118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 juni 1928. Spreker wil daarom de vraag doen of, wanneer wordt overgegaan tot datgene, wat Burgemeester en Wethou ders thans voorstellen en daarmee wordt doorgegaan wat toch wel in de bedoeling zal liggen die men- schen dan wel een behoorlijk onderdak zullen kunnen krijgen. Het verschil tusschen de huur, die zij dan moe ten betalen en die zij nu betalen, is toch zoo groot, dat daaromtrent bij spreker wel eenige twijfel rees. Voordat hij dan ook zijn stem aan dit voorstel geeft, zou spreker willen weten of Burgemeester en Wethouders van oor deel zijn, dat voor die menschen een ander onderkomen is te vinden. Verder heeft spreker nog een opmerking en wel deze. Burgemeester en Wethouders zeggen dat door de Ge zondheidscommissie wordt geadviseerd om 17 woningen voor onbewoonbaarverklaring in aanmerking te doen komen en dat daarvan inmiddels 1 is afgebroken en dat 6 daarvan aan de gemeente en de overige aan particu lieren behooren. Nu wenscht men al die 16 woningen eigenlijk onbewoonbaar te verklaren, maar men stelt voor te besluiten om dat slechts te doen ten opzichte van 10 woningen, omdat de 6 andere aan de gemeente behooren en men mettertijd die woningen denkt te amo- veeren. Nu is „mettertijd" een heel rekbaar begrip; als dat zou beteekenen „zeer binnenkort", zou spreker daarin kunnen meegaan, maar „mettertijd" kan over 3, 5 of 10 jaar zijn. Geeft het nu niet een heel eigenaar- digen indruk, wanneer men er toe overgaat geheel ge lijksoortige woningen van particulieren onbewoonbaar te verklaren en de eigen woningen van de gemeente, die in precies denzelfden slechten toestand verkeeren, rustig te laten bewonen? Zou het dan niet beter zijn hier te vens het besluit te nemen dat die 6 woningen van de gemeente, als men ze niet dadelijk gaat amoveeren, toch niet meer zullen worden verhuurd? Anders krijgt men hier toch den indruk dat niet met gelijke maten wordt gemeten, doordat men de woningen van particulieren onbewoonbaar gaat verklaren, maar met de woningen van de gemeente, die eveneens onbewoonbaar zijn en die in precies denzelfden toestand verkeeren, gewoon doorgaat met de verhuring. Dat zou toch een eigenaar- digen indruk kunnen maken en spreker zou daarom in overweging willen geven thans tevens te besluiten dat die 6 woningen van de gemeente niet meer zullen wor den verhuurd. De heer B. Molenaar kan wel kort zijn, omdat hij dat gene, wat de heer Gosterhoff heeft gezegd, ook naar voren had willen brengen. Het doet hem bijzonder groot genoegen dat er thans een begin wordt gemaakt met de krotopruiming, een euvel, waarover hier reeds ver schillende malen is gesproken. Spreker moet tot zijn leedwezen zeggen, dat dit begin werkelijk zeer beschei den is, maar hij wil hier de verwachting uitspreken, gezien de voorgenomen bouw van 140 kleine arbeiders woningen in de naaste toekomst, dat wij van Burge meester en Wethouders mogen verwachten, dat er tus schen dit begin en wat er verder zal volgen, niet een al te groot tijdstip zal liggen. Ten opzichte van het aantal woningen, dat onbe woonbaar zal worden verklaard, heeft spreker hetzelfde gevoelen als de heer Oosterhoff. Het doet eenigszins vreemd aan, waar de gemeente zelf een aantal krotten heeft in de Krimp, die weinig beter zijn dan die, welke hier voor onbewoonbaarverklaring worden voorgesteld, dat die woningen niet hieronder zijn opgenomen. Zon het daarom niet beter zijn dat hier direct maar werd besloten om naast deze 10 woningen ook de 6 gemeente woningen, die daarvoor toch ook volgens Burgemeester en Wethouders in aanmerking komen, onbewoonbaar te verklaren en dus in plaats van 10 in het voorstel van Burgemeester en Wethouders te lezen 16 woningen De heer Muller sluit zich aan bij den aandrang, die op het college is uitgeoefend, om op den weg, die hier zoo bescheiden wordt ingeslagen, in een beetje sneller tempo, dan hier wordt voorgesteld, voort te gaan, wan neer vandaag of morgen de nieuw te bouwen woningen klaar zijn. Dat is de hoofdzaak. De vraag, die door den heer Oosterhoff is gesteld, zal zeer zeker wel door het college kunnen worden beant woord, maar spreker spreekt uit de praktijk en hij zou daaromtrent dit willen zeggen. De woningvereeniging, die deze 140 woningen denkt te bouwen, heeft alreeds een 600 woningen in exploitatie en het aantal aanvra gen voor dat soort woningen is zoo groot, dat, als er 1 woning leeg komt, daarvoor een lijstje ligt van 20, 30 of 40 gegadigden. Die menschen komen ook uit slechte woningen, welke echter in vergelijking met de krotten, die men thans wil opruimen, nog paleizen zijn. Men be hoeft dus niet bevreesd te zijn dat de menschen, die uit deze krotten weg moeten, niet een woning zullen krij gen, want voor de woningen, die nu gebouwd zullen worden, zijn liefhebbers genoeg uit de woningen, die een beetje beter zijn dan die, welke thans onbewoonbaar zullen worden verklaard. De heer Fransen (wethouder) wil allereerst den heer B. Molenaar deze geruststellende verzekering geven, dat op het oogenblik wordt voorgesteld om 10 woningen onbewoonbaar te verklaren, maar dat het de bedoeling van het college is om, zoo spoedig als dit maar eenigs zins mogelijk is, daarmee geleidelijk door te gaan en dan met verdere voorstellen tot onbewoonbaarverklaring te komen. Er ligt reeds een belangrijke lijst gereed, welke aan de Gezondheidscommissie kan worden toe gezonden om haar oordeel daarover te vragen. De be doeling is, geleidelijk met de onbewoonbaarverklaring door te gaan in verband met den toestand van den woningvoorraad. Op de vraag van den heer Oosterhoff, waarom niet wordt voorgesteld die 6 woningen van de gemeente te ontruimen, kan spreker alleen dit antwoorden dat Burgemeester en Wethouders meenen dat het wat eigenaardig zoude zijn, wanneer Burgemeester en Wet houders aan den Raad voorsteilen de eigen woningen van de gemeente onbewoonbaar te verklaren. De be doeling van Burgemeester en Wethouders is echter om, wanneer dit besluit omtrent deze 10 woningen is gevallen, de termijn, die is gesteld voor het ontruimen van die woningen, ook te doen gelden voor deze 6 ge meentewoningen; aan den administrateur van het Wo ningbedrijf zal dan ook opdracht worden gegeven, om te zorgen, dat deze woningen binnen dien tijd worden ontruimd. Dan de opmerking van den heer Oosterhoff, die heeft gevraagd: kunnen de menschen, die uit deze krot woningen komen, wel een woning krijgen en zal die niet veel duurder zijn dan zij kunnen betalen Ja, dat is juist het moeilijke van het geval; daarvoor is het eerst noodig, dat wij een veel belangrijker bouw krijgen van goedkoope woningen, zooals wij die eerstdaags zullen krijgen. Dan zal het opschuifsysteem kunnen worden gevolgd. De administrateur van het Woning bedrijf treedt al steeds in overleg met elke particuliere eigenaar van een woning om op die v/ijze te trachten mee te werken aan het opschuifsysteem. De bedoeling is dat de betere woningen niet direct bereikbaar zullen worden gesteld voor de bewoners van krotwoningen, tenzij deze aan de gestelde eischen van bewoning en huurprijs kunnen voldoen, maar dat er geleidelijk een opschuiving zal plaats hebben op deze wijze, dat de bewoners van woningen van 2.a 2.50 over zullen gaan in woningen van 3.a 3.50, enz. De heer B. Molenaar wil verklaren dat hij door het antwoord, dat van de tafel van Burgemeester en Wet houders is gegeven, volkomen is bevredigd, ook ten op zichte van de 6 gemeentewoningen en dat hij met zeer veel genoegen heeft gehoord dat de ernstige wil bij het Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 juni 1928. 119 college is, om met de onbewoonbaarverklaring door te gaan. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van een onderhandsche geldleening tegen een rente van 4L/2 °/o met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te 's Gravenhage (bijlage no. 12). Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot het aangaan van een onderhandsche geldleening tegen een rente van 4[l9 °/o met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te 's Gravenhage, ter aflossing van met het Rijk aangegane geldleeningen voor woningbouw (bijlage no. 13). De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen zou een enkele vraag willen doen. Dit is een conversie in hoofdzaak van een 5 leening en tot een klein bedrag van een 6 leening, zoodat daarbij uit den aard der zaak de besparing niet heel groot zal zijn, hoewel er toch wel een wezenlijke be sparing wordt verkregen. Z. i. zullen wij daarbij echter een klein risico loopen en het is daarover dat hij eenige inlichting zou willen vragen. Op pag. 384, 2e kolom van bijlage 13 zegt het college „De Gemeente zal dus genoodzaakt zijn tot huur- vermindering mede te werken; wij vertrouwen dat wij er in zullen slagen de thans geldende maximum- bijdrage van het Rijk te behouden." Het is dus niet zeker dat die maximum-bijdrage be houden blijft en wanneer dat niet gelukt, zal dit voordeel worden veranderd in een nadeel. Waar deze zaak nu niet zoo urgent is, kan men haar daar niet omdraaien Kan men niet eerst de zekerheid zien te krijgen dat de maximum-bijdrage behouden zal blijven en dan deze politiek volgen, waartegen spreker geen bezwaar heeft, maar die hij toejuicht. Spreker zou echter eerst zeker heid willen hebben omtrent het behoud van de maximum- bijdrage en eerst dan tot conversie willen overgaan. De heer Ritmeester (wethouder) merkt op dat het in dezen alleen gaat over den financieelen toestand van de vereeniging „Ons Belang" het gaat in dit geval alleen over de kwestie van het huurverlies, dat wordt geleden en dat door de gemeente zal moeten worden gedekt. Hetgeen in de bijlage staat is alleen een waar schuwingvan Burgemeester en Wethouders; Ons Belang heeft zeer belangrijke tekorten en de conversie heeft voor de vereeniging alleen het gevolg, dat het tekort op de exploitatie-rekening 1211.91 minder zal gaan bedragen. Wij kennen allen wel den financieelen toe stand van die vereeniging; er staan thans 12 woningen leeg, 2 zullen binnen zeer afzienbaren tijd ook worden ontruimd en van 3 bewoners is het ook bekend dat zij zeer waarschijnlijk ook de woningen zullen verlaten, zoodat binnen zeer korten tijd 17 woningen leeg zullen komen te staan. Die woningen doen ongeveer 8. huur per week; men begrijpt dus dat op deze manier een zeer groot verlies zal worden geleden. Het huur- tekort is over 1927 al 1144.52, terwijl dit het laatste exploitatiejaar nog voortdurend grooter wordt. Het bestuur van „Ons Belang" heeft dan ook voorstellen aan Burgemeester en Wethouders gedaan om de huur prijzen te verminderen en als die worden verminderd en dat zal wel noodzakelijk zijn, want deze woningen zijn in den duren tijd gebouwd stel met 4.per maand, dan levert dat reeds een tekort op die woningen van 2700.Wanneer dat tekort nu wordt verminderd met die 1211.91, welk bedrag minder zal worden be taald tengevolge van de conversie, resteert nog een bedrag van 1500.en daarom is er aanleiding om aan het Rijk te vragen, de tegenwoordige maximum- bijdrage voor „Ons Belang" te handhaven en dus de nieuwe bijdrage eenigszins omhoog te houden. Wat de heer Vromen wilde is onmogelijk, eerst moet het percentage worden verlaagd, en daarna pas kunnen wij aan het Rijk vragen of dit de maximum-bijdrage voor „Ons Belang" wil handhaven. Of dit laatste zal gelukken, is niet zeker, dat kunnen wij niet zeggen. Maar het staat in geen enkel verband met dit voorstel, het staat alleen in verband met de noodzakelijke huur- verlaging voor „Ons Belang". Als het niet gebeurt, is dat zeer spijtig, maar dan zullen wij ook dien last moeten dragen en dan zullen wij ook dat moeten be talen, maar wij staan voor het feit, dat wij zeer binnen kort moeten ingrijpen bij „Ons Belang". De mededeeling slaat dus alleen op „Ons Belang" en is gedaan om den Raad er op voor te bereiden dat dergelijke voorstellen zullen komen. Zij houdt dus geen verband met dit conversie-besluit. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot wijziging van de aanvullende stroomleveringsovereen- komst met de provincie Friesland, alsmede tot wijziging der verordening, houdende voorwaarden voor de levering van electrischen stroom door het Gemeentelijk Electri- citeitbedrijf (bijlage no. 14). De algemeene beraadslagingen worden geopend. De heer Peletier merkt op, dat het hier betreft een tweeledig voorstel, in de eerste plaats Ontwerp A, be treffende wijziging van het contract met de provincie. Tegen dit punt heeft spreker geen bezwaar, ai wil hij deze opmerking maken dat, terwijl aan de commissie voor de Lichtfabrieken advies is gevraagd, dit voorstel aan die commissie niet in extenso is meegedeeld, zoodat de commissie daarover niet in alle opzichten zoo heeft kunnen oordeelen als zij dat na het lezen van alle stukken in extenso zou hebben gekund. Niettemin gelooft spreker dat het advies van de com missie geen ander resultaat zou hebben gehad, wanneer het voorstel in zijn geheel aan de commissie was ge zonden, zoodat spreker daarover gevoeglijk verder kan zwijgen. Hij gaat in alle opzichten met dit voorstel accoord. Dat is echter niet het geval met Ontwerp B, het voorstel om den stroomprijs met 4 cent te verlagen. Bij de beoordeeling van dit voorstel van Burgemeester en Wethouders dringen, dunkt spreker, naar voren 2 vragen, die deze kwestie goeddeels beheerschen, in de eerste plaats de vraag is een dergelijke verlaging ge wettigd met het oog op de bedrijfsresultaten En in de tweede plaats is zij gewettigd met het oog op het algemeen financieel beleid van de gemeente De eerste vraag nu zou spreker bevestigend willen beantwoorden, maar de tweede absoluut ontkennend. Een verlaging van 4 cent geeft een minder bedrag aan inkomsten aan de gemeente van 73.000.en naar het spreker wil voorkomen kan de gemeente een dergelijke inkomst niet derven. Hij weet wel dat uit hoofde van het gewijzigde contract een besparing zal worden ver kregen van 25.000.hooger mag men die niet aanslaan, omdat er ook eventueele tegenvallers zullen kunnen komen maar ten slotte zal de gemeente dan toch rekening moeten houden met een mindere ontvangst

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 4