'r5*
r j
152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1928.
Met algeineene stemmen wordt, overeenkomstig het
rapport der commissie van onderzoek, besloten tot voor-
loopige vaststelling van de gemeente-rekening, dienst
1926 en Burgemeester en Wethouders 's Raads dank te
betuigen voor het nauwkeurig beheer.
De wethouders onthouden zich hierbij van mede
werking.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
afstand in erfpacht van bouwterrein bij den de Ruyter-
weg aan W. Andringa en L. Wijlgenbosch, alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Bij adres van 19 Juni j.l. is door W. Andringa en
L. Wijlgenbosch, alhier, aanvraag gedaan om hun in
erfpacht af te staan een perceel bouwterrein ten Zuid
oosten van den de Ruijterweg, ter breedte van 12.85
Meter langs den weg gemeten. Op bijgaande situatie-
teekening is het terrein met een roode omlijning aange
duid. Tegen den gevraagden afstand bestaat onzerzijds
geen bezwaar. De grondprijs kan worden gesteld op
10.— per M-., welke prijs ook voor de andere aldaar
uitgegeven terreinen is bedongen. Zooals gebruikelijk is,
dient de voorwaarde te worden gesteld dat de gemeente
eventueel een strook grond van 2 Meter breedte langs
den de Ruijterweg te allen tijde met een opzeggings
termijn van een maand terug kan nemen, terwijl voorts
de erfpachters de helft van de kosten van een geplaatste
schutting tusschen het aangevraagde terrein en de per-
ceelen aan de Noordvlietstraat moeten vergoeden. Ove
rigens zullen de gewone voorwaarden gelden. Belang
hebbenden gaven bij schrijven van 30 Juni j.l. te kennen
met de bovenvermelde voorwaarden, zoomede met een
grondprijs van 10.per M2., accoord te gaan.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten
aan W. Andringa en L. Wijlgenbosch, alhier, tot 31
December 1990 in erfpacht af te staan een ten Zuid
oosten van den de Ruijterweg gelegen bouwterrein, ter
breedte van 12.85 M. langs den weg gemeten, zooals
op de bijbehoorende situatieteekening met een roode
omlijning is aangegeven, ter grootte van ongeveer 386
M2., de juiste grootte nader door een landmeter van het
kadaster uit te meten, zulks onder de volgende voor
waarden
1. de erfpachtscanon zal worden berekend naar een
grondwaarde van 10.per M2. en een rentevoet van
6 per jaar;
2. de erfpachters storten binnen tweemaal 24 uren,
nadat zij van het Raadsbesluit tot toewijzing in erfpacht
kennis hebben hekomen, een bedrag van 193.ten
kantore van het Gemeentelijk Grondbedrijf, als waarborg
voor de nakoming der voorwaarden, welk bedrag hun,
na voldoening daaraan, op aanvrage zal worden terug
gegeven;
3. de rooiïng voor de bebouwing zal nader door den
dienst der Gemeentewerken worden aangegeven;
4. zoolang de erfpacht niet met toestemming van
Burgemeester en Wethouders is overgedragen, mag
bebouwing door derden niet plaats hebben;
5. de gemeente heeft het recht het erfpachtsrecht
van een strook grond, grenzende aan den de Ruyterweg,
ter breedte van 2 M., met een opzeggingstermijn van een
maand geheel of ten deele op te zeggen, in welk geval
de canon naar evenredigheid zal worden verminderd;
6. de erfpachters moeten de helft van de kosten voor
de plaatsing van een schutting tusschen het door hen
aangevraagde terrein en de perceelen van de Noordvliet
straat op eerste aanzegging voldoen ten kantore der
Gemeentewerken
7. voor het overige zijn op dezen afstand in erfpacht
van toepassing voor zoover mogelijk en met het
bovenstaande niet in strijd de bepalingen betreffende
de uitgifte in erfpacht van bouwterreinen, gelegen tus
schen Oostersingel en Cambuursterpad en toebehoorende
aan de gemeente Leeuwarden.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
ruiling van grond aan den Westersingel met A. Slump,
alhier.
Dit voorstel luidt als volgt
Van A. Slump, alhier, die aan den Westersingel op
een door hem aangekocht gedeelte van het voormalige
tiamemplacement een woning met pakhuis bouwt, ont
vingen wij het verzoek te bevorderen, dat hem ten be
hoeve van dien bouw aan de Westzijde van zijn terrein
een aangrenzend strookje van den aan de gemeente toe
behoorenden grond, ter breedte van ongeveer 1 Meter,
in eigendom wordt afgestaan. In ruil voor genoemd
strookje grond wenscht hij aan de gemeente af te staan
een aan de Noordzijde van zijn perceel gelegen ter-
reintje. Waar eerlang tot den aanleg van een straat ter
plaatse zal dienen te worden overgegaan, is het voor
de gemeente van belang dit terreintje in eigendom te
bezitten, aangezien alsdan door bijtrekking daarvan bij
de straat gelegenheid zal zijn deze op den hoek eenige
meerdere breedte te geven, hetgeen uit een verkeers-
oogpunt gewenscht is.
Tegen afstand van de strook grond, gelegen tegen
de Westzijde van adressants terrein, bestaat onzerzijds
geen bezwaar. Belanghebbende heeft zich bereid ver
klaard voor den bij ruiling meer te ontvangen grond een
bedrag te betalen van 15.per M2. Na opmeting ter
plaatse is gebleken, dat de aan den adressant af te stane
grond eene grootte heeft van 6.95 M2., terwijl het door
de gemeente te ontvangen terreintje eene grootte heeft
van 6 M2. Adressant ontvangt derhalve rond 1 M2.
grond meer dan hij afstaat, zoodat hij aan de gemeente
een bedrag van 15.heeft te betalen. Op de hierbij
overgelegde situatieteekening zijn de betrekkelijke per
ceelen met gele en roode kleur aangegeven.
Onder overlegging van de stukken geven wij U der
halve in overweging te besluiten tot ruiling met A. Slump,
alhier, van een aan de gemeente toebehoorende strook
grond, ter grootte van ongeveer 6.95 M2., gelegen aan
de Westzijde van en grenzende aan zijn terrein aan den
Westersingel, tegen een aan A. Slump, voornoemd,
toebehoorend perceel grond, gelegen aan de Noordzijde
van het op zijn terrein aan den Westersingel gestichte
gebouw, ter grootte van ongeveer 6 M2., een en ander
zooals op de bijbehoorende teekening met gele en roode
kleur is aangegeven.
onder bepaling, dat door gemelden A. Slump aan de
gemeente zal worden bijbetaald een bedrag van 15.
en dat voorts de op deze ruiling vallende kosten voor
zijne rekening komen.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van grond aan het Vliet aan A. Dekinga te
Lekkum.
Dit voorstel luidt als volgt
Van A. Dekinga te Lekkum ontvingen wij het verzoek
te bevorderen, dat hem in huur wordt afgestaan een
perceel grond aan het Vliet voor den bouw van een
schiphuis. Bedoeld is een gedeelte van het weiland,
de z.g. Lange Negen", waarvan reeds met Uwe goed
keuring onderscheidene gedeelten zijn verhuurd voor
schiphuisbouw, laatstelijk bij Uw besluit van 5 Juni
1928 aan D. Bosman. Het terrein is op de overgelegde
teekening door een arceering aangeduid.
Ook in dit geval bestaat bij ons geen bezwaar aan
het verzoek te voldoen; de huurprijs dient op 35.
per jaar te worden gesteld, welk bedrag in juiste ver
houding staat tot de aan de gemeente verschuldigde
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1928. 153
gelden voor het hebben van andere schiphuizen aan het
Vliet. De huurtijd kan, evenals in andere gevallen, be
paald worden op tien jaren.
Onder overlegging van de stukken geven wij U der
halve in overweging te besluiten
aan A. Dekinga, te Lekkum, in huur af te staan voor
den bouw van een schiphuis aan het Vliet een gedeelte
van de z.g. „Lange Negen", ter breedte langs het Vliet
gemeten van 7 M. en diep ten hoogste 17 M., deel
uitmakende van het perceel, kadastraal bekend ge
meente Leeuwarden sectie G no. 10008, ten Westen on
middellijk grenzende aan het aan D. Bosman verhuurde
gedeelte, onder voorwaarde
1. de huur wordt aangegaan voor den tijd van 10
jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Juli 1928 en ein
digende 30 Juni 1938; de gemeente heeft het recht de
overeenkomst te allen tijde op te zeggen met inacht
neming van een opzegtermijn van drie maanden; alsdan
is de huur naar evenredigheid van den tijd van gebruik
verschuldigd;
2. de huursom bedraagt 35.per jaar, te betalen
vóór 1 Mei van elk jaar,
en verder op de overeengekomen voorwaarden.
12. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
vaststelling van de vergoeding ex art. 101, le lid, der
Lager Onderwijswet 1920, over het dienstjaar 1925
aan besturen van bijzondere scholen.
Dit voorstel luidt als volgt
Artikel 101, le lid, der Lager Onderwijswet 1920,
legt aan de gemeente de verplichting op, over elk
dienstjaar aan de besturen van de in het eerste lid van
art. 97 dier wet bedoelde scholen de kosten van instand
houding, met uitzondering van de jaarwedden en wed
den der onderwijzers, te vergoeden.
Gevolg gevende aan de in het eerste lid van artikel
103 opgenomen bepaling, dat de aanvragen om de ver
goeding ex artikel 101, le lid, door de schoolbesturen,
die over het afgeloopen jaar daarop aanspraak maken,
in de maand Januari aan den Raad ingezonden moeten
worden, hebben de verschillende schoolbesturen ver
zoeken om toekenning der gemeentelijke instandhou
dingsvergoeding over 1925 ingediend voor de in onder
staand overzicht vermelde scholen. In dat overzicht zijn
tevens opgenomen de bedragen der krachtens art. 103,
lid 3, verleende voorschotten.
De vergoeding wordt berekend over het gemiddeld
aantal leerlingen volgens den maatstaf van art. 28 en
bedraagt per leerling het gemiddelde bedrag per leerling
van de kosten over 1925 der overeenkomstige openbare
lagere scholen in deze gemeente en wordt bepaald na
aftrek van de verschuldigde schoolgelden, die hier
echter voor alle scholen door de gemeente zijn geïnd.
Als kosten, bedoeld in de vorige alinea, komen volgens
art. 101, 5e lid, in aanmerking de kosten, bedoeld in
art. 55 onder e tot en met h en o, alsmede die van in
standhouding.
De uitgaven voor het gewoon lager onderwijs be
droegen over 1925 69.156.595, welk bedrag echter
dient verminderd te worden met een bedrag van 774.02
wegens kosten van verlichting, verwarming en schoon
houden, komende ten laste van het vervolgonderwijs,
een bedrag van 480.93 wegens opbrengst van den
verkoop van werkstukken bij het handwerkonderwijs,
een bedrag van 2240.07 wegens vergoeding van vuur
en licht voor het gebruik van schoollokalen voor parti
culiere lessen en een bedrag van 500.wegens huur
voor het gebruik van drie lokalen van de hulpschool
Jacobijner Kerkhof door de Industrie- en Huishoud
school, in totaal met 3995.02, zoodat het juiste kosten-
bedrag van het gewoon lager onderwijs over 1925
bedraagt 65.161.575.
De uitgaven voor het uitgebreid lager onderwijs be
droegen in 1925 7558.56, van welk bedrag dient te
worden afgetrokken een bedrag van 98.025 wegens
opbrengst van verkochte werkstukken, een bedrag van
72.70 wegens vergoeding voor vuur en licht voor het
gebruik van schoollokalen voor particuliere lessen, een
bedrag van 700.wegens huur voor het gebruik der
school voor de Middelbare Avondhandelsschool, een
bedrag van 700.wegens huur voor het gebruik der
school voor de Lagere Avondhandelsschool en een
bedrag van 900.wegens huur voor het gebruik der
school voor den bewaarschoolcursus, in totaal alzoo met
2470.725, zoodat het juiste kostenbedrag van het uit
gebreid lager onderwijs over 1925 bedraagt 5087.835.
Het gemiddeld aantal leerlingen volgens den maatstaf
van art. 28, 6e lid, bedroeg over 1925
voor het gewoon lager onderwijs 3654 (aantal leer
lingen op 16 Maart: 3651, op 16 Juni: 3574, op 16
September: 3691 en op 16 December: 3700)
voor het uitgebreid lager onderwijs 209(4 (aantal
leerlingen op 16 Maart: 212, op 16 Juni: 193, op 16
September: 217 en op 16 December: 215).
Het gemiddeld bedrag per leerling van de over 1925
gemaakte kosten voor de openbare lagere scholen be
draagt dus
voor het gewoon lager onderwijs 65.161.575 3654
17.83
en voor het uitgebreid lager onderwijs 5087.835
209(4 24.31.
Met ingang van 2 September 1925 is opgericht de
school der Vereeniging voor Christelijk Schoolonderwijs,
Fonteinstraat no. 10 (I.), zoodat voor deze school met
toepassing van het 7e lid van art. 28 der Lager Onder
wijswet 1920 voor de berekening der vergoeding ge
bruik moet worden gemaakt van het aantal leerlingen,
gelijk aan het gemiddelde van de aantallen op 31
October en 16 December.