328 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Woensdag 21 December 1927. zou dubbel moeten betalen. Ik vrees met groote vreeze, dat het veel duurder zal worden. Omtrent het uitbreidingsplan heeft de heer Oosterhoff gezegd, daar er ir. de wet geen termijn staat, werken Burgemeester en Wethouders daarop misschien door „Werk maar niet te hard, laat het maar loopen", heeft hij gezegd, maar dat is niet de bedoeling van Burge meester en Wethouders. Ik heb uitvoerig uiteengezet hoe het met het uitbreidigsplan staat. Wij zijn op alle plaatsen aan het kanaal toe, op sommige plaatsen zelfs al voorbij, zoodat wij wel degelijk met het kanaal reke ning hebben gehouden. Of het er komt of niet, wij zijn bijna overal aan het geprojecteerde kanaal met het bouwen toe. De heer Vromen heeft de opmerking gemaakt, dat juist de wethouder van Openbare Werken kon getuigen, dat de heer Beekhuis, met wien hij er persoonlijk over gesproken had, gezegd heeft: ik kan maar geen bezui nigingen doorgevoerd krijgen, dat wordt mij onmogelijk gemaakt. Waar er gezegd is, dat de wethouder van Openbare Werken dat kon getuigen, wil ik meedeelen, dat wethouder Beekhuis er ook niet veel voor voelde. Toen wij deze begrooting in voorbereiding hadden in Juli, heeft de heer Beekhuis het zooveel mogelijk aan gestuurd op bezuinigingen op Gemeentewerken. Men meent, dat daarop tot in het oneindige kan worden bezuinigd. Dat blijkt ook nu weer. Wij hebben op de begrooting van dit jaar er al 16.000.bezuinigd. Als die zaak ter sprake kwam, heb ik steeds gezegd ik wil op mijn afdeeling wel bezuinigen, voor zoover dit mij mogelijk is, maar dan moet ook op de andere afdeelingen bezuinigd worden, alles moet niet van een kant komen. Wanneer ik tegen den heer Beekhuis zei: ,,ik wil trachten 15.000.te bezuinigen en wanneer U f 60.000.wilt bezuinigen, dan zal op het muziek korps ook moeten worden bezuinigd", dan was de heer Beekhuis daar niet voor te vinden. Ik heb er mij tegen verzet, dat op Gemeentewerken 30.000.zou worden bezuinigd. Ieder wil misschien wel bezuinigen, maar men mag niet komen aan het deel dat men zelf onder zijn beheer heeft. Dat is een kwestie van opvatting, maar van bezuinigen komt dan niets terecht. Wat betreft die geheime vergadering, waar een zekere wethouder zich voor pensioenaftrek zou hebben ver klaard, moet ik zeggen, dat ik er weinig voor voel om in openbare vergaderingen te spreken over wat in ge heime vergaderingen is gezegd. Men moet in geheime vergaderingen nog meer zijn meening durven kenbaar maken. Er zijn verschillende dingen, waarover men in een geheime zitting beter kan spreken voor wat men op zijn hart heeft, dan in een openbare zitting. Boven dien is het geen usance daarover in openbare vergade ringen te spreken. De heer Vromen heeft verder gezegd, dat ik bij den post van de bestrating in verband met het Ruiters- kwartier gezegd had, dat wij het vorige jaar economisch gewerkt hadden, waarop de heer Vromen zei: „dat mag men toch altijd verwachten", en dat ik vandaag gezegd heb, dat het overschot voor een groot gedeelte was te danken aan het goedkoope materiaal. Ik heb hier het stenogram van de vergadering waarin het werd be sproken. Ik heb daarbij gezegd „dat wij niet alleen door bijzonder economisch te werken, maar ook door zeer voordeeligen aankoop van materiaal, eenige dui zenden guldens hadden bezuinigd". Wij zullen trachten altijd zoo economisch mogelijk te werken en de mate rialen altijd zoo goedkoop mogelijk te krijgen. Men kon vermoed hebben toen ik vanmorgen zei, dat de steenen gekocht waren, dat wij die hadden opgeslagen en ze daar renteloos stonden. Dat is niet zoo. Zij moeten geleverd worden bij gedeelten en binnen een bepaald aantal dagen op eerste aanvrage en daarvoor hebben wij tijd tot April en Mei toe, voorzoover wij ze noodig hebben. De heer Peletier zegt, dat ik een voorstander ben van de plannen van de Kamer van Koophandel, wat betreft de demping der binnengrachten. Ik heb er met den heer Peletier over gesproken en gezegd, dat ik er veel voor voel en een voorstander ben van demping. A'len ont komt op den duur toch niet aan die demping, indien de stad vooruitgaat zooals de laatste jaren. Als voor- i stander zou ik de voorbereidende plannen kunnen ter j hand nemen, om met het plan bij het college te komen. Wanneer ik daarin echter geen meerderheid kan krijgen en ook niet in den Raad, dan is het vergeefsche moeite om aan het plan te gaan werken, of Gemeentewerken er mee te belasten, terwijl het college zegt: dat is nu wel heel aardig vriend, maar wij voelen er niets voor. Ik ben het geheel eens met den heer M. Molenaar, dat wij niet mogen nalaten om in principe eerst een uit spraak van den Raad te vragen, voor wij met zoo'n plan beginnen, dat voor de voorbereiding al een belangrijk bedrag vordert van de gemeente. Wanneer het niet uit gevoerd wordt, komt het ten laste van den gewonen dienst van Gemeentewerken en die is toch al meer dan belast. Ten slotte nog een opmerking aan den heer IJ. de Vries. Ik heb gezegd, dat wij van den beginne af, alle drie, dezelfde meening hadden over de wethouders verkiezing, maar over ondergeschikte punten denken wij niet altijd en precies gelijk. Zoo gaat het toch met alle leden. Elke partij bestaat toch uit eenige personen, die verschillende meeningen hebben In de zaak waar het over liep, hebben wij volkomen eenstemmig gehandeld. Ik dank U, Mijnheer de Voorzitter. De heer Ritmeester (wethouder): Mag ik beginnen met, in aftrek van de rij van sprekers, den heer Muller te antwoorden, naar aanleiding van zijn vraag omtrent die bouwvereeniging Zou het niet beter zijn geen namen te noemen De heer Muller: lk begrijp het wel. De heer Ritmeester (wethouder): lk wilde iets op merken naar aanleiding van hetgeen U gezegd hebt, dat speciaal het bouwen van arbeiderswoningen in Huizum een attractie was. 't Is wel mogelijk, maar die trek dateert al van 1923 en toen was er niet zoo'n groot aantal arbeiderswoningen aanwezig, die zijn juist in het laatst van 1925 en in 1926 voor het grootste gedeelte gebouwd. Er zal dus nog wel een andere reden zijn, dien wij niet kennen. Nu de kwestie van de leening van de 2.000.000. waar de Voorzitter mij een verwijt van maakte, dat ik menschen aanviel, die voor mij op deze plaats hebben gezeten. Ja, Mijnheer de Voorzitter, het eene woord lokt het andere uit, ik erken het volmondig, maar als ik ten onrechte geattakeerd word, verwijs ik naar menschen, die hier vroeger zaten. Ik voeg er aan toe wat betreft die leening van 2.000.000.dat ik niet bekend was met de omstandigheden waaronder die moest worden gesloten. Dit neemt niet weg dat, wanneer ik het lijstje leeningen voor mij neem, ik moet zeggen: de zaak is niet gezond en niet normaal. Ik zou U nog leeningen kunnen noemen van 1860, die feitelijk nog niet afgelost zijn, maar ik zal er nu niet verder op ingaan. Waar ik aangevallen werd op het punt van bezuini ging, zal ik even voorlezen hetgeen de heer Beekhuis gezegd heeft in de vergadering van 23 November 1926. Hij zegt „Burgemeester en Wethouders worden niet gekozen door één persoon en zij vertegenwoordigen niet één politieke richting, integendeel de heer Visser heeft daar ook dui delijk op gewezen de samenstelling van Burgemeester en Wethouders zal moeten zijn in overeenstemming met de samenstelling van den Raad; die zal zoodanig moeten zijn, dat de wethouders de vertegenwoordigers zijn van de poli tieke partijen in den Raad en die wethouders zullen ongeveer naar de sterkte van de politieke partijen in den Raad in het college zitting moeten nemen. Kan er nu sprake zijn van politiek, waardoor een dergelijk Verslag van de handelingen van den gemeenteraad Voortzetting der vergadering op samengesteld college van Burgemeester en Wethouders wordt gedreven? Dat is toch onmogelijk. Geen van de leden van liet college kan zijn eigen politiek inzicht geheel doorvoeren in het college, dat is onmogelijk; men zal daar altijd hebben de „grootste gemeene deeler", daar zal altijd een compromis moeten worden gevonden, waarmee de verschillende leden zich kunnen vereenigen om met voorstellen bij den Raad te kunnen komen. Het zal dus onmogelijk zijn dat het college komt met politieke voorstellen, maar integendeel zijn de voor- j stellen het resultaat van een compromis in het college van Burgemeester en Wethouders. Ziedaar het groote onderscheid tussehen de samenstelling j van het college van Burgemeester en Wethouders en van de i Regeering, ziedaar ook de reden, waarom het college zelf zich niet met de politiek kan inlaten en ziedaar de reden dat, wanneer de politieke aanvallen op het college zijn gericht, j het niet aan ons staat om daarop in te gaan." Daar komt de zaak op neer en als men tegen den wet houder zegt „je hebt dit of dat niet kunnen door voeren", dan kan men toch niet ontkennen, dat deze wethouder maar 20 heeft in te brengen. Zoo is de toestand. Ik vraag mij dus af, als men dat in het oog houdt, hoe men met dergelijke verwijten kan komen. De heer Vromen, die ook speciaal mij en ons college aanvalt, heeft het maar steeds over onjuiste voorstel lingen, het woord ligt in zijn mond bestorven. Het is geen halve maatregel. Spreker zal den heer Vromen niet volgen bij deze wijze van polemiseeren. Een op merking wil hij weerleggen en wel waar hij zegt dat 1 sprekers partij in zee is gegaan met de leuze de belas ting te verlagen; men heeft als fractie de partij er niet over gehoord. Spreker constateert dat hier gesproken wordt zonder eenige wetenschap ter zake, in alles wat de V. D. vertegenwoordigers doen wordt de partij erkend. De heer Oosterhoff heeft gesproken over insinuee- j rende voorstellingen in versjes van de Vrijzinnig-Demo- craten. Spreker zou willen vragen welke zijn dat De heer Oosterhoff blijft in gebreke dit aan te toonen, maar laat niet na van zijn zijde tal van insinuaties te doen hooren. Waar de heer Marchant in de Tweede Kamer zegt „men kan niet regeeren zonder program", is dit van de landsregeering volkomen juist en onderschrijft spr. dit geheel. In dit verband heeft de heer Marchant dit echter ook gezegd uit der aard niet van het college van Burgemeester en Wethouders. Dit college regeert niet, dat doet de Raad, de heer Tamminga heeft dit reeds zoo duidelijk naar voren gebracht. De partijen, die de wethouders hebben aangewezen, zijn uit den aard der zaak aangewezen op hun eigen gemeenteprogram. Men constateert nu dat er op het punt van S. O. L. en den pensioenaftrek geen eenstemmigheid heerscht. Alleen ten opzichte van S. O. L. is dit juist; daar zullen zeker 2 wethouders voor en 2 tegen stemmen. Maar is het niet merkwaardig dat juist de Vrijheidsbond daar mede aankomt, de Vrijheidsbond, die gedurende deze korte zittingsperiode reeds eenige malen bewezen heeft hoe weinig eenstemmigheid in zijn midden heerscht. De heeren mogen eerst wel eens de hand in eigen boezem steken. Men heeft verder van Vrijheidsbondsche zijde gezegd „jelui bezuinigen niet, maar wij zullen dat eens doen". En klakkeloos stelde men voor 5000.vermindering op plantsoenen, 15.000.op Gemeentewerken, waar hef af moest dat mogen Burgemeester en Wethouders bepalen. Met 42.000.moeten de ambtenaren er aan gelooven. Dat heet bezuinigen. Spreker zal zoo noodig bij den post Onvoorzien be schouwingen houden, het is zaak om eerst het verloop dezer besprekingen af te wachten, om te kunnen vast stellen hoe die post er dan uitziet. De heer Blanson Henkemans brengt naar voren de kwestie van de pensioenen en zegt, dat de berekening niet juist is, daar men de verzekering er niet bij rekent. Ik neem aan, dat het zegelplakken bedoeld wordt. Vol gens de opgave van Financiën kost het zegelplakken 6000.per jaar. Het zal dus worden 110.000. waar er staat 104.000.Wij zullen zien wie op dit /an Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 329 Woensdag 21 December 1927. punt gelijk heeft. Ik houd mij voorloopig aan de offi- ciëele cijfers. Er wordt geklaagd, dat men geen antwoord heeft gekregen omtrent de instelling der bezuinigingscom missie. Ik heb vanmorgen mijn meening er over gezegd en dat is ook de meening van het college wij staan' afwijzend tegenover de instelling. De Voorzitter: Ik stel voor nu geen sprekers meer aan het woord te laten. Ik heb intusschen nog een paar voorstellen en mededeelingen gekregen. Ten eerste van den heer Westra „Ondergeteekende trekt zijn voorstel betreffende instelling van een vaste raadscommissie voor het Openbaar Slachthuis in," en nog een van den heer Westra „Ondergeteekende stelt voor de volgende motie De Raad der gemeente Leeuwarden spreekt de wenschelijkheid uit dat voor het bedrijf van het Open baar Slachthuis een vaste raadscommissie worde ingesteld en gaat over tot de orde van den dag." Het lijkt mij het beste, dat bij de begrooting van het Openbaar Slachthuis te .behandelen. Verder een voorstel onderteekend door de heeren Westerhuis, Midler en Vromen, de commissie van rapporteurs „Ondergeteekenden stellen voor, dat de vergade ringen van den Raad in den regel des avonds zullen worden gehouden." Zij meenen, als ik het goed begrepen heb, dat op die manier bezuinigd kan worden omdat het presentiegeld kan worden verlaagd. Burgemeester en Wethouders willen graag op dat idee ingaan en het behandelen bij de kwestie van het presentiegeld en ik wil mij wel nu reeds als een positieve tegenstander van avondver gaderingen verklaren. Verder liggen hier de volgende voorstellen. Eén onderteekend door de heeren Oosterhoff en Blanson Henkemans „Ondergeteekenden stellen den Raad voor eene Bezuinigingscommissie in het leven te roepen, waar aan de grootst mogelijke bevoegdheden zullen worden toegekend ten opzichte van kennisneming van zaken en inzage van boeken, met opdracht den Raad voor stellen te doen om tot bezuiniging op het gemeentelijk beheer in zijnen geheelen omvang te geraken." Het andere luidt „Ondergeteekenden stellen den Raad voor de volle pensioensbijdrage ad 8y2 van de ambtenaren en werklieden der gemeente terug te vorderen en eene algeheele herziening van de salarissen en loonen dier personen ten spoedigste ter hand te nemen." Dit voorstel is ook onderteekend door de heeren Ooster hoff en Blanson Henkemans. Dan nog een van den heer Westra, dat ik als een amendement, een tweede lid, zou willen beschouwen. „De heffing der 8l/2 pensioenkorting gaat in op 1 Januari 1929 of zooveel eerder als de eventueele nieuwe salarisregeling ingaat, welke van de hier voorgestelde herziening het gevolg wordt." Een voorstel onderteekend door de heeren Oosterhoff en Peletier „Ondergeteekenden stellen voor Het presentiegeld voor de leden van den Raad te verlagen en te stellen op 5.per vergadering." Dat kan bij den betrokken post worden behandeld. Nog een voorstel van de heeren Peletier en Oosterhoff „Ondergeteekenden stellen voor de kosten voor onderhoud, enz. van plantsoenen met 5000.te verminderen." Een voorstel onderteekend door de heeren Oosterhoff en Vromen „Ondergeteekenden stellen voor de posten op de begrooting van Gemeentewerken, Uitgaven volgnos. 128, 129, 130, te verlagen, te zamen met een bedrag van 15.000.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 32