332 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927.
en ook in sprekers vorig wethouderschap, bij de behan
deling van de begrooting, is de zaak meermalen ter
sprake gekomen. Nu spreker als wethouder veel meer
van de werkzaamheden afweet dan vroeger, is hij wel
eenigszins bekeerd, alhoewel hij nog van meening is,
dat 2 wel wat veel is, doch de moeilijkheid is, dat 1 te
weinig is en het niet meevalt y2 man te vinden.
Aan Gemeentewerken is veel te doen. Spreker raadt
hen, die moeilijkheden maken over deze kwestie, aan
eens met den Directeur van Gemeentewerken te spreken.
De opzichters hebben zeer veel administratief werk,
wat zeer veel tijd vraagt, meer dan men zoo zou kunnen
vermoeden. Dat er maar 1 opzichter is voor al die boer
derijen van het gasthuis is wel waar, maar wanneer er
herstellingen moeten plaats hebben aan de boerderijen,
dan draagt die opzichter dat op aan verschillende tim
merlieden uit de naaste omgeving der boerderijen en
de opzichter komt dan wel eens zien hoe ver het gevor
derd is en hoe het gaat. Deze timmerlieden zorgen dan
voor alles wat voor het werk noodig is. Bij den dienst
van Gemeentewerken is dat iets anders. Daar moet de
opzichter tevens optreden als uitvoerder en al datgene
doen, wat de timmerlieden voor de boerderijen doen;
hij moet orders geven, aanwijzingen doen en de admi
nistratie houden. Dat is heel iets anders dan alleen
toezicht houden op gebouwen, waar men afzonderlijke
uitvoerders voor heeft. Dat maakt een groot verschil.
Daar is men alleen toezichthoudend en bij Gemeente
werken tevens uitvoerder. Er is een opzichter voor Ge
meentewerken en een voor de scholen. In vacantietijd
kan de opzichter voor de scholen het werk niet alleen af;
hij wordt dan geassisteerd door die voor de gebouwen
en dat gebeurt ook andersom, dus als die voor gebouwen
het druk heeft en die van de scholen niet, wordt er ook
gezamenlijk gewerkt. Oppervlakkig beschouwd is het
zoo, dat 2 te veel lijkt, maar 1 te weinig. De verge
lijking met het gasthuis is dan ook niet juist. Indien het
mogelijk is, op welke manier dan ook, er verandering
ten goede in te brengen, dan zal dit gebeuren, want het
is spreker nooit uit het hoofd, maar tot nu toe heeft
hij er nog geen oplossing voor kunnen vinden.
De heer Vromen dankt den wethouder voor diens
toezegging. Het spijt spreker dat deze zaak nooit uit
het hoofd van den wethouder is. Misschien was het beter
het geval even te vergeten en te laten rusten, dan was
de wethouder later veel frisscher om er over te denken.
Was dat nu geen prachtig object voor een bezuinigings
commissie, om de oplossing te zoeken voor den wet
houder, die het nog niet heeft kunnen vinden
De algemeene beraadslagingen worden gesloten.
Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling.
De Voorzitter stelt voor, als de Raad daartegen geen
bezwaar heeft, de Uitgaven bij geheele bladzijden te
behandelen. Voor voorstellen wordt wel gelegenheid
gegeven om te spreken.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
Aan de orde zijn de Uitgaven.
Volgnos. 98104 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 105. Uitgaven in verband met het onderhoud
van het Stadsverzorgingshuis1.889.28.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Fransen (wethouder) wijst er op, dat op
volgno. 105, bladzijde 185, een verzoek is ingekomen
van de Voogden van het Stadsverzorgingshuis, met het
verzoek een kleine kamer te maken voor de ernstige
zieken en stervenden. Dit vraagt een crediet van
160.76. Spreker zou willen voorstellen dit bedrag
alsnog bij dit volgno. te voegen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkom
stig besloten.
Volgnos. 106125 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 126. Uitgaven ten behoeve van de bouw-
politief9.100.
De beraadslagingen worden geopend.
Den heer J. de Boer is het opgevallen, dat in den
laatsten tijd veel ongelukken gebeuren bij bouwwerken,
vooral den laatsten tijd. Daarbij is bij spreker de ge
dachte opgekomen, of het toezicht op steigers wel vol
doende is. Een ongeluk bij een steiger is meestal te
wijten aan minderwaardig en te weinig steigermateriaal.
Spreker zou gaarne zien dat daar iets meer de aandacht
op gevestigd wordt.
De heer Fransen (wethouder) heeft, omdat in het
sectierapport bij dezen post een opmerking is gemaakt,
zich bij den inspecteur van het bouwtoezicht ver
voegd. Ongelukken op bouwwerken komen voor, daar
is niet veel aan te doen, maar het is den inspecteur
niet bekend, dat die ongelukken te wijten zijn aan slecht
steigermateriaal. Onverschilligheid, roekeloosheid, on
voorzichtigheid en zorgeloosheid zijn meestal de oor
zaken, maar door slecht steigermateriaal niet, althans
daarvan is bij den inspecteur van het bouwtoezicht niets
bekend.
De beraadslagingen worden gesloten.
Volgno. 126 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 127 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 128. Onderhoud van straten en pleinen
62.517.50.
Volgno. 129. Verbetering van bestrating en het ver
vangen van een gedeelte der veldkeibestrating met andere
steensoorten5.898.25.
Volgno. 130. Uitbreiding van trottoirs f 3.396.50.
De beraadslagingen worden geopend.
De Voorzitter stelt aan de orde het voorstel van de
heeren Vromen en Oosterhoff over de posten volgnos.
128, 129 en 130, te verlagen met 15.000.
Dit voorstel luidt als volgt
„Ondergeteekenden stellen voor de posten op de
begrooting van Gemeentewerken, Uitgaven, volgnos.
128, 129, 130, te verlagen, te samen met een bedrag
van 15.000.—."
Waar toch een splitsing over de verschillende posten
bedoeld zal zijn, heeft spreker de volgende verdeeling
gemaakt: post 128 te verlagen met 13.500.post
129 met 1000.en post 130 met 500.
Kunnen de voorstellers daarmee accoord gaan
De heer Vromen: Ja.
De heer Oosterhoff: Die verdeeling is goed; het moet
toch verdeeld worden over de verschillende posten.
De heer Fransen (wethouder) had eigenlijk verwacht
dat dit voorstel door de heeren nader zou zijn toegelicht.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 333
Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927.
Er is bij deze begrootingsbehandeling gesproken over
,,God zegen de greep", maar hier is toch ook zoo iets,
want het is zeer willekeuiig. Waarom juist op dezen
post nog weer 15.000.bezuinigen en niet op de
andere? Bij de algemeene beschouwingen is reeds ge
sproken over een langzamer tempo bij de verstrating
en er minder aan te doen. Gisteren heeft spreker reeds
uiteengezet waarom daaraan niet best is te voldoen.
Er komen veel aanvragen, waaraan niet kan worden
voldaan, zoodat eerder kans is op sneller tempo dan
langzamer. Wanneer hierop bezuinigd zal worden, wil
spreker een vergelijking maken, waaruit de onhoudbaar
heid zal blijken. Als iemand gewoon is zich goed te
kleeden en plotseling bij het begin van een nieuw jaar
voor het feit komt te staan, dat op de toelage van zijn
kleeding 20 zal worden bezuinigd, zal hij op de oude
kleeren zuiniger moeten zijn. Daardoor zal hij dan langer
met de kleeding toe kunnen, maar bij de bestrating is
dat niet zoo. Als de bestrating ook zoo verstandig was
bij het begin van deze bezuiniging minder te slijten,
zou het wel gaan, maar dat gebeurt juist niet. De straten
eischen hun gewoon onderhoud.
Uit de lijst van de bestratingsplannen blijkt wel,
hoeveel reeds door het college van Burgemeester en
Wethouders op deze posten is bezuinigd en dat er al
besnoeid is, maar wat er nu op vermeld staat, is in den
loop van het jaar noodig. Wanneer men het met minder
gaat doen, is het geen bezuiniging, doch een verwaar-
loozing, die zich zal wreken over de volgende jaren.
Als de onderhoudswerken met 20 bezuinigd worden,
zal men later meer moeten uitgeven om den achterstand
weer in te halen. Spreker oordeelt het niet verstandig
een dergelijke greep te doen, maar wel verdient het aan
beveling en dat zal ook gebeuren, dat met het bedrag,
dat toegestaan wordt, zoo zuinig mogelijk zal worden
gehandeld. Er moet, volgens spreker, niets af, omdat
men dan klachten zal krijgen over het onderhoud, ter
wijl er al niet meer dan het noodige zal worden gedaan.
De heer Feddema wil er in meegaan de posten te
laten zooals ze zijn, als dan maar niet weer gebeurt
gelijk dit jaar, dat bij een overschot op de bestrating,
dat overschot wordt gebruikt voor andere straatwerken,
die niet op de lijst voorkomen. Spreker weet dat de
wethouder zuinig moet en zal beheeren, maar als er
een overschot is, zou hij den Raad daarover willen laten
beslissen. Men moet het dan niet weer zonder meer
gaan op gebruiken.
De heer Visser wil volkomen onderschrijven het be
toog van wethouder Fransen. Het bedrag, dat voor be
strating is uitgetrokken, is noodig. Ook al zou men
15.000.— bezuinigen op dezen post, dan zou men het
toch aanwenden voor andere doeleinden, zoodat het
dan geen bezuiniging zal zijn. Daarom is het beter niet
op deze posten te bezuinigen.
De heer Vromen is van meening, dat uit de bespre
king wel duidelijk blijkt, hoe moeilijk het is voor de
leden van den Raad om zelfstandig te trachten bezui
niging aan te brengen. Dit is een voorstel: ,,God zegen
de greep" zegt de heer Fransen, en spreker erkent dat.
De Raad is gebonden met handen en voeten aan den
wethouder. Dat is niet juist en moet in principe ge
wraakt worden. Er zullen klachten komen over de be
strating, zegt de wethouder. Er zullen wel klachten
komen, dat zal wel zijn, maar de Vrijheidsbond is over
tuigd, dat met minder kosten op bestrating het in dezen
tijd nog heel goed kan zijn. Wanneer men gewoon is
geld uit te geven voor de huishouding, dan gaat men
toch ook bezuinigen in tijden dat er gevaar is dat de
uitgaven de inkomsten zullen overschrijden. Welnu, de
Vrijheidsbond vindt het bedrag der belasting te hoog
en oordeelt dat Leeuwarden boven z'n stand leeft. Er
moet dus bezuinigd worden. Het is geen beginsel, dat
de uitgaven voor de inkomsten moeten gaan, laat men
dat er niet van maken. De wethouder zal trachten te
bezuinigen en probeeren iets over te houden van het
gevoteerde bedrag. Dat is heel aardig, maar de Raad
heeft toch gezien wat er gebeurd is met het overschot
van verleden jaar. De zaak met het Ruiterskwartier is
nog goed in het geheugen en de Vrijheidsbond komt
tegen dat standpunt op. Dat is een van de motieven van
dit voorstel.
De heer Feitsma Dat is struisvogelpolitiek. De
straten moeten goed in orde zijn en daarop bezuinigen
zou maken, dat het middel erger is dan de kwaal. Het
zou zuinigheid zijn, die de wijsheid bedriegt.
De heer Hofstra Wederom vragen de Vrijheids-
bonders bezuiniging op straten en pleinen. Over dit
voorstel heb ik ook mijn gedachten eens laten gaan
en dan kom ik tot het feit dat, zoolang ik lid van den
Raad ben geweest, telkens de Vrijheidsbond aandringt
op bezuiniging op bestrating, voor welke bedragen juist,
laat ik in het midden. Volgens mijn inzicht zou men
met deze bezuiniging de vitale belangen van Leeuwarden
beknibbelen, 'k Heb de cijfers voor dezen post van ver
schillende voorgaande begrootingen eens beschouwd,
tc beginnen met 1921 en dan zie ik, dat het bedrag
voor onderhoud van straten daarop voorkomt met
115.000.Verder dat wij nu hebben een 82.000.
op voorstel van Burgemeester en Wethouders. Ik meen,
gezien de kwestie wanneer men het tenminste zoo
zien wil dat in 1921 het bedrag van 115.000.
(met in aanmerking te nemen de omstandigheden dat
alles toen veel duurder was) globaal genomen met nu
gelijk is te rekenen. Iets anders is dat men, als men
de straten in Leeuwarden passeert, tot de conclusie
moet komen dat de toestand wel goed is, maar wel iets
beter kon zijn. In 1924 kwam de heer Oosterhoff met
een voorstel tot verlaging van het bedrag der be
strating, doch dit werd na bestrijding verworpen. De
toestand van de straten in 1924 is gelijk aan nu, als
men het maar eens zoo beziet. Het is dan de heer
K. de Boer die bij de behandeling van dat voorstel in
1924 zegt
-„De heer K. de Boer hoopt niet, dat het college van Bur
gemeester en Wethouders gehoor geeft aan het voorstel van
den heer Oosterhoff om het bedrag der bestrating te ver
lagen, waardoor de bestrating wordt uitgesteld, daar komt
het op neer. Het is sprekers meening dat de straten er dan
ellendig zouden uitzien."
Ik zou een vraag willen stellen. Is het nu niet gelijk
Ik weet wel dat, als men met de fiets langs de straten
rijdt ik weet niet of de heer Oosterhoff fietst maar
dan zal hij het ook wel weten men steeds op de
vellingen stuit. De heer Oosterhoff zal die feiten niet
kunnen weerleggen. Ik zal dan ook stemmen voor het
voorstel van Burgemeester en Wethouders.
De heer B. Molenaar zou niet gesproken hebben, als
de heer Vromen in laatste instantie niet had gezegd
hoe moeilijk het is voor de Raad om op deze werken te
bezuinigen. Spreker wil zich niet verhelen, dat hierbij
weer om het hoekje komt wat de Vrijheidsbond juist
heeft verloren; het kindje, dat zij een oogenblikje hebben
gehad, is, ondanks de hulp van den dokter, weer ver
loren, en nu komt het idee weer om het hoekje dat de
Raad niet kan beoordeelen en de bezuinigingscommissie
daarvoor goed was geweest. Spreker beziet het iets
anders en voelt dat de Raad Burgemeester en Wet
houders wel kan vertrouwen. Waar van de kant van den
Vrijheidsbond zelf wordt erkend hoe moeilijk het is de
zaak goed te beoordeelen, kan spreker zich niet be
grijpen hoe men dan maar lukraak een voorstel kan
doen. Het voorstel zal dan ook wel een uiting van
droefheid zijn over het zoo juist geleden verlies, ten
minste zoo voelt spreker het.