360 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. instelling als deze, zoo te niet te doen. Mijn partijgenoot, de heer Molenaar, heeft het helaas misschien geraden, toen hij zinspeelde op den moeilijken strijd. Maar ik ben overtuigd, dat als het voorstel van de S. D. A. P., om die subsidie te verhoogen, wordt verworpen, dit een zwarte bladzijde zal zijn in de geschiedenis van den Leeuwarder Raad. De heer Visser: Ik zou een enkel woord naar voren willen brengen en beginnen met te zeggen, dat ik groo- tendeels het betoog van de vorige sprekers kan onder schrijven. Het is ook wel gebleken, ik heb wel eens gestemd voor subsidie, dat ik er niet onsympathiek tegenover sta. Er is gezegd, dat wij hier hebben een instituut voor volksontwikkeling, dat wil ik niet ontken nen, ofschoon men misschien van de overzijde wel een klein tikje zal hebben overdreven. Het is voor mij ook geen vraagstuk, dat eenigszins verband houdt met poli tiek of religie; ik ben het volkomen met hen eens, dat het het moreele peil in de hand kan werken. Dat ac cepteer ik. Het heeft den heer Hooiring getroffen, dat ik heb gesproken over amusement. Welnu, men amu seert zich daar toch Ik wil daardoor niet ontkennen, dat een amusement wel ontwikkeling tengevolge kan hebben. Ik ben het dus volkomen met de vorige spre kers eens. Ook hebben die heeren gezegd, dat er inte resse is bij een belangrijk aantal inwoners van onze stad voor dat orkest, ook dat wil ik aanvaarden, maar ik zou er aan toe willen voegen deze vraag: wanneer dat blijk van interesse gepaard zou moeten gaan met een finan cieel offer van hen, die er bij geïnteresseerd zijn, zouden wij dan niet een meer juiste basis hebben als wij wisten hoe groot die interesse is? Ik kan onderschrijven wat de heeren gezegd hebben en sta er niet onsympathiek tegenover, maar als er werkelijk zooveel interesse is, is het dan niet mogelijk, dat men een bron van inkom sten schept bij de geïnteresseerden Moet het juist komen uit de kas van de gemeente? Het is niet alleen de kwestie of het cultureele waarde heeft, of wij met ontwikkeling te doen hebben, maar ik koppel er de financieele zijde aan vast. Die kan ik er niet van los maken. Als wij het cijfer van aanslag nagaan, dan zien wij toch, dat wij het hoogtepunt hebben bereikt en we ons geen illusies behoeven te scheppen, dat wij een hooger bedrag aan inkomstenbelasting zullen krijgen. Nu kunnen wij wel zeggen. Mijnheer de Voorzitter, dat wij ons die weelde zullen permitteeren en over de finan ciën heenstappen, maar dat is een factor van zeer groot belang. De heeren zeggen wel en dat ben ik met hen eens: „dit jaar (en zij leggen speciaal den nadruk op dit jaar) zal men er misschien niet veel door bezui nigen. Van het bedrag van 17.000.moet iets af, wachtgelden, enz." Ik ben het met hen eens, dat dit jaar die bezuiniging niet zoo groot zal zijn en misschien het volgend jaar ook nog niet, maar het gaat er voor mij om of wij nu zullen beslissen, ook voor de komende jaren, of wij dat bedrag van 25.000.op de begroo ting zullen zetten. Als wij nu onze stem geven aan het voorstel van de overzijde, moeten wij bedenken, dat het een blijvend iets is en ik geloof, dat wij voor de komende jaren een belangrijk bedrag kunnen bezuinigen. De heer Dijkstra zegt: het is maar een bedrag van 30 cent per inwoner De heer IJ. de Vries: Twee gulden. De heer Visser: Hij zal er dan alle kinderen wel bij gerekend hebben, anders was hij toch tot een hooger bedrag gekomen. Als hij rekent naar 47.000 inwoners, dan zal het wel gaan. Dit bedrag is echter niet zoo zuiver. Het een met het ander kom ik tot deze conclusie. Ik zou willen zien of er werkelijk zooveel interesse bij het publiek is als men hier voorstelt; men moet dan van die zijde eens toonen, dat men er een financieel offer voor over heeft. Moet de gemeente het object zijn, dat er voor heeft te zorgen? Ook katholieke en christelijke vereenigingen hebben subsidie noodig. In die behoefte zou kunnen worden voorzien. Voor iedere vereeniging gebeurt dit misschien eenmaal per jaar. Wanneer de gemeente een klein bedrag van subsidie voor die gele genheid zou kunnen toezeggen, dan kan men die veree nigingen toch ook terwille zijn. Wij staan voor een ernstige en moeilijke kwestie, maar cie financiëele be zwaren, waar de heeren zoo gemakkelijk overheen stappen, zijn voor mij van zeer groot belang. De heer Dijkstra: Dat is niet waar. De heer Peletier: Mijnheer de Voorzitter. Tijdens de behandeling van deze begrooting is door de fractie van den Vrijheidsbond in verschillende toonaarden opge merkt, dat, evenzeer als de heeren van uiterst links, ook de leden van den Vrijheidsbond erkennen, dat het orkest van groote sociale en ideëele beteekenis voor de ge meente is. Ik geloof niet, dat ik dat nog eens behoef te verklaren. Intusschen is het criterium door den heer Dijkstra goed gesteld. De heer Dijkstra heeft deze vraag in de vergadering geworpen: is het voor de gemeente verdedigbaar, een bedrag als voorgesteld voor het orkest te voteeren? en het komt naar mijn meening aan op de beantwoording van deze vraag. Het standpunt van den Vrijheidsbond is herhaaldelijk gebleken, het is dit: indien op andere dingen kan worden bezuinigd, dingen die naar het ons voorkomt voor bezuiniging vatbaar zijn, dan zijn wij bereid om mede te werken tot de instandhouding van het orkest, maar waar in deze ver gadering gebleken is, dat men voor die bezuiniging niet voelt, is het voor ons in de eerste plaats de vraag, die ook door den heer Dijkstra is gesteld: is het in finan cieel opzicht wel verantwoord om dezen post te ver hoogen, zooals is gevraagd? Wij geven ons wel terdege rekening van de financiën en als wij afgaan op de voor lichting van het college, dan erkennen wij, dat, gezien de omstandigheden, waaronder deze begrooting tot nog toe is behandeld, een dergelijk bedrag niet mag worden gevoteerd. Ik wil hier enkele persoonlijke beschouwingen aan toevoegen. Evenals ook al door den heer Oosterhoff gezegd, zal ik eveneens met bloedend hart mijn stem uitbrengen tegen het voorstel van de sociaal-democraten, waardoor het orkest zal worden opgeheven. Mocht het voorstel echter worden aangenomen, dan acht ik het noodig dingen naar voren te brengen, waarin naar mijn meening dan zal moeten worden voorzien. Eerstens heeft het orkest geen rechtszekerheid. Wan neer men vraagt: is het een gemeentelijke instelling?, dan luidt het antwoord ontkennend. In artikel 5 der verordening op het Stedelijk Orkest leest men toch „Ter bestrijding der uitgaven van het orkest, wordt een kas opgericht, waarin wordt gestort het subsidie uit de Gemeentekas." Uit deze terminologie blijkt, dat het geen gemeentelijke instelling is. Het orkest heeft de kas, de beheerder is een commissie uit den Raad. Verder wil ik er de aan dacht op vestigen, dat de bezoldiging van de musici, van de orkestleden, onvoldoende is. Wanneer wij besluiten om het orkest te laten bestaan, zal een volgend jaar ongetwijfeld naar voren komen, dat de leden een te slechte bezoldiging hebben. In de tweede plaats wil ik nog op het volgende wij zen. Ik erken de groote cultureele waarde (om dat dikke woord nog maar eens te gebruiken) van het orkest. Deze cultureele waarde bestaat hierin, dat de groote massa der bevolking door het bijwonen van die con certen in ideëel opzicht zal worden opgevoed. Maar wanneer is men met deze opvoeding klaar? Het orkest bestaat nu 10 jaar en ik ben er van overtuigd, dat, wan neer men de solisten bij de uitvoeringen weglaat, het bezoek bij de uitvoeringen maar matig zal zijn, waaruit Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927. Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927. 361 volgt, dat men met die opvoeding in 10 jaar nog niet erg gevorderd is. Voorts zou ik er op willen wijzen, dat in die 10 jaren de entrée's moesten zijn veranderd. Voor een concert, dat toch zooveel hooger staat dan een bioscoopvoor stelling, zou men ook entrée's moeten heffen in over eenstemming daarmee. Wanneer men zou kunnen be sluiten om de entrée's voor de concerten te verdubbelen, dan zou men nog niet hebben de hoogte van de toe gangsprijzen voor een bioscoopvoorstelling en dan zou men waarschijnlijk zien, dat de opvoedende waarde niet zoozeer tot het volk is doorgedrongen, dat er dan nog volle zalen zouden komen. Ik zou nog willen overwegen mijn stem te geven aan het voorstei van de sociaal democraten, wanneer men bereid zou zijn een proef te nemen in de richting zooals ik heb aangegeven, dat de entrée's verdubbeld werden en in de overtuiging, dat dit mogelijk moet zijn en dat zij dan nog lager zijn dan de toegangsprijzen voor een bioscoopvoorstelling, die in velerlei opzicht beneden een concert-uitvoering staat. Wat dus mijn persoonlijke stem betreft, wil ik mij nog eerst beraden, in afwachting van wat verder over het orkest zal worden gesproken. Te 6 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te S uur nam. wordt de vergadering heropend. De heer Oosterhoff is thans niet aanwezig. De heer Vromen: Alvorens op de beschouwingen, die door de sociaal-democratische fractie terzake van dit punt zijn gehouden, in te gaan, zou ik over den post zelf, zooals hij door Burgemeester en Wethouders vast gesteld is, willen vragen: Wat is de bedoeling van den post, zooals hij hier staat Is het de bedoeling om muziek te laten maken of is het de bedoeling om alle gevolgen want wij kunnen het er over eens zijn, dat met aanneming van dezen post het orkest zal moeten verdwijnen om alle gevolgen, die daaruit zouden kunnen voortvloeien voor dit begrootingsjaar, uit dezen post te dekken. Het is ons bekend, dat de Directeur een vaste aanstelling heeft. Op een vraag hieromtrent is door Burgemeester en Wethouders geantwoord in de Memorie van Antwoord, door verwijzing naar het Amb tenarenreglement. Dat het terecht is geschied, is niet aangevochten. Intusschen zijn er leden hier, die er prijs op stellen te weten, wanneer die aanstelling heeft plaats gehad. Indien het college hierop een antwoord zou wil len geven, zou het door zeer vele raadsleden op prijs worden gesteld. Een andere vraag knoopt er zich aan vast: Is alleen de Directeur vast aangesteld of is ook ten opzichte van andere leden een vaste positie ge schapen Na beantwoording van deze vragen kunnen wij over de waarde van de bezuiniging, althans voor den eerstvolgenden tijd, wat juister oordeel vestigen. Een andere vraag is: hoe wordt, indien tengevolge van het aannemen van dezen post het orkest wordt opge heven, de positie van de Muziekschool. Er is in de secties over geklaagd, dat de Raad of sommige raadsleden niet voldoende er over kunnen oor- deelen, omdat de cijfers omtrent exploitatie of begroo ting niet ter beschikking van den Raad bij de stukken waren. Dat is later ingehaald en ik meen, dat een ge deelte van het salaris van den Directeur noodig is voor zijn functie van Directeur van de Muziekschool. Ook op de vraag of dat juist is, zou ik graag een antwoord willen hebben. Thans zal ik overgaan tot enkele beschouwingen, over hetgeen door een der heeren, die een voorstel heb ben gedaan om dezen post opnieuw te verhoogen, is opgemerkt. Ik meen, dat door den heer Hooiring of Molenaar is gezegd: dit is wel het belangrijkste bij deze heele begrotingsbehandeling. Dat is wel een beetje overdreven. Het is natuurlijk belangrijk. „Belangrijkste" kan alleen in dien zin worden bedoeld, dat men, wat de andere punten betrof, reeds een vast standpunt had ingenomen, terwijl alleen voor deze zaak een meerder heid moest worden gevonden. Belangrijk is de zaak, omdat een bestaand iets wordt afgebroken. Het stand punt van mijn fractie ten opzichte van deze vraag is van den beginne af duidelijk geweest, al heeft er door een ongelukkige uitdrukking een misverstand bestaan. De heer Oosterhoff schijnt zich den eersten dag niet heel duidelijk te hebben uitgedrukt, den tweeden dag wel. Hij heeft gezegd: wat wij in het sectieverslag heb ben doen opnemen, was van den beginne af ons stand punt, n.l. dat hoewel wij overtuigd zijn, dat wij tot be zuiniging moeten komen, coute que coute, wij deze be zuiniging betreuren, die door Burgemeester en Wethou ders als eerste is aangepakt, terwijl het de laatste had moeten zijn. Wij stellen voorop, dat indien wij voor bezuinigingen op andere punten, waarvoor mij meenden dat er plaats was, een meerderheid hadden kunnen krij gen, wij niet meegegaan zouden zijn, hoezeer wij aan bezuiniging hangen, om op dezen post te bezuinigen. Het is ons tot nu toe niet gelukt en gezien de stemming zal het ons ook niet gelukken. Daarom meenen wij te moeten blijven staan op ons standpunt, om bezuiniging voor te moeten laten gaan. Er zijn door de heeren van de S. D. A. P. zeer groote boonren opgezet over de cultureele, aesthetische, etische en moreele waarde van het orkest en van het muziek leven in het algemeen. Groote betoogen waren voor ons niet noodig. Van den beginne tot het einde hebben wij onderschreven, dat wij die meening zijn toegedaan. Er is een iatijnsch spreekwoord, dat zegt: primum vivere: „Eerst moeten wij eten". De materieele basis van de gemeente moet gezond zijn. Een gezonde geest kan alleen in een gezond lichaam heerschen. Daar zit de groote kloof, die ons scheidt. Dienaangaande zijn wij over den toestand van Leeuwarden niet gerust. De zaak is voor ons belangrijk, omdat, wanneer wij van daag zouden besluiten het orkest in stand te houden, er van onze zijde niet aan gedacht zou worden, er in de eerste 4 jaar weer over te spreken. Door den heer Molenaar zijn aangehaald woorden uit de Memorie van Antwoord van 1927. „Hoe kunt gij die zaak weer ten tapijte brengen, die zaak is af- geioopen", heeft hij gezegd. Nu staan wij in een nieuwe phase. Als die zaak is afgedaan, zullen wij niet bereid zijn, het volgend jaar het oor te leenen om dien post terug te nemen. Wij kunnen wel met een ernstig gezicht zeggen: er liggen moeilijke jaren voor ons. Hier staat tegenover, dat wij niet den indruk hebben, dat de sociaal-democratische fractie voldoende besef daarvan heeft. Die indruk is bij ons versterkt bij de begrooting. Ik zou hun voor willen houden, wat door mr. Oud gister in de Tweede Kamer aan hun partijgenoot, den heer Ter Laan, is voorgehouden, n.l. dat belasting verlaging een stuk sociale politiek is. Dat vooropgezet meenen wij, dat wij oogenblikkelijk niet anders kunnen doen, dan voor den post, zooals Burgemeester en Wet houders dien voorgesteld hebben, te stemmen. Ant woord van de tafel van Burgemeester en Wethouders op onze vragen van straks, zal ons aangenaam zijn. Daaruit zal wel blijken, dat de bezuiniging niet zoo groot zal zijn, als 't wel lijkt, maar dat kunnen Burge meester en Wethouders niet helpen, dat zal wel beter worden. Indien Burgemeester en Wethouders zich voorstellen met dit bedrag muziekleven in Leeuwarden mogelijk te maken door muziek van een ander orkest, hebben Burgemeester en Wethouders dan de zekerheid, dat in den eerstkomenden tijd, de eerste 5 jaar b.v„ deze post voldoende zal zijn om een behoorlijk aantal concerten mogelijk te maken Indien het alleen een 2- of 3-jaarlijksche overeenkomst met Groningen mogelijk maakt, zal het, vreezen wij, een teleurstelling worden. Het zal ons niet van ons standpunt af brengen, maar wij geven U den raad voorzichtig te zijn.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1927 | | pagina 48