33G Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. gelijk als nu. Als het verkeer het eischt, kan men tus- schen de boomen gaan. Bovendien gaat het toch niet aan, dat wij het verkeer rekenen naar de toevalligheid dat twee auto's plus een fietsrijder elkaar passeeren, want die fietsrijder kan zeer goed uitwijken. Indien men den weg breeder maakt, neemt het snelverkeer toch weer de volle breedte in beslag. Nu kan dat niet ge schieden en men heeft nu nog een wijkplaats. Zoodra men de boomen er uithaalt, wordt het juist veel minder. Spreker geeft toe, dat het wel eens gemakkelijker zou zijn, maar het is toch een betrekkelijk kort stuk; verder op is de weg toch weer veel breeder, zoodat het maar over een klein stukje is en over dat korte eindje kan men dan beter even wachten. Men kan er niet jagen, daar komt het op neer. Het zijn boomen in volle kracht van hun groei, het zou jammer zijn ze er uit te halen en het trottoir is er niet goed voor. Mijn idee, aldus spreker, is dit maar het is technisch niet uitvoerbaar zegt de opzichter der plantsoenen dat ik zou willen planten jonge, beknopt groeiende iepen op de open plekken tussc'nen de bestaande boomen en dan in het trottoir. Die afstand is wel goed, maar de plaatsing van die nieuwe boomen er tusschen in is niet goed mogelijk, met het oog op de verdeeling in vakken door de be staande dwarsstraten. Het beste is alle er uit te halen en een geheel nieuwe opzet te maken. Burgemeester en Wethouders meenen evenwel niet dat dit op het oogen- blik direct noodzakelijk is. Als het niet zulke goede boomen waren, zou er nog iets voor te zeggen zijn. De heer Feddenra merkt op, dat het niet gaat om de auto's, maar om de wielrijders. Bij de Grachtswal, ko mende van den kant van de Ambachtsschool, wordt je, als je niet oppast, onderste boven gereden door de auto's, die voor de brug moeten stoppen men moet zooveel mogelijk rechts houden, dat gebiedt het ver keer en dan raakt de wielrijder tusschen de boomen. Er zal daar wel eens een ongeluk gebeuren. De Voorzitter is automobilist en wielrijder, maar hij heeft altijd ondervonden, dat als men kalm blijft rijden, men geen ongeluk zal krijgen. In Leeuwarden krijgt men zoo langzamerhand het groote stadsverkeer, waarbij vanzelf als regel geldt: wat achter u is, redt zich wel, let alleen op dat wat voor u is. Dat ziet men toch ook in andere drukke steden. Een automobilist rijdt toch niet opzettelijk over een wielrijder heen. De heer Feddema: Men kan niet wegkomen, U kunt het wel gemakkelijk zeggen. De Voorzitter: Men behoeft niet uit te wijken als het niet kan, dat is de zaak. Men moet beter den stelregel toepassen: dat wat achter mij is, zal wel op mij letten. De heer Visser woont er nu niet meer, maar heeft er toch eenige jaren gewoond en steeds daar gefietst. Spreker heeft van dat groote verkeer weinig last gehad, al geeft hij toe dat het moeilijker wordt, maar men moet zich naar het verkeer regelen. Spreker gelooft dat het wat meevalt. Ook de auto's moeten zich aanpassen, dat is de geheele zaak. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 131 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 132 wordt onveranderd vastgesteld. Volgno. 133. Onderhoud van kanalen, vaarten, sloo- ten, vijvers, ponten, statten, enz2.060. De beraadslagingen worden geopend. De heer Hofstra Bij de begrootingsbehandeling in de sectievergadering werd over volgno. 133 door een der leden een opmerking gemaakt „Een der leden betreurde, dat wederom geen gel den waren uitgetrokken voor verbetering van de Greuns. Scherper toezicht op het dempen van slooten achtte hij gewenscht." In de Memorie van Antwoord zeggen Burgemeester en Wethouders hierover „Het maken van een oeververdediging aan de Greuns komt ons niet direct noodzakelijk voor. Op het dempen van slooten wordt o. i. voldoende toe gezien." Ik herinner mij bij de vorige begrootingsbehandeling ook hierover een opmerking gemaakt te hebben, maar wat ik toen heb gezegd, zou ik niet willen herhalen. Toch wil ik het college van Burgemeester en Wethou ders zeggen, dat de toestand niet voldoet. Nu wil ik niet daarmede in verband brengen wat dit jaar gebeurd is met het stranden van de boot, maar dat was toch niet noodig geweest. Ik wil de verantwoording van wat daar gebeurt, dan ook niet dragen. Veel kleine scheepjes hebben er direct hinder van ondervonden en ondervin den dat nog. Ook kunnen daar de gemeente-eigendom men enorm worden uitgebreid. Er is al heel veel afge slagen. Het vaarwater is in orde en behoort bij de provinciale bemoeiingen, doch ik heb het alleen over den oever van de Greuns. Iets anders is wat het dempen van slooten betreft. Het is mij bekend dat dit jaar een sloot gedempt is, die niet beantwoordde aan de verordeningen. De wethouder zal er wel mee bekend zijn, doch ik geef in overweging er goed toezicht op te houden. De heer Fransen (wethouder)Ik heb er aan gedacht, dat die opmerking reeds het vorige jaar is besproken en reeds toen is gezegd door den heer Hofstra, dat het daar gevaarlijk is. Ik meen dan ook toen opdracht ge geven te hebben het te onderzoeken. Het is provinciaal vaarwater en strikt genomen ligt het eigenlijk op den weg der provincie daar verbetering, als dat noodig is, aan te brengen. Ik wil het echter wel onderzoeken, maar om tot oeververdediging over te gaan, zal niet te best gaan, omdat de plannen er zijn met de kanaalverbre ding en dan zou alle werk voor niets zijn. Bovendien, wat er nu van zelf afgaat, behoeven wij er dan later niet af te nemen. Het kanaal wordt dan veel breeder, zoodat er toch al heel wat af moet. Wat wij er nu voor uitgeven, zou weggegooid geld zijn. Nu over de demping van slooten. Die sloot is volgens den heer Hofstra niet gedempt volgens de verordening. Die sloot is evenwel gedempt precies volgens de ver ordening. Wij moeten niet vergeten het was achter het Noordvliet-Slot hoe de demping in zijn werk gaat. Laat ik daarvan een klein schetsje geven. Eerst wordt de sloot drooggelegd. De blabber wordt er uit gehaald en die laat men ook drogen. De sioot wordt dan aangestampt met grond. Als het droog gemaakte gedeelte bestemd is voor huizenbouw, wordt er zand gebruikt, maar dit was voor tuintjes en dan dempt men met grond. De blabber was gedroogd en die is er boven op gedaan. Dat is heel vette grond. Toen de heer Hof stra mij in den loop van het jaar er op attent maakte, ben ik er heen gegaan, maar ik kon er niets van merken dat het niet goed was. Ik kon er zelfs met gepoetste schoenen overloopen en er ook zoo weer netjes afko men. Ik geef echter toe, dat het eerst wat vreemd lijkt, vooral als grond wordt aangevuld bij nat weer. De heer Hofstra is van meening, dat de wethouder wel op hetzelfde standpunt staat als door spreker werd Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwaruen van Dinsdag 20 December 1927. 337 Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. bedoeld, maar toch is er nog verschil van meening. De wethouder zegt: het is provinciaal vaarwater en con cludeert dat de gemeente er geen verantwoording voor heeft te dragen. Spreker heeft echter gezegd, dat er veel van de kanten was afgeslagen, waarmee de huur ders telkens hebben geworsteld. Om de afslag zooveel mogelijk tegen te gaan, werd nu en dan eens een paal geslagen. Nu de grond wordt afgeslagen, komen die palen in het water en 's zomers, bij laag water, kan men, als men daar met een motorbootje langs gaat, de palen vinden. De wethouder heeft gezegd, dat het on derzocht is geworden, maar wanneer het straks weer zomer is, wil spreker zich de moeite getroosten met die ambtenaar mee te gaan, om hem eens een en ander aan te wijzen en een onderzoek in te stellen, want dezelfde palen zitten er nog. De beraadslagingen worden gesloten. Volgno. 133 wordt onveranderd vastgesteld. Volgnos. 134142 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 143. Onderhoud van plantsoenen 28.207.—. De Voorzitter: Hierbij komt in behandeling een voor stel van de heeren Oosterhoff en Peletier, luidende „Ondergeteekenden stellen voor de kosten voor onderhoud, enz. van plantsoenen met 5000.te verminderen." De beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Veen wil niet spreken over het voor stel van de heeren Oosterhoff en Peletier, maar over een vraag, in de sectievergadering gedaan, om in de plantsoenen aan de Zuidzijde van het Kanaal, Oranje Nassaupark, Emmaplein en langs weerszijden Emma- kade eenige rustbanken te plaatsen. Er wordt daar nog al veel gewandeld en er is eenig plantsoen. In de Memorie van Antwoord zeggen Burgemeester en Wet houders geen bezwaar te hebben tegen het plaatsen van eenvoudige banken langs de Emnrakade, tusschen de boomen. Spreker vraagt of hij daaruit moet afleiden, dat het nu ook zal gebeuren dat ze geplaatst worden. Zoo dit het geval mocht zijn, is spreker zeer erkentelijk voor deze inwilliging, doch zou ook gaarne in de plant soenen eenige banken willen plaatsen. De heer Botke wijst er op, dat in de sectievergadering gesproken is over bezuiniging op den dienst der plant soenen. Men meende, dat door meer éénjarige planten door vaste planten te vervangen, wel bezuiniging mo gelijk ware. Andere leden hebben gezegd het te zullen betreuren, als op plantsoenen zou worden bezuinigd. In de Memorie van Antwoord zeggen Burgemeester en Wethouders hierover „Waar uit het door Rapporteurs medegedeelde blijkt, dat de meeningen inzake vermindering van de uitgaven voor de parken en plantsoenen verdeeld zijn, mogen wij volstaan met er op te wijzen, dat wij op de desbetreffende posten van de begrooting voor het jaar 1928 rond 5500.minder hebben uitge trokken dan in die voor 1927 was opgenomen.". Spreker is van een van die leden, die het zal betreuren, als op de plantsoenen nog meer zal worden bezuinigd. Naar sprekers meening heeft de opzichter over de plantsoenen z'n uiterste best gedaan zijn afdeeling zuinig te beheeren. Spreker herhaalt dan wat hij ook al bij de vorige begrooting heeft gezegd, dat de bezui niging hierop toch al heel groot is, want ieder jaar komt er nieuw plantsoen bij en iedere boom en plant vraagt z'n onderhoud. Ondanks de uitbreiding van de plantsoenen is er toch weer bezuinigd dit jaar, zoodat dit onderdeel heel goed wordt beheerd. Er zullen wat minder planten, heesters, enz. worden aangeschaft en op het vervoer van boomen en takken, enz. en op andere posten wordt iets bezuinigd. Er is dan ook niet meer te bezuinigen, want men moet de plantsoenen toch be hoorlijk onderhouden, daar alles er anders heel gauw slordig zal uitzien. Als gebeurt, wat nu wordt voor gesteld, en op dezen post nog extra 5000.wordt bezuinigd, zal er minder aan de plantsoenen kunnen worden gedaan in de eerste paar jaren, met gevolg, dat men later zooveel te meer zal moeten uitgeven. Jonge boomen, die niet op tijd gesnoeid worden, kosten later aan onderhoud meer. In plaats van bloemen zou men meerjarige planten kunnen nemen, wordt gezegd, omdat die goedkooper zijn in onderhoud, maar spreker gelooft niet, dat er overdadig met bloemen gewerkt wordt. Als men nu eens neemt het perk, dat ligt tegenover de Klanderij; dat kost natuurlijk wat geld, maar in het voorjaar en in den zomer is het een lust voor de oogen als dat perk er niet was, zou het daar een doode steenmassa zijn, nu is het een schitterend gezicht. Wanneer dat perk vol stond met gewone heesters, zou het niet een dergelijk effect maken. Neem verder het Blokhuisplein met zijn grauwe omgeving: een school, de gevangenis, het Ziekenhuis, enz. Daar is in het midden, om de lantaarnpaal heen, een bloembed aangelegd; dat is een mooi gezicht en het breekt de grauwe eentonigheid van die gebouwen. Spreker is daarom tegen de voorgestelde bezuiniging en hoopt dat de Raad het met hem eens is. Wat voor plantsoenen is uitgetrokken, moet niet worden vermin derd; het bedrag is noodig om ze behoorlijk te onder houden. De opzichter doet zijn uiterste best alles zuinig en goed te beheeren, maar met een kleiner bedrag, dan thans is begroot, is het niet meer goed te doen. De heer Peletier is van oordeel ofschoon de reden waarom de heer Botke tegen het voorstel is, zeer sym pathiek is dat het toch niet noodzakelijk is, zooveel ei voor uit te trekken. Spreker wil dan opmerken, dat zijn voorstel in de eerste plaats is voortgekomen uit overweging, dat Burgemeester en Wethouders op dezen post hebben willen bezuinigen, doch dat de door hen aangebrachte bezuiniging echter alleen personeele aan gelegenheden betrof en nog wel door toevallige om standigheden, waardoor van vooropgezette bezuiniging feitelijk niets is gebleken. Het komt de leden van den Vrijheidsbond echter voor, dat het noodig is verder te bezuinigen. Reeds dikwijls is hier gesproken over be zuiniging, maar tot dusver heeft spreker in deze ver gadering niet gezien, dat deze Raad ernstig van wil is te bezuinigen De heer Westra: Het komt nog. De heer Peletier al zegt de heer Westra ook: het komt nog; spreker gelooft daar niet aan. Toch is bezuiniging noodzakelijk, omdat er anders groote kans bestaat dat de begrooting niet door het college van Gedeputeerde Staten zal worden goedgekeurd. Spreker zal ten aanzien van den post, waarom het hier gaat, geen uitvoerige beschouwingen houden, maar hij is er van overtuigd, dat hierop kan en mag worden bezuinigd. De plantsoenen zijn zeker heel mooi en er wordt anders voor de aantrekkelijkheid dezer gemeente ook niet zoo veel geboden, maar het is toch luxe, die overbodig wordt, wanneer het met de financiën moeilijk gaat loopen. Wanneer de mooie en kostbare bloemen ver vangen worden door heesters b.v., komt het toch al veel goedkooper uit, zooals de heer Botke reeds zeide

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 36