136 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928.
gave van de „Meteor" en de andere werkzaamheden
van perceel II, door ons begroot op plus minus 700.—
minder dan de aanbieding van den laagsten inschrijver
op perceel I, is te gering om het nu in eigen beheer uit
te voeren en nu meenen Burgemeester en Wethouders
dat wij voor een bedrag van 700.dat risico niet
moeten dragen. Bovendien is het met het oog op de
samenwerking tusschen twee lichamen, die werken uit
voeren, welke zoo nauw zijn verbonden, beter, het ge-
heele werk in één hand te gunnen.
Ik geloof ten slotte dat elk uitstel verkeerd is en in
elk geval zijn wij bij uitstel ten opzichte van het crediet
niet zoo safe als nu.
De heer B. Molenaar zou nog even een paar woorden
willen zeggen. De zaak is hem na de toelichting die
veel eerder had moeten gebeuren, omdat wij dan hier
aan niet zooveel tijd zouden hebben besteed wel
duidelijker gewerden. Eén ding is hem echter nog niet
voldoende duidelijk. De wethouder zegt, dat alleen de
Internationale Gewapend Betonbouw Breda en nog een,
die de wethouder heeft genoemd, afzonderlijk hebben
ingeschreven op perceel 1, perceel II en in massa en dat
de firma Kool en Wildeboer alleen heeft ingeschreven
op perceel I en in massa. Nu is spreker niet duidelijk
waarom de onderhandelingen niet zijn aangeknoopt met
den laagsten inschrijver in massa. Men wist toch het
cijfer voor perceel I en het massacijfer. Had men nu niet
hetzelfde bereiktdat is de vraag, die spreker stelt
wanneer men in onderhandeling was getreden met de
firma Kool en Wildeboer, die toch 5000.lager was
dan de Bredasche firma
De heer Fransen (wethouder): Men mag niet splitsen.
De heer B. Molenaar: U veronderstelde toch dat men
perceel II niet zou gunnen, maar de onderhandelingen
hebben het er toe gebracht, dat de perceelen 1 en II wél
zijn gegund
De heer Fransen (wethouder) Alaar die was 7000.-
lager dan deze.
De heer B. Molenaar vervolgt, dat de vraag, waar het
bij hem om gaat, is, of niet hetzelfde zou zijn bereikt,
als men met den laagsten inschrijver in massa ook had
onderhandeld. Spreker had gedacht dat er meer tech
nische dingen achter zaten; hij wil niet ontkennen dat
de directeur van Gemeentewerken van dergelijke dingen
zeker moet zijn, als hij een werk gaat uitvoeren, maar
spreker dacht dat er andere reden waren dan die de
wethouder heeft genoemd, waarom men op een andere
inschrijver terugtastte.
Wat de voorgenomen bouw van de privaten betreft,
spreker heeft met eenige verwondering de uiteenzetting
van den wethouder gehoord. De Kamer van Koophandel
heeft volgens den wethouder zich hierover ook uitge
sproken; dit lag niet rechtstreeks op haar weg. Spreker
geeft toe, dat die Kamer wel eens wat eigenwijs kan
doen, maar even later blijkt toch dat de opzichter bij
het opmaken der kladbegrooting een post van 6000.
had uitgetrokken voor het veranderen van de privaat
inrichting op de veemarkt. Hieruit blijkt dus dat het
advies van de Kamer van Koophandel toch niet verkeerd
is geweest.
Ten opzichte van het andere, wat de wethouder heeft
gezegd, zal spreker met belangstelling afwachten wat
het zal worden.
De heer M. Molenaar zou nog een vraag willen stellen.
Om volkomen veilig te zijn en ongelukken te voorkomen
kan men toch, waar er al zooveel vergissingen zijn ge
beurd, niet voorzichtig genoeg zijn.
Er ligt bij de stukken een optelstaatje en daar staat
dat de totaalsom 201.000.zal bedragen. Daarbij
bestaat de eerste post uit perceel 1 a 87.500.Het
geheele werk bestaat uit perceel 1, perceel II en het
andere werk. Nu is perceel II aanbesteed voor 15.500.—,
maar perceel II komt op dat staatje niet voor. Is dat een
vergissing of komt perceel II er onder een andere ge
daante op voor? Dat is sprekers vraag.
De heer Fransen (wethouder)Dat staat toch heele-
maal onderaan. Daar staat een post voor de uitvoering
van perceelen I en II in één hand. Perceel 11 zit daarin
verwerkt.
De heer M. Molenaar: In die 201.000.De eerste
post is 87.500.maar waar vind ik nu perceel II
Perceel 1 is toch ook een deel van het totaal van
201.000.—.
De heer Fransen (wethouder)Perceel 1 is het bedrag
van 87.500.dat overeengekomen is met die firma
en perceel II zit in de andere posten van de recapitu
latie; alles zit onder het bedrag van 201.000.
De heer M. Molenaar Dus, perceel II is er ook in
begrepen. Maar dat blijkt nergens uit.
De heer Fransen (wethouder): Perceel II zit er in.
De heer M. Molenaar: Het blijkt er niet uit, dat het
er werkelijk in zit, dat moeten wij nu maar aannemen.
De heer Fransen (wethouder): Het blijkt ook niet dat
het tweede bestek er in zit. Maar ik kan wel zeggen
dat alles er in zit, de geheele veemarkt komt kant en
klaar voor dit bedrag. De andere cijfers zijn begroo-
tingsposten, alleen het bovenste bedrag is overeenge
komen met die firma en daarom is dat bedrag genoemd
als van perceel I; perceel II en het werk van het tweede
bestek zit beide in het genoemde eindcijfer.
De heer M. Molenaar: Alaar het andere bedrag is toch
ook overeengekomen.
De Voorzitter: De heer Molenaar heeft gelijk, maar
het komt er ten slotte op neer, dat in die 201.000.
alles is begrepen. Naar mijn oordeel is er bij Gemeente
werken altijd een verwarring geweest omtrent de per
ceelen I, II en III; men heeft van het begin af niet dui
delijk uit elkaar gehouden wat perceel I, perceel II en
perceel III is. Alischien had men moeten zeggen dat,
wat nog niet is besteed, perceel IV had moeten worden.
Ik ben precies even ver als de heer Molenaar; ik weet
ook niet precies wat perceel I en wat perceel II is, maar
ik ben er wel van overtuigd dat, hoe men het ook wil
noemen, in die 201.000.alles is begrepen.
De heer M. Molenaar: Als U dat zegt, neem ik dat
van U aan.
De Voorzitter: Ja, ik weet althans niet beter.
De heer M. Molenaar: Wij kunnen toch, als wij dit
voteeren, zeker zijn, dat er niets meer bij komt
De Voorzitter: Naar mijn overtuiging is 201.000.
het bedrag, waar alles voor gemaakt kan worden.
De heer M. Molenaar: Is het dan niet beter eerst nog
eens inlichtingen in te winnen bij den directeur van
Gemeentewerken
De Voorzitter: Die komt zoo meteen hier; vraagt U
het hem dan zoo meteen.
De heer M. Alolenaar: Neen, voordat wij tot stemming
overgaan.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928.
137
De Voorzitter: Achteraf gezien was dat beter geweest,
dat stem ik toe. Wanneer wij hadden geweten dat er
zoo'n oppositie en verwarring zou komen, dan hadden
wij hem gevraagd. Dat was beter geweest.
De heer IJ. de Vries: Er is geen oppositie.
De Voorzitter: ja, de heeren gaan allemaal met Bur
gemeester en Wethouders mee Nu, laat ik dan zeggen,
als wij geweten hadden dat er zooveel zou worden ge
zegd, dan hadden wij dat wel gedaan.
De heer Fransen (wethouder)Ik wil den heer Mole
naar even opmerken dat in het stuk staat
„Het eindbedrag is 201.000.terwijl beschik
baar is gesteld 168.750.
Dat is toch voor het heele werk.
De heer M. Molenaar Dat zei het college voor 6
weken ook.
De Voorzitter: Laten we het maar precies zeggen, er
is een fout gemaakt door Gemeentewerken, zeer tot
onzen spijt en zeer tot spijt van den heer Maas. Er is
een fout gemaakt en wij zijn op het oogenblik bezig, dat
niet al te bruut te zeggen en het nog eenigszins te ver
dedigen. De heer Alaas heeft in zijn berekening een fout
gemaakt en hij heeft tegen enkele dingen te licht opge
zien, dat is de heele kwestie. Hij erkent zelf dat hij in
het betonwerk een fout heeft gemaakt van ruim 6000.-.
Dat is de eene fout geweest, zoodat door een verkeerde
berekening eenvoudig die 6000.weg was. En de
andere kwestie is dat spijt den heer Maas ook ge
noeg, zooals de heer De Boer ook reeds heeft gezegd
dat hij zich den tijd niet heeft gegund om een z.g. be-
steksbegrooting op te maken, zoodat hij de geheele zaak
op een voorloopige begrooting heeft gebaseerd. Hij
heeft zich niet den tijd gegund, omdat hij gejaagd werd,
om een besteksbegrooting te maken en toen het bestek
werd opgemaakt/bleek het al dat het niet goed was;
toen wist de heer Maas zelf wel dat hij te laag was.
Men heeft zich toen echter bij Gemeentewerken nog ge
troost met de gedachte en daarom heeft men ge
meend er nog maar niet over te moeten spreken en ik
vind dat heef rationeel misschien valt het nog een
beetje mee. Ik vind het heel menschelijk dat de heer
Maas toen heeft gedachtlaat ik het maar eens pro-
beeren, er zit misschien nog een gaatje in. Dat is hem
nu ongelukkig niet ineegeloopen.
Nu het crediet toch moest worden overschreden, is
meteen ook een verhoogd crediet gevraagd voor het
bouwen van een privaatgebouw, maar indien geen ver
hooging noodig was geweest, was ook die heele zaak
niet in den Raad gekomen. Hoe nu precies de veemarkt-
meester bij de Kamer van Koophandel is gekomen, doel
er niet toe en dat weet ik ook niet, maar een feit is dat
dit vaststaat, dat deze verandering aan de veemarkt ook
6000.kost. Die verandering zou echter anders in
1929 uit onderhoud hebben moeten komen. Toen de
heer Fransen mij zei dat er in 1929 6000.voor dit
doel zou moeten komen, hebben wij gezegd, dat het
toch eigenlijk te gek was dat, nu men toch de veemarkt
ging verbeteren, men niet meteen dat werk ter hand zou
nemen; wij vonden het wat krom tegenover den Raad
om nu het volgend jaar weer met een post van 6000.
voor de veemarkt te komen, maar wij vonden het ook
wat krom dat ik reeds de volgende vergadering zou
moeten zeggen: nu hebben we dat nog vergeten. Ik heb
toen gezegd en ik vind dat ook heel menschelijk
laten we maar eens afwachten en valt het dan wat mee,
dan vragen we aan het eind, als er nog wat geld over
is, wat deze verbetering van 6000.verder nog zal
moeten kosten.
Nu de zaak zoo is geloopen, zijn Burgemeester en
Wethouders zoo royaal geweest, dat zij ook op dit
nieuwe werk hebben gewezen. Toen bekend was, dat
het eene werk was tegengeloopen, heeft de wethouder
gezegd: wat zullen we nu doen, ook die 6000.aan
vragen of alleen die 25.000.aanvragen Ik heb
toen gezegd laten we nu ook de royaliteit maar vol
maken en een bedrag van 31.000.— aanvragen.
De heer Oosterhoff wil nog dit zeggen, dat door de
nadere toelichting, die de Raad heeft gekregen omtrent
de aanbesteding, wel eenig meerder licht is verspreid.
Die toelichting heeft spreker althans bevredigd.
Dat is echter niet het geval ten opzichte van de ver
klaring, die hier wordt gegeven van de hoogere aan
vraag, omdat hij zich niet kan voorstellen dat een
bouwkundige en deskundige, als hij een werk heeft van
ongeveer 75.000.zich op een dergelijke wijze kan
vergissen. Want wat een ander leest uit het bestek,
moet hij daaruit toch ook lezen en wanneer dan bij de
berekening blijkt dat er een verschil is van 24.000.
dan moet de oorspronkelijke begrooting toch wel heel
eigenaardig zijn opgezet. Er wordt dan inderdaad ook
erkend, dat er fouten zijn gemaakt.
Verder zou spreker nog een enkel woord willen zeggen
naar aanleiding van de philippica, welke de heer De
Boer tegen hem heeft gehouden. De heer De Boer heeft
in de eerste plaats gevraagd om voorbeelden te noemen
dat slecht voorbereide voorstellen bij den Raad zijn
ingediend. Spreker zal dat op het oogenblik niet doen;
daarvoor is gelegenheid bij de behandeling der be
grooting en bovendien heeft spreker pas nog het zeer
recente voorbeeld van de Reiniging genoemd.
De heer De Boer heeft het spreker verder ontzettend
kwalijk genomen dat spreker Burgemeester en Wet
houders verwijten heeft gemaakt, hoewel de vergissing
was van een ambtenaar. De heer De Boer is echter lang
genoeg wethouder om te weten dat de Raadsleden niets
hebben te maken met de ambtenaren en dat zij alleen
aan Burgemeester en Wethouders verantwoording
hebben te vragen. Wat er achter de schermen gebeurt,
weet de Raad niet en daar heeft hij ook niets mee te
maken, maar de leden hebben het recht om van Burge
meester en Wethouders verantwoording te vragen en
Burgemeester en Wethouders moeten het dan maar
verder met den betrokken ambtenaar uitmaken. Spreker
meent deze opmerking te moeten maken om te laten
uitkomen dat, wanneer straks over iets anders de heer
De Boer, of een van de andere heeren van het college
of het geheele college ter verantwoording wordt ge
roepen, men dit van de zijde van het college niet kwalijk
kan nemen en men dan niet kan zeggen; wij hebben
geen schuld, want die of die ambtenaar heeft het gedaan.
De heer H. de Boer (wethouder) vraagt het woord.
De Voorzitter stelt voor de discussies te sluiten, want
op deze wijze blijven wij aan den gang. De heer De
Boer heeft eerst aan den heer Oosterhoff een vrij ernstig
verwijt gemaakt en nu zegt de heer Oosterhoff dat Bur
gemeester en Wethouders verantwoordelijk zijn. Spreker
voelt dat ook zoo
De heer H. de Boer (wethouder)Daar komt het juist
op aan, maar daarop heb ik ook niet den klemtoon ge
legd. Ik heb den klemtoon gelegd op het feit, dat de heer
Oosterhoff zei, dat het nu eindelijk maar eens uit moest
wezen en toen heb ik gezegd: wel, de zaak als zaak
moesten wij aanvaarden, zeer zeker, maar als het te
erg wordt, zullen wij ook maatregelen moeten nemen.
De Voorzitter stelt voor tot stemming over te gaan
over het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat
eenvoudig luidt
„ten behoeve van de uitbreiding en verbetering van
de veemarkt alsnog een bedrag van, in ronde som.
31.000.beschikbaar te stellen."