

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 31