348 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. heer Tamminga heeft verder gesproken over de paarden. Nu wil spreker wel toestemmen, dat het onderhoud van landbouwpaarden niet zoo duur is, maar als men de cijfers van den Directeur der Reiniging omtrent het onderhoud van de paarden vergelijkt met andere ge gevens, dan is het verschil niet zoo heel groot. Als men alles berekent valt dat iets mee. De Directeur komt dan voor voeding en ligging per paard ongeveer op een bedrag van 1.48 per dag. Nu heeft spreker eens geïnformeerd bij stalhouders in de stad, die z.g. sleeperspaarden hebben en voor vergelijking in aan merking komen. Dan zijn er die per dag voederen 13 a 14 K.G. hooi a 7 cent is reeds 91 cent per dag. Daar komt ligging, enz. bij, zoodat het al heel gauw een gulden per dag wordt. Dan zitten er nog andere on kosten in, als loonen voor toezicht, stalknecht, smid, enz. Dit heeft over de jaren 1924, 1925 en 1926 bedragen respectievelijk 7300.7500.en 7400.of per paard per dag respectievelijk 1. 0.96 en voor 1926 1.— per dag. Zoodoende komt men op een onderhoud van 2.48 per paard en per dag. Door den heer J. de Boer is gesproken over de closet inrichting. Dat is evenwel niet zoo eenvoudig op te lossen als de heer J. de Boer aangeeft. Spreker wil toestemmen dat bij toepassing een verbetering zou worden bereikt, maar of het in de eerste jaren voordeel zou zijn voor de gemeente is moeilijk te gelooven. Ook is het vrij moeilijk er nu zoo maar over te spreken, want men zou de kaart van Leeuwarden voor zich moeten nemen om precies na te gaan waar die ver spreide tonnen staan om daar closets voor te schrijven. Het is natuurlijk onder de oogen te zien om voor be paalde nieuwe wijken er op aan te dringen. De heer Tamminga wil nog gaarne even antwoorden. De wethouder O. F. de Vries beweert dat de dienst niet zwaarder is dan vroeger, maar verliest dan uit het oog dat de afstand, waarover de tonnen gedragen moeten worden, veel grooter is. Vroeger had men 90 en nu 120 tonnen te verwerken, waarbij dan vroeger het ledigen kwam, maar nu is dit toch zwaarder ge worden. Terwijl vroeger de wagen vlak bij het perceel reed, wordt nu vanuit een centraal punt een geheele wijk bediend. De wethouder heeft ook het cijfer materiaal van spreker niet weerlegd en spreker kan dan ook zijn berekening handhaven. Hij blijft concludeeren dat minstens 300.per paard en per jaar bezuinigd kan worden, al zal spreker daarvan dan ook geen voorstel maken, omdat de paarden er zijn en hij niet w il hebben dat deze de dupe worden van een verkeerd systeem. Spreker geeft echter in overweging of het niet economischer zou zijn de paarden onder te brengen in één der stadsboerderijen. Als spreker zelf land bouwer was, zou hij graag de paarden voor 500. per jaar willen hebben. Daardoor zou een besparing worden verkregen van 400.per paard. Spreker geeft Burgemeester en Wethouders in ernstige over weging een serieus onderzoek in te stellen. De heer O. F. de Vries (wethouder) heeft met belang stelling gehoord wat de heer Tamminga mededeelde. Spreker vindt het vanzelf sprekend, dat er rekening mede gehouden zal worden in het college van Burge meester en Wethouders en zegt een ernstig onderzoek toe. Spreker heeft de cijfers gegeven zooals die zijn, en als daarop te bezuinigen valt, moet het gebeuren. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. De verschillende volgnos. van Baten en Lasten worden onveranderd vastgesteld, waarna de geheele begrooting onveranderd wordt vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van de Stads Bank van Leening. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Van der Veen: Het vorige jaar is door mij ter sprake gebracht of het niet wenschelijk was de ver- koopingen van de niet ingeloste panden van de Bank van Leening bij avond te doen plaats hebben, om zoo doende een grooteie opbrengst te verkrijgen. Toen is door Burgemeester en Wethouders toegezegd de com missie van administratie der Stads Bank van Leening daarmee in kennis te stellen en haar te vragen haar oordeel daarover te geven. Ik heb dit jaar gevraagd of er antwoord is gekomen. Het antwoord luidt, dat de opbrengst der verkoopingen overdag nooit reden tot klachten heeft gegeven. Indien de verkoopingen bij avond werden gehouden, zou men meerdere kosten voor verlichting, overuren, enz. krijgen en het voordeel der hoogere opbrengst der panden zou hier niet tegen opwegen. Alleen uit dat eene, dat de verkoop overdag nooit reden tot klachten gaf, zou men kunnen opmaken, dat ik zonder eenige aanleiding de vraag had gedaan. Daar wil ik tegen opkomen. Het volgend citaat uit het verslag van 1924, betreffende de verkoopingen, was voor mij aanleiding tot de vraag. Daar staat „Uit bovenstaand staatje blijkt, dat, zooals in het vorige verslag reeds was voorspeld, de tekorten bij elke verkooping slechts gering waren. De te ver- koopen goederen, als kleeding, schoeisel, enz. komen voor het meerendeel in handen van opkoopers, daar in het algemeen weinig particulieren de verkoopingen bezoeken en er van die zijde dus weinig vraag is. hetgeen in hooge mate den prijs beïnvloedt, die voor dat soort panden kan worden gemaakt." Ja, Mijnheer de Voorzitter, dat was wel een klacht en die deed mij het vorige jaar vragen: is het niet voor- deeliger de verkoopingen bij avond te houden? Wan neer de commissie tot de conclusie komt, dat de meer dere opbrengst niet opweegt tegen de meerdere kosten, dan heb ik er vrede mee, dat geen wijziging plaats vindt. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn de Baten. Volgnos. 18 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde zijn de Lasten. Volgnos. 923 worden onveranderd vastgesteld. De geheele begrooting wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van het Openbaar Slachthuis. De algemeene beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter: Het voorstel van den heer Westra luidt als volgt „Ondergeteekende stelt voor de volgende motie De Raad der gemeente Leeuwarden spreekt de wenschelijkheid uit dat voor het bedrijf van het Openbaar Slachthuis een vaste raadscommissie worde ingesteld en gaat over tot de orde van den dag." De heer Van der Veen: Zou het in verband met het voorstel van den Westra aanbeveling verdienen om, wanneer men diens idee is toegedaan, het Slachthuis onder te brengen bij een bestaande commissie Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. 349 Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. De Voorzitter: Dat kan altijd nog. Burgemeester en Wethouders zullen eerst moeten overwegen of zij er gehoor aan willen geven en dan of het bij een be staande commissie zal worden ondergebracht of dat er een nieuwe commissie voor zal worden benoemd. Het voorstel wordt met 23 tegen 4 stemmen aan genomen. Vóór stemmen: de heeren Visser, Tamminga, Dijkstra, Van der Veen, J. de Boer, Hofstra, Botke, Westerhuis, Hooiring, M. Molenaar, O. F. de Vries, mevrouw Buis manBlok Wijbrandi, de heeren Tietnersma, B. Mole naar, H. de Boer, Oosterhoff, Feitsma, Peletier, Fed- dema, Muller, Blanson Henkemans, Vromen en Westra. Tegen stemmen: de heeren Lautenbach, Fransen, IJ. de Vries en Ritmeester. De algemeene beraadslagingen worden gesloten. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Aan de orde zijn de Baten. Volgnos. 116 worden onveranderd vastgesteld. Aan de orde zijn de Lasten. Volgnos. 1752 worden onveranderd vastgesteld. De geheele begrooting wordt onveranderd vastgesteld. Aan de orde is de ontwerp-Gemeentebegrooting. Wordt overgegaan tot artikelsgewijze behandeling. Volgnos. 177183 worden onveranderd vastgesteld. Volgno. 184. Presentiegelden van de leden van den Raad4.500. De beraadslagingen worden geopend. De VoorzitterIk heb hier drie voorstellen le. Het voorstel van de commissie van rapporteurs tot het houden van avondvergaderingen. 2e. Het voorstel van den heer Peletier tot verlaging van het presentiegeld tot 5. 3e. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot vergaderen om de drie weken. Ik wil even opmerken, dat Gedeputeerde Staten het presentiegeld vaststellen. Zij zouden het dus op 5. moeten brengen. De Raad kan echter wel een verzoek indienen. Eerst wordt in behandeling gebracht het voorstel tot het houden van avondvergaderingen. De heer Tiemersma: Aan het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders, om het aantal raads vergaderingen te verminderen tot 17, zou ik de j restrictie willen verbinden, om het te beschouwen als proef gedurende één jaar, zoodat het Reglement van Orde niet behoeft te worden gewijzigd. Mocht het blijken, dat er moeilijkheden zijn bij werkelijke door voering, dan kan de Raad er op terugkomen. De Voorzitter: lk wil eerst aan de orde stellen de kwestie van avondvergaderingen. De heer Peletier Mijnheer de Voorzitter. Het gaat hier dus over het vergaderen op avond, het voorstel van de Commissie van Rapporteurs. Ik ben er op tegen. Ik weet, dat er veel voor te zeggen valt, maar één ding is er op tegen. Wij leven n.l. nog altijd en staan nog steeds in het teeken van vereenigingen en vergaderin gen, waardoor men dikwijls reeds meerdere avonden per week bezet is. leder heeft ten dien aanzien zijn eigen relaties, zoodat er voor het gezinsleven niet veel avonden over blijven. Op grond daarvan kan ik mijn stem niet aan het voorstel geven. De heer IJ. de Vries: Ik zou willen vragen als wij avondvergaderingen houden, zal het dan ook beteeke- nen, dat er veel secretariepersoneel tegenwoordig moet zijn, zoodat wat wij bezuinigen op presentiegeld, moet worden uitgegeven aan het personeel ter secretarie lk heb de vergaderingen ook liever op middag en als er dan nog tegenover zou staan, dat het geen doel heeft, dan is het vergeefsche moeite. De heer Muller: Ik heb dit voorstel mee ingediend, omdat ik mij reeds lang de vraag heb gesteld waar voor moet deze vergadering juist op den dag gehouden worden, terwijl alle andere vergaderingen, die wij in ons leven meemaken, op avond zijn, nadat men zijn dagtaak heeft volbracht? Mijnheer de Voorzitter, hoe veel te meer reden is er dan niet om 's avonds de Raadsvergaderingen te houden. Wij zijn toch nog niet allemaal zoo ver, dat wij in dezelfde gunstige omstan digheden verkeeren als den heer Blanson Henkemans, die gepensionneerd is? Nu zegt men: daarvoor is het presentiegeld? Dat is inderdaad juist, maar er is hier al een strooming om het presentiegeld te verminderen en dan zou het gevolg toch zijn, dat het voor verschil lende menschen, die nu zonder financiëel nadeel de positie van raadslid kunnen bekleeden, wanneer men het gaat verminderen en de vergaderingen overdag blijft houden, zeer moeilijk wordt. Mijnheer Peletier, als men advies uitbrengt aan de Gedeputeerde Staten om het presentiegeld te verminderen, iets wat ik ontraad, dan kan men dat beter doen, indien men de vergaderingen bij avond houdt, want dan kan men tenminste zonder financiëel nadeel zijn functie als lid van den Raad waar nemen, dan wanneer men het op den dag zou eischen tegen verminderd presentiegeld. Het is mij tot nog toe nooit duidelijk geworden, waarom deze vergaderingen op den dag worden gehouden. Er is mij ter oore geko men, dat indertijd, vóórdat ik lid was, die zaak ter sprake is gebracht. De vroegere voorzitter was er op tegen, omdat de heeren over het algemeen 's avonds na het eten niet capabel waren om de belangen van de gemeente te behartigen. Als dat een reden is, dan weet ik het niet, maar ik wilde zeggen, dat een groot gedeelte er wel toe in staat is in dezen Raad. Het zijn de woor den van den heer Patijn en niet van mij. Men heeft nu wel gezegd: ,,ik ben tegen het vergaderen op avond" en de heer Peletier heeft iets gezegd, waar wel wat voor te zeggen is, n.l. er blijft zoo geen avond over om bij onze vrouw te zijn De heer Peletier Nietwaar De heer MullerNu, daar voel ik wel iets voor, maar over het algemeen, Mijnheer de Voorzitter, is er zeer weinig op tegen om op avond te vergaderen. De mo tieven, die daar tegen bestaan, zou ik wel eens willen hooren. De Voorzitter: Het zou mij persoonlijk ten zeerste spijten, indien besloten werd des avonds te vergaderen. Ik zou er mij bij neer moeten leggen, maar het zou mij persoonlijk ten zeerste spijten. Ik wil beginnen met mijn voorganger te verdedigen. Ik zou graag gewild hebben, dat de heer Muller opzocht in de notulen wat hij precies gezegd heeft toen er gesproken werd over avondvergaderingen. Ik was niet zoo'n groote vriend van mijn voorganger, maar om hem dergelijke woorden in den mond te leggen, zonder dat letterlijk geci teerd is wat hier in het verslag staat, dat komt niet te pas. Als men zegt, dat men niet capabel is dan ligt daarin opgesloten, dat men of zooveel gegeten of zoo veel gedronken heeft, dat het daardoor komt. Dat kan

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 42