270 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
verschillen. Niettemin moet het toch zoo zijn, dat voor
stellen aan den Raad een grootst mogelijke meerderheid
in het college zullen moeten hebben, om met vrucht
zaken te kunnen doen. Ik neem dan als bewijs, dat
Burgemeester en Wethouders in bijlage no. 13 zeggen
,,Uit een en ander moge blijken, dat ons college
zich er van bewust is dat. nu de omstandigheden
meer dan ooit dringen, een zoo zuinig mogelijk be
heer van de gemeente-huishouding geboden is."
Ik mag en wil niet aannemen dat, hoe of de omstandig
heden ook mogen zijn, het achteraf zou blijken, dat
zekere voorstellen door de kleinst mogelijke meerder
heid in het college op de begrooting een plaats hadden
gekregen.
Het zijn Burgemeester en Wethouders, die daarvoor
niet den minsten grond geven, want als in jubel zeggen
ze in bijlage no. 13: „Wij hebben een en ander door
verschillende omstandigheden kunnen bereiken", n.l.
in aanduiding met ,,Wij" zonder meer. Of er dan zoo
veel is bereikt Het komt mij ook voor van niet. Want
wat lees ik op bladzijde 377, bijlage no. 17, dat de
meerdere winst uitsluitend een gevolg is eener grootere
afname, dus het: „Wij hebben kunnen bereiken", een
andere oorzaak zal moeten hebben. Het ging mij dan
ook niet hierom wat dit college al had kunnen bereiken,
maar te laten uitkomen dat zonder onderscheid dit voor
stel of deze concept-begrooting van het samengestelde
college in het geheel is. Waarom ik hier den nadruk
op leg, Mijnheer de Voorzitter! Zoo heb ik het gevoel:
heeft de gemeenteraad van Leeuwarden een college
van Burgemeester en Wethouders noodig dat den pols
slag van hun tijd verstaat M. a. w., zooals de Raad
bij besluit van 18 October 1.1. heeft teruggenomen een
verhoogde progressie voor de gemeentelijke inkomsten
belasting, zoo zullen nog wel eenige andere zaken onze
aandacht vragen.
Doch bij dit alles verheugt mij dit: het college is er in
geslaagd dat wij voor dezen keer een concept-begrooting
hebben te behandelen waarbij de einden vastgeknoopt
kunnen worden. Niettemin kan dat gebeuren, en is alleen
mogelijk, indien de Raad wil meewerken, wat natuurlijk
moet worden afgewacht. Hierop vooruit te loopen heeft
totaal geen zin. Toch wil ik niet nalaten, te laten zien,
met welke offers een sluitende begrooting te maken is.
Offers in dezen zin, dat men de burgerij des te dieper
in de beurs laat tasten. Bij besluit in de vergadering
van 3 Mei 1.1. heeft de Raad besloten de belasting naar
het inkomen te verhoogen, n.l. van 4.75 tot 5.6. Wat
overeenkomt met een meerdere belastingopbrengst van
een slordige 175.000.Vervolgens is het mogelijk
gebleken de winsten der onderscheidenlijke bedrijven
te verhoogen. Het gunstige verschil van het gemeentelijk
electriciteitbedrijf is in tegenstelling met '27 54.258.34,
voor het Openbaar Slachthuis 17.423.14, de voor 1928
geraamde winst door het gasbedrijf op 37.371.94.
Te zamen genomen: over deze 3 bedrijven een hooger
inkomste „zoo de Raad aanneemt het onder a genoemde
in bijlage no. 13" voor de begrooting 1928 een bedrag
van ruim 109.000.Ik moet daarbij opmerken dat
de Raad in de vergadering van 3 Mei LI. eveneens be
sloten heeft de winst der gasfabriek aan de begrooting
van '27 ten goede te doen komen. Feitelijk moet ik dan
deze winst a ruim 21.000.van het bedrag zoo even
genoemd aftrekken, waardoor dan een beter beeld ge
geven kan worden, dat aan deze begrooting een
meerdere ontvangst van ruim 87.000.ten goede
komt.
Nu zeggen Burgemeester en Wethouders betreffende
deze meerdere winst in de Memorie van Antwoord naar
aanleiding van het sectieverslag o.a. dit
„De meening dat de hoogere raming der winsten
uit de verschillende bedrijven een ongewenschte
belastingverplaatsing inhoudt, wat tot herziening der
tarieven voor gas en electriciteit zou moeten leiden,
wordt door ons niet gedeeld".
Burgemeester en Wethouders schijnen niet van mee
ning te zijn dat de baten der bedrijven, gestort in de
gemeentekas, niet een vermeerdering van lasten inhoudt.
Neen, bij de bestaande lasten zijn deze baten niet een
vermeerdering, maar wel een ongewenschte belasting
verplaatsing. Neem weg de baten der bedrijven en weg
is Uw post onvoorzien en daarbij een te kort inzake de
concept-begrooting.
Burgemeester en Wethouders meenen dat een her
ziening der tarieven voor gas en electriciteit hun niet
gewenscht voorkomt. Ik deel die meening niet. Of het
bedrag aan winst voor de gasfabriek over 1928 toelaat
den gasprijs te verlagen, laat ik in het midden. Ter ge
legener tijd kan er over gesproken worden, wanneer
Burgemeester en Wethouders met praeadvies bij den
Raad komen aangaande de aanvrage voor gasprijs-
verlaging voor de bedrijven en grootverbruikers van gas.
De heer Dijkstra: Net alsof het dan goedkooper wordt.
De Voorzitter: Niet interrumpeeren, wij beginnen pas.
De heer Hofstra: Doch voor electriciteitsprijsverlaging
is groote aanleiding. Gezien de winst van dit bedrijf
aan de gemeente voor 1928, begroot op 171.375.83,
is het gebiedend om den stroomprijs voor licht en kracht
beide te herzien. Of ik, en deze vraag kan het college
mij stellen, geen rekening wil houden met andere
gemeentebedrijven, die nadeelige saldo's hebben? Zeer
zeker wel. Gaarne wil ik meewerken om alle bedrijven
met elkaar in overeenstemming te brengen, d. w. z. dat
het nadeelige van 't eene in overeenstemming zal wezen
met het voordeelige saldo. Maar ik deel de meening niet,
dat de bedrijven een winstbron moeten worden, om
alles maar mogelijk te maken. Er is aan alles een grens.
Het is klaarblijkelijk niet overbodig mijn zienswijze
omtrent deze kwestie met een voorbeeld duidelijk te
maken. Een voorbeeld voor de samenleving niet toelaat
baar, doch in dit opzicht voor den Raad wel.
Wij stellen ons voor een huisgezin met 4 a 5 kin
deren, nu nog schoolgaande. Als vanzelf kan zoo'n tijd
een zorgvolle weg voor de ouders zijn, waar nog bij
komt, dat zij moeite noch kosten willen sparen de kin
deren later een positie te geven, die er zijn mag; 't is de
begeerte der ouders. Op lateren leeftijd brengen deze
kinderen hun baten mee, d. w. z. de belooningen en
salarissen worden aan de ouders afgestaan, zoodat deze
naar omstandigheden over de financiën kunnen be
schikken.
Maar wat blijkt nu, dat deze ouders, met een hart van
brandende liefde, voor alles wat nuttig en aangenaam
is, alles willen steunen. Ja, zelfs in die mate, dat hun
eigen toestand eer verslechterd dan beter wordt. Ze
zien dat zelf ook wel in, maar kunnen zich van de aan
gename en nuttige dingen niet los maken, tot schade
van hen en hun nageslacht.
Is het dan niet te begrijpen, dat de kinderen, op een
zekeren leeftijd gekomen, de teugels mee in handen
nemen, door de ouders te laten weten geen hooger be
drag te zullen geven, dan noodig is voor onderhoud en
kleeding? En nu de toepassing. Voorop wil ik wel
stellen, dat bijna elk voorbeeld, en ook dit, in een of
ander opzicht mank gaat. Stel dan voor de ouders, den
Raad onzer gemeente, dan in zijn geheel genomen; voor
de kinderen, de verschillende bedrijven, waardoor dan
als vanzelf het voorbeeld geheel verstaanbaar is.
Het is een feit, dat de gasprijs voor de burgerij niet
hoog is, maar voor de industrie toch weleer te hoog
dan aan den lagen kant is. Zoo ook met den electrici-
teitsprijs. Wat is daarvan het gevolg? Dit, Mijnheer
de Voorzitter, dat de bedrijven, die gas en stroom moe
ten afnemen, de productieprijzen daardoor zien verhoogd
en daar onomstootelijk mee moeten rekenen, waarvan
gevolg zal zijn, indien een betere conjunctuur van
het bedrijf niet mogelijk is minder gunstige arbeids
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad
van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 271
voorwaarden. Door een indirecte belasting op het
bedrijf te leggen, kan men in vele opzichten een anti
sociale daad verrichten.
Volgens bijlage no. 13 is het college zich er van be
wust, dat de omstandigheden meer dan ooit dringen
en een zoo zuinig mogelijk beheer geboden is en het
vraagt mitsdien aan den Raad, onder letter b, te besluiten,
aan Burgemeester en Wethouders op te dragen na te
gaan, welke de gevolgen, zoowel financieele als andere,
zullen zijn van opheffing der Gemeentelijke Hoogere
Burgerschool met 3-jarigen cursus, zoomede van vermin
dering van het gemeentelijk bewaarschoolonderwijs en
daarover rapport uit te brengen. Mijnheer de Voorzitter,
ik meen dat hier niets tegen kan zijn, Burgemeester en
Wethouders deze opdracht te verstrekken. Baat 't niet,
't schaadt ook niet.
Aan deze opdracht zou ik willen verbinden deze ge
dachte: in hoeverre het mogelijk is het bewaarschool-
onderwijs over te dragen aan verschillende vereenigin-
gen en vereenigingen van ouders, die voor hun kinderen
bewaarschoolonderwijs begeeren; daarnaast kan dan de
gemeente subsidiëerend te werk gaan.
Dit lijkt mij de eenig mogelijke weg, om van dit dure
paardje een dragelijk diertje te maken.
Bij wat Burgemeester en Wethouders onder letter e
voorstellen te besluiten, kan ik kort zijn. Wij kunnen
met Burgemeester en Wethouders meegaan het adres
inzake de salariëering voor kennisgeving aan te nemen,
maar daarbij nadrukkelijk den wensch te kennen geven,
inzake een algeheele herziening, bekwamen spoetl te
betrachten. Een partiëele herziening loopt ook gevaar,
onbillijkheden voor anderen teweeg te brengen.
Naar aanleiding van een antwoord in bijlage no. 17,
betreffende volgnummer 236, waarin Burgemeester en
Wethouders zeggen dat de Burgemeester, als hoofd der
politie, overwegend bezwaar zou hebben tegen het in
stellen van een georganiseerd overleg, zou ik gaarne
deze bezwaren vernemen. Over het opnemen van
politiepersoneel in een georganiseerd overleg, kan m. i.
tot het in uitzicht gestelde praeadvies worden gewacht.
Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog iets willen zeggen
naar aanleiding van de laatst gehouden gemeenteraads
verkiezing en de daaruit voortvloeiende andere zaak,
n.l. de wethoudersverkiezing. Het is de plaatselijke
afd. der Anti-Rev. Partij bij de laatst gehouden ver
kiezing te beurt gevallen den vierden man te mogen af
vaardigen naar dezen Raad. Als vanzelf zal deze partij
door een crescendo-bezieling haar invloed trachten uit
te breiden, ook inzake onze gemeentepolitiek. Hoewel
deze nu als vier leden, vormende de Anti-Rev. fractie,
zich als doel stellen, krachtens de Gemeentewet, niet
anders te beoogen dan het algemeen gemeentebelang,
zal het toch wel eens een enkelen keer gebeuren, door
het dragen van een beginsel, af te wijken van den
gedachtengang van andere leden van dezen Raad. Of
zal zoo iets zich voordoen, als n.l. het samengaan der
3 fracties, die te zamen in accoord hebben goed
gevonden eikaars candidaten bij de laatst gehouden
wethoudersverkiezing te stemmen, waardoor de eisch
der Federatie der S. D. A. P. is verwezenlijkt? Ik behoef
niet te verheelen, dat deze wethoudersverkiezing niet
gegaan is, zooals ik die gaarne had gezien. Bij voorbaat
wil ik dan ook mijn teleurstelling uitspreken, niet in
dien zin, alsof deze verkiezing niet zou zijn geschied
langs wettigen weg, maar zoo, dat de inzet van onder
handeling niet in overeenstemming is geweest met de
opvatting, dat gekozenen zich stellen boven hen die
benoemen. Ik meen goed te doen even te releveeren
langs welken weg de verdere samenstelling van dit
college is mogelijk geworden.
Het was bij schrijven van 17 Juni 1927, dat de soci
aal-democratische raadsfractie ter kennis bracht
aan alle fracties van dezen Raad dat de Federatie
der S. D. A. P. hare vertegenwoordigers machtigde om
onderhandelingen te openen over de in September a.s.
te houden verkiezing van wethouders.
Mogelijk doe ik beter het schrijven woordelijk voor
te lezen.
Sociaal-Democratische
Arbeiders-Partij.
Leeuwarden, 17 Juni 1927.
Aan de fracties
uit den Gemeenteraad van Leeuwarden.
M.
Onder verwijzing naar onderstaande motie, verne
men wij gaarne uiterlijk Dinsdag 5 juli a.s. of Uwe
fractie genegen is, op den in deze motie aangegeven
grondslag een bespreking te hebben met onze fractie
over de in September a.s. te houden verkiezing van
wethouders.
Bij toestemmend antwoord zullen tijd en plaats van
samenkomst vroegtijdig ter Uwer kennis worden
gebracht.
Namens de Sociaal-Democratische Raadsfractie,
Hoogachtend,
(w.g.) H. DE BOER, Voorz.
MOTIE.
De Federatie der S. D. A. P., bijeen in huishou
delijke vergadering op Donderdag 16 Juni 1927,
machtigt haar vertegenwoordigers in den Gemeente
raad onderhandelingen te openen over de in Septem
ber a.s. te houden verkiezing van wethouders met die
fracties, welke met haar van meening zijn, dat de
elf leden tellende fractie der Sociaal-Democratische
Arbeiders-Partij in het nieuw te vormen College van
Burgemeester en Wethouders een tweetal zetels be
hoort te bezetten,
en besluit, dit standpunt ter kennis te brengen van
alle fracties.
De kwestie, waarover het in dit schrijven ging, is dui
delijk genoeg. Het was de federatie, die hare vertegen
woordigers machtigde besprekingen aan te gaan over
het bezetten van 2 wethouderszetels, datzelfde, wat ook
als eisch was gesteld bij de wethoudersverkiezing in
1923.
Deze zaak heeft natuurlijk een punt van bespreking
uitgemaakt bij de Anti-Revolutionnaire en Christelijk-
Historische fracties, waarna het volgende schrijven
aan de Sociaal-Democratische raadsfractie verzonden
werd
Leeuwarden, 23 Juni 1927.
Aan de Sociaal-Democratische Raadsfractie.
M.,
De Rechtsch-Protestantsche Raadsfractie, samen
gesteld uit de Anti-Revolutionnaire en Christelijk-
Historische gekozen raadsleden, heeft de eer U mede
te deelen, dat Uw schrijven d.d. 17 Juni betreffende
de te houden verkiezing van wethouders haar aan
leiding geeft tot het stellen van de beide navolgende
vragen
le. Hoe stelt U zich de verdere samenstelling van
het college van Burgemeester en Wethouders voor?
2e. Is U, ingeval U gedurende de komende vier
jaren naar een bepaald program denkt te werken,
bereid den hoofdinhoud daarvan mede te deelen
Een spoedige beantwoording der vragen zal dezer
zijds zeer op prijs worden gesteld.
Namens de Raadsfracties voornoemd.
De bedoeling van deze vragen kan duidelijk genoeg zijn.