362 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927.
Door den heer Peletier is straks een persoonlijke
opmerking gemaakt, dat misschien de inkomsten van
het Symphonie Orkest zouden zijn op te voeren. Ook
daarover hebben wij alleen een vaag vermoeden en
niets meer. Indien wij eenige zekerheid hadden kunnen
krijgen, zouden wij genegen zijn geweest, met het
voorstel van de sociaal-democratische fractie mee te
gaan, maar wij hebben helaas het vermoeden, dat het
op een teleurstelling zal uitloopen. Wij hebben niets
afgesproken, wat onze leden zou binden, maar al deze
dingen samen maken, dat het algemeene oordeel van
onze fractie is, dat wij met het voorstel van Burge
meester en Wethouders moeten meegaan.
De heer Lautenbach: Mijnheer de Voorzitter. Ik ge
loof haast, dat er geen onderwerp is, waarover ik meer
het woord heb gevoerd, dan over het Symphonie-orkest.
Dit is onder de oude leden van den Raad voldoende
bekend. Bij mij is sterk de indruk gerezen, dat er aan
de overzijde de meening heerscht, dat bij onze fractie
tegen het Symphonie-orkest als orkest antipathie be
staat. Een enkele heeft zelfs verondersteld, dat wij het
als kwaad beschouwden. Nu zou ik zeggen, wie het
vorige jaar de debatten heeft bijgewoond bij de behan
deling van de begrooting, heeft kunnen hooren, dat een
lid het vermoeden uitsprak, dat onze fractie zonde zag
in de uitvoeringen van het orkest. Dat lid heeft zeker
later ingezien dat die bewering onzin was, want in het
officieele verslag komt het niet voor. Wij hebben er
geen bezwaar tegen, integendeel, wij verheugen ons in
al de goede muziek, hoewel wij tegen de kabaal-muziek
zijn, die er op gericht is om de zinnen te prikkelen.
Het gaat enkel en alleen, zooals Burgemeester en
Wethouders ook hebben aangegeven, hierover zullen
wij die subsidie van de gemeente blijven handhaven,
ja of neen. Ons standpunt, het moge niet voor allen
gelden, maar het mijne is altijd geweest, dat wij wel
een zekere subsidie konden geven, maar het geheel op
de been houden uit de gemeentekas, acht ik totaal ver
keerd. Ik wil in herinnering brengen, omdat die naam
voor iemand alleen meer waarde heeft als zoodanig, wat
Thorbecke, de vader der liberalen, zegt: kunst is geen
regeeringszaak. Ook wil ik herinneren aan wat de vorige
week in een der dagbladen, ik meen de „Telegraaf",
snedig werd opgemerkt: Het volk moet de kunst dragen
en niet de kunst het volk.
Mijnheer de Voorzitter, ik verkeer in dezelfde gun
stige omstandigheden als de heer Hooiring, dat ik een
lijstje heb met cijfers, als ik het voorlees duurt het
hoogstens 1 /2 minuut, dan zie ik, dat in 1926
30 Sept. gewoon concert de entrée bedroeg 167.30.
9 Oct. jeugdconcert 176.61.
30 Oct. populair concert 125.86.
13 Nov. gewoon concert 207.96.
23 Nov. 211.28.
18 Dec. jeugdconcert 240.85.
1927.
11 Jan. gewoon concert 187.72.
26 Jan. 152.95.
9 Febr. 281.86.
24 Febr. populair concert 74.20.
10 Maart gewoon 195.99.
21 Maart 195.90.
30 Maart 275.63.
5 Mei extra 288.52.
28 Mei 456.72.
28 Sept. gewoon 288.14.
8 Oct. jeugdconcert 119.98.
19 Oct. gewoon concert 214.41.
5 Nov. 300.68.
17 Nov. Belgisch 281.66.
18 Nov. 312.31.
29 Nov. gewoon 130.72.
12 Dec. 137.28.
Voor elk concert zijn ongeveer uitgegeven 95 vrij
kaarten en reclamekaarten. Gerekend kan worden dat
hiervan gemiddeld door 80 personen gebruik werd ge
maakt. Het concert van gisteravond heb ik nog niet in
cijfers.
Als één zaak mij verwondert, is het, dat uit de rede
neering van verschillende leden blijkt, dat men stilzwij
gend heeft uitgemaakt, dat S. O. L. moet worden be
graven. Als ik nu zie, dat op de begrooting is blijven
I staan een bedrag van 8500.dan kan ik mij niet
voorstellen, dat bij de sympathie van de gemeentenaren,
als die zoo noodig mocht blijken, men niet in staat zou
zijn het orkest in stand te houden. Men moet een ern
stige poging doen. Ieder van ons, bekend in het veree-
nigingsleven, weet, dat wij gemakkelijk kunnen oree-
ren: wij komen er niet. Men moet er zich echter krachtig
voor zetten. Ik meen, dat er al leden zijn geweest, die
pogingen willen doen. Ik heb op muzikaal terrein een
heel verleden tijdens de directie van den heer De
Jong was ik al lid van de Muziekcommissie, dus vóór
de heeren Boer en Zonderland maar ik heb altijd
de meening gehad, dat de heer De Jong de kunst ver
stond den volkstoon te vatten in populaire muziek en
wat ik wil uitspreken doe ik met vrijmoedigheid, omdat
ik het den tegenwoordigen directeur vaak heb gezegd:
II mikt te hoog. Een klein percentage kan de muziek
van het Symphonie-orkest volgen. Men mag nu zeggen,
dat een groot deel der toehoorders niet die muzikale
ontwikkeling hebben, maar de aanleg, het talent, zit
toch zeker niet onder diegenen, die ruim gefortuneerd
zijn, maar toch ook onder de anderen. Je hebt men-
schen, die na 10 jaar de Muziekschool te hebben be
zocht, zooveel talent hebben als een kat, die alleen maar
valsche tonen kan voortbrengen. Ik vind, dat er geen
aanleiding is, om nu dadelijk maar te zeggen het
orkest gaat weg. Ik vind het een schande voor Leeu
warden als zij het niet op de been kan houden, vooral
omdat hun met x/3 der kosten wordt tegemoet gekomen.
Nu de contracten zijn afgesloten, die loopen tot April
1928, moesten wij er niet aan denken om die ongedaan
te willen maken en hierdoor zoowel het orkest als de
oratoriumvereenigingen in allerlei moeilijkheden te
brengen. Een andere kwestie is deze. Verschillende
muzikanten, die tal van jaren bij het orkest zijn ge
weest ik heb het genoegen de oudsten bijna zonder
uitzondering reeds jaren te kennen komen in een
ongelukkige positie, want wat is het geval Sedert de
tegenwoordige directeur onze directeur is geworden, is
het karakter van het korps geheel veranderd. De vorige
was een nalatenschap van de schutterij, het orkest
bieef toen een stedelijk muziekkorps. Nu is het dat
alleen in dien zin, dat de gemeente het betaalt. Voor
de openlucht, daar ben ik zelf meer dan eens getuige
van geweest, is die muziek niet geschikt. Ik spreek
nu met het „Handelsblad"
„Burgemeester en Wethouders van Amsterdam ver
klaarden, dat een Symphonie-Orkest toch niet in de
open lucht kon optreden, zoodat men steeds gebonden
is aan een zaal."
Wij moeten bij nationale of bijzonder feestelijke ge
beurtenissen een korps huren elders vandaan, om een
dragelijk figuur te slaan. Dat is jammer. Als men vraagt,
hoe staat uw fractie er onder dan wil ik meedeelen,
dat de meerderheid besloten heeft met het voorstel van
Burgemeester en Wethouders mee te gaan. Ik zeg uit
drukkelijk, zij stemmen niet tegen uit antipathie tegen
het orkest, maar omdat zij meenen, dat deze begrooting
een dergelijk bedrag nu en in de toekomst niet kan
dragen.
De heer Westra: De eerste dagen van deze begroo-
tingsdebatten meende ik te ontwaren, dat hier een pro-
muzikale stemming heerschte. Eerst vacantie voor de
Faust, daarna voor S. O. L. Wij hebben door een onzer
leden laten uitvoeren een dans van de sansculotten te
Kollum, de Marseillaise, daarna hebben wij in de taal
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 December 1927.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 22 December 1927.
363
van denzelfden spreker de marche funèbre gehoord bij
de uitvaart van de liberale partij en ik meende dus dat
het Symphonie Orkest hier een goede kans maakte.
Het schijnt echter, dat gisteren bij het omslaan van het
weer ook zijn kansen zijn omgeslagen, althans het
scheen noodig, dat meine Wenigkeit zich in dienst
stelde van wat de heer B. Molenaar de belangrijkste
zaak dezer begrooting noemt om een reddende hand
uit te steken, in dien vorm, dat ik trachtte een normale
basis te vinden, om onze stem te kunnen geven aan
een voorstel om het subsidie op den ouden voet terug
te brengen. Die basis zou moeten zijn, dat voor dit
eene jaar het subsidie zou worden verleend en voor de
toekomst de kosten grootendeels zouden moeten worden
gedragen door het particulier initiatief, dus zooals ook
de heer Lautenbach heeft aangegeven. Het is evenwel
gebleken, toen ik met beter daarmee bekende menschen
die zaak heb besproken, o. a. met den heer Zonderland,
dat het op die basis niet mogelijk was, zoo'n toestand
te scheppen, dat ik mijn stem zou kunnen geven en de
andere leden ook, aan het voorstel van de S. D. A. P.
Zoodoende is die poging gefaald. Nu wil ik wel zeggen,
dat wanneer de heer Dijkstra de overzijde heeft op
geroepen om te komen met de argumenten, die zij had
tegen het orkest, dat, evenals de heer Lautenbach, ook
ik hem moet teleurstellen. Ik behoor ook niet tot
degenen, die er tegen gekant zijn. Het zwaartepunt ligt
overigens voor mij niet bij de concerten, die geregeld
worden gegeven. Wel voel ik het bezwaar, dat het
ontbreken van een orkest, dat zijn diensten bij alle
oratoria moet verleenen, een ernstig gemis hier ter stede
zal beteckenen en ook een tekort, om dat woord maar
te gebruiken, in de cultureelc belangen van de ge
meente. Daartegenover staat, dat aan den eisch van
Gedeputeerde Staten van bezuiniging op onze begroo
ting niet kan worden ontkomen. Ik leg daar den nadruk
op, want ik ben niet zoo'n bezuiniger in het algemeen,
maar onder deze omstandigheden is het geboden en
noodzakelijk om aan het verlangen van Gedeputeerde
Staten ten deele tegemoet te komen, omdat anders wel
licht andere belangen in het gedrang zouden komen.
Waar nu niemand andere posten kan vinden, waarop be
langrijk kan worden bezuinigd, zal ik dan ook als laatste
mee moeten gaan met het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om die bezuiniging voor een deel te
vinden in het verlagen van het subsidie. Bovendien zal
het de vraag zijn of, nu niet mogelijk breek, een
anderen uitweg te vinden, nu men nog niet weet hoe
de stemming zal uitvallen, misschien straks, wanneer
de beslissing in ongunstigen zin mocht uitvallen,
mogelijk zal blijken. Misschien zullen de financiëele
krachten in de bevolking toch nog in actie kunnen
worden gebracht. Ten opzichte van uitvoeringen van
oratoria geloof ik, dat, waar daar groote bedragen aan
moesten worden ten koste gelegd, zeer zeker ook in
de toekomst iets dergelijks hier zal worden opgevoerd,
omdat er toch altijd menschen te vinden zijn, die er
belangrijke bedragen toe willen bijdragen.
Ik zou nog een enkel woord willen zeggen over het
geen de heeren te berde hebben gebracht. De sociaal
democraten hebben ditmaal er dik bovenop gelegd, dat
zij er een eer in stellen, dat zij zoo sociaal de cultureele
belangen voorstaan. Ik zal hieraan niets tekort doen,
maar wensch te zeggen, dat ik in belangstelling en
waardeering daarvoor voor hen niet wensch onder te
doen. Of nu juist het muziekkorps het zwaarste moet
wegen Er zijn zooveel dingen, die belangstelling
vorderen, dat men hier niet zoo'n hoogen toon moet
aanslaan. Door een van de heeren is het argument
genoemd, dat er al 2 ton aan besteed was en dat dit
nu te niet wordt gedaan. Ten eerste is het de vraag
of het toch niet kan doorgaan en vervolgens gaat het
niet op om dit te zeggen, want daarvoor is toch zeker
ook waarde genoten? Er is toch in dien tijd iets gedaan
voor het volk. Die 2 ton heeft niet alleen gediend om
op te bouwen voor wat in de toekomst kon geschieden,
maar ook voor wat is verricht. Bovendien mag een
dergelijk argument niet gebruikt worden in den mond
van hen, die door hun meerderheid hebben afgedwongen
dat bedrag daarvoor te besteden. Dat was hun recht,
maar zij moeten niet zeggen: zie eens, wij hebben met
elkaar dat bedrag opgebracht en daarom moet gij het
thans opnieuw voteeren. In het tegenovergestelde geval,
wanneer van deze zijde zou worden gezegd: laten wij
dit er maar weer bij doen, zie, dan was het wat anders.
Het past echter niet in hun mond, de heeren moeten
niet trachten op dergelijke wijze het gelijk aan hun
kant te krijgen.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi De heeren
hebben aan alle kanten mij het gras voor de voeten
weggemaaid, maar ik wil beginnen met te zeggen, dat
ik met zeer veel respect de warme verdediging der
S D. A. P. heb gehoord. Omgekeerd heeft men mij
niet kunnen overtuigen, wat U niet zal verwonderen,
want reeds vorige keeren heb ik op het standpunt
gestaan, dat het orkest voor de gemeente te duur is.
Als ik zie, dat aan entrée's 3800.is ontvangen en
dat de gemeente 25.000.subsidie geeft, dan betaalt
de gemeente dus 7 maal het entrée bij en daarom heeft
het mij aangenaam getroffen, dat de heer Westerhuis
het voorstel deed, zooals U hebt gehoord, om te komen
door het particulier initiatief tot een orkestvereeniging,
waaraan de burgerij bewijs van haar sympathie kan
geven door als lid toe te treden, opdat zou kunnen blij
ken, dat die sympathie werkelijk bestond. Hedenmorgen
was ik teleurgesteld te hooren, dat er van den kant van
de betrokken belangstellenden de meening verkondigd
wordt, dat het niet mogelijk zal zijn, dat het bedrag
door de burgerij zal kunnen worden verschaft. Ik had
werkelijk gedacht, dat naast het subsidie van de ge
meente het bedrag van particulieren was bijeen te
krijgen, zoodat door hun sympathie het orkest zou
kunnen blijven bestaan. De belangstelling is volgens
mijn idee dan niet zoo groot als ik had gedacht. Als
die sympathie zoo groot is, dan is het in alle kringen
van de burgerij wel voor elkaar te brengen. Wat de
bezuiniging betreft, die zal dit jaar niet zoo groot zijn,
want wij zijn ook niet genegen om die menschen, die
zoo vele jaren bij het orkest gewerkt hebben, op straat
te zetten, maar de bezuiniging, die volgende jaren zal
komen, zal wel van belang zijn. Ook door den directeur
was gezegd, dat men op den duur niet met dit subsidie
zou kunnen volstaan. Wouter Hutschenruyter, die zei,
dat het orkest aan goede eischen voldeed, heeft toch
ook gezegd, dat een goed orkest 75.000.zou kosten.
Daar zijn wij niet aan toe, maar de heer Peletier heeft
ook gezegd, dat eerlang, als het orkest zou blijven
bestaan, de salarissen te laag zouden blijken. Men moet
met vereenigde krachten trachten het orkest in stand
te houden, lukt dat niet, is die sympathie niet zoo groot
als men doet voorkomen, dan voorziet het orkest ook
niet in een behoefte.
De heer Botke: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil ook
een paar woorden zeggen over deze kwestie en zal
weer met enkele becijferingen moeten komen. Het is
naar aanleiding van wat de heer Vromen heeft gezegd.
Wanneer wij wilden meewerken tot bezuiniging op
ander gebied, zoo zeide hij, dan was er over te spreken
geweest, dan had men een en ander kunnen regelen.
Maar, Mijnheer de Voorzitter, juist de heer Vromen
heeft het meest optimistische beeld van de financiën
opgehangen. Toen het in zijn betoog te pas kwam
heeft hij beweerd, dat de financiën van 1927 een over
schot zouden geven en wij met een groot batig saldo
zouden sluiten. Wanneer, Mijnheer de Voorzitter, alles
normaal loopt, zal 1929 met een groot batig saldo be
ginnen en het heffingspercentage zal naar beneden gaan.
De heer Vromen heeft den heer Oud aangehaald. Ja,