128 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928. stel van den heer Feddema en hij zou den Raad in ern stige overweging willen geven de geheele zaak op deze wijze te renvoyeeren naar Burgemeester en Wethouders. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: U sprak zoopas om dadelijk het voorstel-Feddema in stemming te bren gen. Ik zou toch graag eerst het antwoord van den wet houder willen hooren. De Voorzitter: lk stelde toch niet aan de orde om daar direct over te stemmen De heer Fransen (wethouder) merkt op, dat het na tuurlijk op het oogenblik hier alleen de kwestie is, of men uitstel wil, misschien tot straks of tot het volgend jaar. Spreker zou den Raad ernstig willen ontraden op het voorstel tot aanhouding in te gaan, vooral, waar de be doeling in dit voorstel zit om de zaak naar Burgemees ter en Wethouders te renvoyeeren, opdat deze in overleg met den directeur en den marktmeester zullen onder zoeken of er ook nog meer wenschen zijn bij deze uit breiding. Spreker kan den Raad gerust meedeelen dat, toen de cijfers van de inschrijvingsbiljetten, die waren binnengekomen, bekend waren en men als uitslag daar van kon vaststellen, dat de begrooting te laag was op gezet, alles in het werk is gesteld om na te gaan of er ook nog iets was vergeten en het werk van het tweede bestek, dat nog niet is aanbesteed -dat zijn de werk zaamheden aan de hokken, de bestrating, rioleering, enz. is toen het allereeist nog eens onder de oogen gezien, omdat Burgemeester en Wethouders niet met een gedeeltelijke verhooging bij den Raad wilden komen. Burgemeester en Wethouders hadden met het bedrag van ruim 176.000.ook kunnen doorwerken en aan het eind van het werk kunnen zeggen: het werk is ons eenigszins tegengevallen, er is zooveel duizend guldens te min. Zij hadden dan een aanvullende begrooting kun nen indienen en dan was vrij zeker het nog benoodigde bedrag ook door den Raad gevoteerd. Dat hadden Bur gemeester en Wethouders zeker kunnen doen; zij had den immers kunnen redeneeren dat misschien het andere deel, het werk in het tweede bestek bedoeld, wat zou meevallen De heer Visser: Kon dat dan niet eerder De heer Fransen (wethouder) Neen, dat kon niet eerder, de zaak is met spoed behandeld. Er is een glo bale opzet en berekening opgemaakt vanaf de teeke- ningen en die berekeningen zijn tegengevallen bij nadere uitwerking en gebleken uit de inschrijvingen op het werk. Dat is de geheele kwestie; wanneer men derge lijke werken globaal gaat uitrekenen vanaf de teekenin- gen, dan kan de uitkomst later soms verbazend tegen vallen, dat is niets buitengewoons en ieder, die met be grootingen van bouwwerk op de hoogte is, weet dat. Er is over geklaagd dat wij nu niet op den vroeger gewenschten tijd klaar zullen kunnen komen. Dat is ook niet beslist noodig; wij hebben vandaag pas den 5 Juni De heer IJ. de Vries: Nu breekt mijn klomp De heer Fransen (wethouder) Die zal nog wel vaker breken wij hebben vandaag pas den 5en Juni en wij moeten de goedkeuring van Gedeputeerde Staten nog hebben, maar ik vermoed, dat die binnen enkele dagen wel hier zal zijn. Als wij dus half Juni hebben, zal men wel kunnen beginnen en dan heeft men voor het werk de helft van Juni en de maanden Juli, Augustus, September en October, zoodat men in November klaar kan zijn, als er ten minste geen tegenslagen komen. Laat er b.v. maar eens een staking komen. Dan kan in overleg worden getreden met hen, die bij de markt be trokken zijn en deze hebben al te kennen gegeven, dat er gerust, ook al moet het een maand later of meer wor den, voor de markt kan worden gezorgd op een manier, waarover men niet te klagen zal hebben. Hieromtrent is reeds overleg gepleegd met den veeartsenijkundigen dienst; de markt loopt dan heel goed, ook al wordt het 1 December of zelfs later. Daarom is spreker er tegen om dit voorstel nu te laten liggen. Laat de zaak dan dit jaar wat laat klaar zijn, dan is zij toch het volgend jaar in ieder geval hee- lemaal klaar en anders moeten wij dan weer beginnen. Van een nadere berekening moet men niet veel meer verwachten; de zaak is van a tot z nog eens grondig onderzocht en nu is dit het eindresultaat. Men moet nu niet zeggen: dit gaat te ver en we willen daarom uitstel. Spreker zou dat ernstig willen ontraden, omdat er nog voldoende tijd is om de zaak gereed te maken; ook al wordt het wat dieper in het najaar, men behoeft toch voor het goede verloop van de markt geen vrees te hebben. De heer Tarnminga zou toch graag met een enkel woord het voorstel tot uitstel willen aanbevelen. Het wil hem voorkomen dat de wethouder in zijn bestrijding van dat voorstel zeer zwak is. Wij mogen niet twijfelen aan de goede trouw, ook van die zijde, maar men kan het ons toch niet kwalijk nemen, wanneer wij wel een klein beetje onder een zekere reserve de verklaringen van die zijde aanvaarden. Wij mogen toch aannemen, dat ook in de vorige vergadering Burgemeester en Wet houders van meening waren, dat de zaak serieus was voorbereid, want indien dat niet het geval was, krijgen wij ook niet een hoogen dunk van de stukken, die ons toen zijn voorgelegd; in elk geval blijkt nu wel, dat die voorbereiding zeer veel te wenschen heeft overgelaten en wij weten nu eigenlijk nóg niet, waar we aan toe zijn De heer Fransen (wethouder): Dat weet men nooit. De heer Tarnminga Dat moeten toch de deskun digen, de menschen, die er aan werken, weten, als zij inderdaad deskundig zijn. Is dat niet het geval, dan staan wij hier voor zoo'n wonderlijke zaak, die ook al is voorgesteld als een nieuwigheid, welke binnenkort een van de bezienswaardigheden van Leeuwarden zal worden, dat wij daaraan toch wel de noodige aandacht mogen besteden. Als wij de zaak zoo zien, meent spreker dat alles pleit voor uitstel. Want wat krijgen wij nu? Dat men op zijn allervroegst met de uitvoering gereed zal kunnen komen op 1 December. Wanneer wij de halve maand Juni over houden, dan krijgen wij verder Juli, Augustus, Septem ber, October en November en wordt het dus 1 Decem ber. Het gevolg zal zijn, dat in October het werk in vollen gang is en dat is juist in het najaar de drukste maand voor den handel. De uitvoering zal dan zeer veel nadeel geven aan den handel en omgekeerd zal ook de uitvoering van het werk schade lijden door de drukte, die uit den handel voortvloeit. Dus dit jaar zal voor den handel de uitvoering van het veemarktplan schadelijk kunnen zijn. Daar komt bij, dat eigenlijk nog nooit duidelijk is ge worden dat uitbreiding zoozeer dringend is. Wanneer wij nagaan dat de aanvoer aan de veemarkt misschien 4 of 5 Vrijdagen in het jaar zoodanig is, dat er te weinig ruimte is, waarvan in het voorjaar de laatste Vrijdagen in April en de eerste Vrijdag in Mei, dan zal er dus, wanneer de zaak wordt uitgesteld, mischien nog 3 Vrij dagen met beperkte ruimte moeten worden gewerkt, want voor den herfsthandel geeft uitvoering in dit jaar toch geen oplossing. Als de zaak nu wordt uitgesteld, kunnen wij haar nog eens rustig overwegen en dan kunnen wij het vol gend voorjaar, als dat weer nieuwe levenslust en levens kracht en bezieling en vernieuwing heeft gegeven, met Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 Juni 1928. 129 voile kracht aan de zaak beginnen en misschien dat dan voor den volgenden herfsthandel de zaak in orde is. Alles pleit dus voor uitstel. De Voorzitter zou een paar woorden willen toevoegen aan hetgeen de wethouder heeft gezegd. De heer Tarn minga heeft pas in tweede instantie gesproken, nadat de wethouder reeds de sprekers in eerste instantie had geantwoord; spreker acht het toch beter dat de heer Tarnminga in eerste instantie het woord had gevraagd, omdat er nu weer van de tafel van Burgemeester en Wethouders moet worden gesproken. Spreker zal dat nu maar op zich nemen, door enkele punten, die de heer Tarnminga heeft genoemd, te weerleggen. De heer IJ. de Vries heeft zoopas gezegd dat zijn klomp was gebroken, maar spreker zou zeggen dat, als hij klompen aan had, deze beide waren gebroken bij de redeneering van den heer Tarnminga, die zegt, dat uit breiding heelemaal niet dringend is, dat er aan de ge heele veemarkt niets is te doen De heer Tarnminga: Dat zeg ik niet De Voorzitter zou er zoo over denken, dat de Raad dan dat gekke voorstel van Burgemeester en Wethou ders niet had moeten aannemen De heer Tarnminga: Dat heb ik niet beweerd De Voorzitter heeft, zoo lang hij hier in Leeuwarden woont, nog niets anders gehoord dan: de veemarkt moet worden uitgebreid, er moet ruimte komen, het is geen toestand zoo. Dat bleek zelfs uit ingezonden stukken in de krant; Burgemeester en Wethouders storen zich daar wel niet zoo veel aan, maar het geeft toch eenigszins de algemeene opinie weer, dat men wel van meening is, dat de veemarkt moet worden uitgebreid. Spreker zou meerdere menschen kunnen noemen, die hier al jaren komen en die het veel te lang duurt en één van die heeren die man met die lange baard heeft zich zoo uitgedrukt: dat men hier 1 uur met een koe op het trottoir moet staan, is een schande voor Leeuwarden. Als de heer Tarnminga nu echter zegt dat het niet zoo dringend is, laten wij er dan mee uitscheiden. Bur gemeester en Wethouders steken het geld er ook liever niet in, maar Burgemeester en Wethouders zijn van het idee uitgegaan, dat men moet aannemen dat de veemarkt te klein is en dat zij op deze wijze op de beste manier kan worden uitgebreid. Nu komt men met net argument: men komt tóch niet op tijd klaar. Och, eigenlijk komt men nooit op tijd klaar; men heeft er altijd verlet van, zelfs bij de stilste markt. Of men nu niet klaar komt voor 1 November of voor 1 December spreker heeft het niet uitgerekend -kan niet precies zooveel schelen, omdat er, zoowel uit handels- als uit veterinair oogpunt tegen dien datum geen bezwaar is. Spreker zou zeggen: laten wij dan toch beginnen, dan zijn wij in elk geval, zooals ook de heer Fransen zegt, het volgend jaar klaar. Men heeft deze oplossing gevonden. Als het op dat gedeelte, waar de uitbreiding komt, niet druk is, kan men een deel daarvan gebruiken en verder kan de Zui dersingel tijdelijk bij de markt worden getrokken en als markt dienst doen. Men neemt daartoe alleen de hekken er weg en alleen zullen dan de wagens, die aan het eene einde staan, tijdelijk op een andere plaats moeten wor den opgeborgen. Die wagens zullen dan tijdelijk komen te staan in de Van Swietenstraat, mogelijk zullen er tijdelijk enkele komen te staan langs den Stationsweg en verder kunnen er tijdelijk eenige op de opengevallen trambaan worden opgeborgen; wanneer dan gedurende 4 of 5 maanden hier of daar een paard en wagen staat, is dat nog niet zoo vreeselijk. De marktmeester maakte eerst nog bezwaar door het spooksel van den kalverenaanvoer in dien tijd op te roepen, maar spreker kan meedeelen dat het veterinair staatstoezicht ons heeft te kennen geven, dat in dit buitengewone geval op buitengewone toegeeflijkheid zal kunnen worden gerekend, m. a .w. dat de datum van 1 November of 1 December geen bezwaar oplevert en dat er zelfs geen bezwaar is, ook al wordt het Februari of Maart. De kwestie van de drukke veemarkt is dus in zooverre opgelost, maar bovendien is de kwestie van uitbreiding zoo dringend, dat Burgemeester en Wethouders met dit voorstel niet eens tot de volgende vergadering hebben willen wachten, maar het reeds nu, hoewel zij zelf maar 4 of 5 dagen tijd er voor hadden, bij den Raad hebben gebracht. Dan moet men niet spreken, zooals de heer Tarnminga doet, want als Burgemeester en Wethouders alles doen, om zoo gauw mogelijk de zaak voor elkaar te maken en er wordt dan op deze wijze tegen gespro ken, dan gaat de levenskracht en de levenslust bij Bur gemeester en Wethouders wei wat verloren en die komt dan ten slotte niet zoo gauw terug, als de Raad dan mis schien wel zou wenschen. Dat is het eenige, wat spreker hiervan zeggen wil. De heer Hofstra had in eerste instantie wel het woord willen vragen omtrent hetzelfde, wat de heer Molenaar reeds heeft opgemerkt, maar hij meende dat deze op merkingen wel zouden worden beantwoord. Het college heeft die vragen echter nog niet beantwoord. De heer Molenaar heeft gewezen op de cijfers van de aanbeste ding en opgemerkt, dat er 2 firma's waren, die lager hebben ingeschreven De Voorzitter: Het voorstel tot uitstel is op het oo genblik alleen in behandeling. De heer IJ. de Vries zou er toch nog wel een kleinig heid over willen zeggen. Toen voor 6 weken het groote voorstel hier ter tafel was, heeft spreker tegen dat voor stel bezwaar gemaakt, omdat de Raad er niet voldoende in zat. Toen is van de tafel van Burgemeester en Wet houders gezegd: wanneer het plan nu niet wordt aan genomen, gaat het dit jaar niet meer om het klaar te krijgen. Dat is voor spreker en meerdere anderen aan leiding geweest om voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders en tegen uitstel te stemmen en daarom is toen het voorstel van Burgemeester en Wethouders aangenomen. Nu blijkt echter na de aanbesteding, dat nog een crediet van 25.000.er bij moet, als noodig voor de uitbreiding. Verder blijkt uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders, dat niet de laagste en ook niet de tweede, maar de derde inschrijver wordt geno men De heer Fransen (wethouder)Daar komen we straks aan. De heer IJ. de Vries Mijnheer Fransen, ik spreek over uitstel en nu blijkt dat het plan niet behoorlijk kan worden uitgevoerd in 3'/2 maand en ook niet in 4 maanden, hoewel door het college van Burgemeester en Wethouders bij ons de indruk was gevestigd, dat de zaak vóór de kalvermarkten in October in orde moest en ook voor dien tijd in orde was te krijgen. Dat voor opstellende, zeggen wij als wij nu deze geschiedenis berekenen, dan kan men niet voor dien tijd klaar; laten wij zeggen dat het plan wordt aangenomen en dat direct na de eerste markt in Mei wordt aangepakt. Dan kan de uitbreiding waarschijnlijk nog voor de drukke kalver markten in October 1929 klaar De heer Fransen (wethouder): Misschien. De heer IJ. de Vries De heer Fransen zegt „mis schien" Nu heeft de Voorzitter naar voren gebracht dat het niet in de eerste plaats draait om de 3 of 4

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1928 | | pagina 9