276 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928.
daar zal ik niet op ingaan, want daar heb ik vroeger
reeds het mijne over gezegd. Als ik iets betoog, als ik
mij in iets te buiten ga, dan zal ik gaarne van een op
merking nota nemen, want volgens de Talmudische
spreuk is alleen hij verstandig, die van iedereen wil
leeren, dus ook van den heer IJ. de Vries. Wanneer
echter iedere interruptie op een goudschaaltje moet
worden gelegd en een medelid direct wordt gedisqua-
lificeerd, dan zal ik daaruit de conclusie trekken zeer
voorzichtig te moeten zijn. De persoonlijke beschaving
van iemand mag men niet in de discussie brengen en
ik wraak die woorden dus nog en neem nota van het
feit, dat de heer IJ. de Vries zijn beleediging aan mijn
adres niet heeft teruggenomen.
De VoorzitterBurgemeester en Wethouders willen
thans trachten de verschillende Raadsleden te antwoor
den en persoonlijk wil ik dan maar met enkele dingen
beginnen. Er zijn hier enkele punten naar voren geko
men. die speciaal tot mijn afdeeling behooren en ook
andere, die, hoewel ze wel in het algemeen door mij
kunnen worden beantwoord, toch zaken zijn, waar een
van de wethouders beter in thuis is.
Ik wil dan in de eerste plaats nog zeer kort even
spreken over de kwestie, welke de heer Oosterhoff heeft
aangeroerd, de kwestie, dat ik in die vorige Raadsver
gadering veel naar voren heb gebracht, waaromtrent de
heer Oosterhoff heeft gemeend te moeten zeggen, dat
ik niet geweten heb hoe de stemming was geloopen of
althans niet precies zou hebben geweten hoe de loop
van zaken is geweest.
Ik zou zeggen: laten wij dat nu. wat mij betreft, maar
laten rusten, ik heb destijds in den Raad een voorstel
ling van zaken gegeven, die, naar ik meende, juist was,
maar achteraf is gebleken dat deze niet in overeenstem
ming was met de notulen en toen heb ik mij gehaast
om mijn woorden te rectificeeren. Dan wil ik opmerken,
dat die kwestie niet alleen slaat op mijzelf, maar dat
men, wat de geheele zaak betreft, niet zou kunnen
reconstrueeren, hoe de zaak in de vergaderingen van
Burgemeester en Wethouders geloopen is. Aangezien
alles mondeling is behandeld, is het heel moeilijk na te
gaan hoe alles precies is geloopen; er is in het college
over de kwestie lang gesproken en ook wordt er in zoo'n
klein college nog al veel door elkaar gesproken, zoodat
een geheele reconstructie van de behandeling der kwes
tie niet zoo heel gemakkelijk is. Ik voor mij zal die zaak
nu dan ook laten loopen en ik kom er niet op terug.
De heer M. Molenaar heeft gesproken over het Geor
ganiseerd Overleg en hij heeft daarbij aangehaald, dat
ik hier in den Raad heb gezegd en dat is ook zoo,
dat is iets, wat de leden wel wisten dat ik niet voor
het Georganiseerd Overleg ben in den vorm, zooals dat
door den Raad is ingesteld. Ik wil wel zeggen, dat ik
voor mij altijd het idee heb gehad, dat de Raad het
Georganiseerd Overleg heeft ingesteld in den vorm,
zooals de heer Molenaar het ook ziet, n.l. deze, dat, als
er overeenstemming is bereikt in het Georganiseerd
Overleg, de Raad dan eigenlijk niets anders kan doen
dan ik meen dat ik er wel eerder met den heer Mo
lenaar over heb gediscussieerd dat de Raad er ab
soluut in mede gaat óf de zaak zendt naar het Georga
niseerd Overleg, om daar beter in overeenstemming te
worden gebracht met de wenschen van den Raad.
Ik voor mij heb dien vorm zooals de heer Molenaar
zich zal herinneren vanaf het eerste oogenblik be
treurd en ik betreur dien nog. Nu blijkt dat het mogelijk
is, dat in het Georganiseerd Overleg dergelijke dingen
naar voren komen als daar naar voren zijn gekomen, n.l.
dat ten slotte de eene partij in het Georganiseerd Over
leg, welke dan ook, eigenlijk niet zuiver en kalm en
zonder bijomstandigheden over een zaak kan oordeelen,
meen ik nog dat die vorm verkeerd is, en ik heb daarop
zeer zeker ook het oog gehad, toen indertijd de zaak is
besproken.
Wat betreft de kwestie van de splitsing van het Ge
organiseerd Overleg, welke door den heer Westra aan
de orde is gesteld, zou het misschien het beste zijn, in
dien daartoe vanuit den Raad een voorstel kwam; dan
weten Burgemeester en Wethouders althans waar zij
aan toe zijn. Burgemeester en Wethouders hebben geen
bezwaar, zooals ook reeds in de Memorie van Antwoord
is gezegd, om die zaak nader onder het oog te zien. zij
willen wel een onderzoek instellen, maar meent de
meerderheid van den Raad toch dat het Georganiseerd
Overleg niet gesplitst moet worden, dan is het beter
niet van te voren daarnaar een onderzoek in te stellen,
dan krijgt men ook geen verloren arbeid.
Wat betreft het kanalenplan, waarover de heer J. de
Boer sprak en waaromtrent Burgemeester en Wethou
ders al heel in 't kort hebben geantwoord, zullen Bur
gemeester en Wethouders gaarne trachten zich daarin
te werken en die zaak te entameeren, om te zien, wat
er aan te doen is.
Een ander punt is het verkeersprobleem, wat in deze
gemeente zou bestaan, maar ten opzichte van de ver
keersproblemen in andere plaatsen wil het mij voor
komen. dat het hier heel klein is. Dat probleem komt
vrijwel door het nog te snelle rijden van sommige auto
mobilisten in deze gemeente. Ik wil dit wel zeggen
ik heb er indertijd al veel meer van gezegd en ik zal
er nu maar heel weinig over zeggen als men de
gemiddelde snelheid, die bestaat in Leeuwarden, en de
enkele excessen, die hier voorkomen, in oogenschouw
neemt naast de gemiddelde snelheden, die elders be
staan en de excessen, die daar voorkomen, dan geloof
ik niet, dat Leeuwarden een verkeerd figuur maakt en
dat die snelheid hier overmatig is. De heer Dijkstra
heeft bij zijn argumenten gewezen op het ongeluk, dat
hier pas heeft plaats gehad, maar ik wil wel zeggen,
dat dit absoluut niet voorkomen zou zijn, indien aan
de grens van deze gemeente groene of gele bordjes had
den gestaan met een zeker getal er op, vermeldende de
maximumsnelheid; naar wat ik er van gehoord heb, zou
dat ongeluk, ook al had er 10 K.M. op zoo'n bordje
gestaan en daarom zeg ik clat dergelijke dingen niet
moeten worden bestreden met een maximum-snelheid,
die er niets mede te maken heeft tóch gebeurd zijn.
Dat is dus geen argument.
Ik heb hier het vorig jaar veel over gesproken en ik
heb gezegd: wat wil men? Wil men een hooge of een
lage maximum-snelheid op het bordje hebben en wil
men in het algemeen de bepalingen handhaven of niet
handhaven In het laatste geval doet het er niet veel
toe wat er op staat en óf het er op staat, want dan blijft
de toestand tóch gelijk en in de practijk komt het er
op neer dat dit in bijna alle plaatsen het geval is, n.l.
dat de bepalingen niet worden gehandhaafd of alleen
zoo tusschenbeide eens eventjes; ik heb althans per
soonlijk nog nooit eenigen last ondervonden in de 23
jaren, dat ik chauffeer.
Dat de snelheid hier overdreven zou zijn, kan ik niet
zeggen. Zeer zeker zijn er enkelen, die een enkelen keer
wel eens buiten de perken gaan met snel rijden, maar
er komt ook nog bij, dat de vrachtauto's al aan banden
zijn gelegd in verband met de cijfers die, als uitvloeisel
van een reeds bestaand besluit, op een schild met 3
kleuren achter op de vrachtauto's zijn geschilderd. Die
cijfers staan in verband met de maximum-snelheid op
de eerste, tweede en derde klas wegen; de eerste klas
wegen zijn op het schild voorgesteld door een roode
baan, de tweede klas door een witte en de derde klas
door een blauwe en de cijfers op die verschillende
kleuren geven aan de snelheden, waarmede die vracht
auto's met een verschillend gewicht op die wegen
mogen rijden. Nu zal het de Vergadering bekend zijn,
dat de rijkswegen in Friesland behooren tot de tweede
klas, alle provinciale wegen tot de derde klas en dat
ook de Leeuwarder wegen behooren tot de tweede klas.
Daardoor wordt al een groote groep vrachtauto's be
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 19 December 1928. 277
perkt in haar snelheid op de wegen binnen Leeuwarden.
Het is duidelijk te zien, met welke snelheid zoo'n vracht
auto mag rijden en alleen indien in het witte vak niets
is ingevuld, is de snelheid hierin Leeuwarden onbeperkt,
d.w.z. wat betreft de wegen, maar niet wat betreft de
veiligheid, want in verband daarmee kan er te allen
tijde tegen worden opgetreden. Het cijfer, ingevuld in
het witte vierkant, geeft dus aan de snelheid, waarmee
hier in Leeuwarden met de auto mag worden gereden
en staat in dat witte vak een kruis geschilderd, dan
mag zoo'n auto hier in Leeuwarden in het geheel niet
rijden. Op deze wijze is dus al een vrij groote groep
van auto's, ook binnen deze gemeente, aan banden
gelegd.
Nu wil ik dit wel zeggen dat hoewel het al wordt
gedaan ik er nog wel meer op wil laten toezien dat
werkelijk de toegestane snelheid niet wordt overtreden.
11: wil hier direct bij zeggen dat deze maximum-snelheid
niet is bepaald in verband met de veiligheid van het
verkeer, maar in verband met het onderhoud van de j
wegen; wat doet het er echter ook toe, het zal toch
de veiligheid ook ten goede komen.
Er is door een van de leden ook nog gezegd, dat het
misschien wel goed was om hier en daar eens steek
proeven te nemen ten opzichte van de snelheid. Ik wil
gaarne met den Commissaris van Politie overleggen om
op ongeregelde tijden, indien wij daarvoor behoorlijk
personeel beschikbaar hebben want zoo ruim zitten
wij niet in onze mannetjes door de Politie hier en 1
daar eens steekproeven te laten nemen, maar dan niet
alleen aan de Bleeklaan, zooals de heer Muller heeft
gevraagd. Want als men langs een breeden weg als de
Bleeklaan, die van alle kanten en wel 300 M. vooruit
is te overzien en waarlangs ook nog een flink trottoir
is, niet iets sneller mag rijden, dan mag dat ook nergens.
11: zou het dus niet alleen aan de Bleeklaan willen doen
maar ook op bepaalde tijden aan de Nieuwestad. den
Wirdumerdijk, den Stationsweg, enz. en ik zal dan
gaarne t. z. t. aan den Raad de gegevens overleggen.
De Raad zal dan kunnen zien hoe hoog de snelheden
hier zijn en ik ben er van overtuigd dat de gemiddelde
snelheid dan lager zal blijken te zijn dan verschillende
leden meenen.
Een andere kwestie van het verkeer is hoewel dat
punt niet in het Verslag van Rapporteurs staat door
den heer Peletier aangeroerd en betreft het onderzoek,
dat de Kamer van Koophandel destijds omtrent het
verkeersprobleem heeft doen instellen en waarvan zij
het rapport aan de gemeente heeft gegeven. Ik meen
dat het daarin voornamelijk ging als ik mij goed
herinner, maar het is al even geleden over demping
van de Voorstreek. Dat rapport is even blijven liggen,
omdat naar het oordeel van Burgemeester en Wet
houders misschien ten opzichte van het verkeersprobleem
wel eenige verbetering zou komen, juist door de open
stelling van de Bleeklaan voor het verkeer. Daarom
achtten Burgemeester en Wethouders deze kwestie niet
zoo dringend, maar ik wil graag namens Burgemeester
en Wethouders toezeggen dat zij het idee van de Kamer
van Koophandel nog we! eens even willen bekijken en
den Raad op de hoogte willen stellen van hunne mee
ning. Dan kan ook die zaak worden afgedaan of verder
behandeld.
Mevrouw Buisman heeft gesproken over de brug-
sluiting in verband met een afwijzende beschikking van
Burgemeester en Wethouders op een verzoek van enkele
kaasexporteurs om de Prins Hendrikbrug van 10 mi
nuten voor zes tot zes uur te sluiten. Op zichzelf kunnen
Burgemeester en Wethouders niet ontkennen, dat die
10 minuten er voor de schipperij ook nog wel bij kunnen
en dat haar daar niet veel van zal overkomen. Maar
toch, de schipperij wordt ten slotte al gehinderd en bij
de vraag of men de brug om een bepaald bedrijf moet
sluiten, omdat anders het station, dat in de buurt ligt,
voor dat bedrijf zal zijn afgesloten, is nu de kwestie
maar: welk belang moet hier het zwaarst wegen tus-
schen 10 minuten voor zes en zes uur, het belang van
de schipperij of het belang van enkele kaasexporteurs
Moet de kwestie, dat die exporteurs dan nog naar het
station kunnen rijden, den doorslag geven en moet men
daarbij het belang van de schipperij op het spel zetten?
Ten slotte kan men een brugsluiting verdedigen,
indien dat in het algemeen belang is van het publiek,
wanneer de eene dag die en de andere dag die er baat
bij heeft, wanneer de kinderen naar school moeten of
de menschen naar het station. Het geeft tegenover de
schipperij toch al heel veel last om dat te verdedigen,
maar brugsluiting, 10 minuten voor het vertrek van een
trein, is te verdedigen. Wanneer dan echter ook nog
eens weer 10 minuten wordt gevraagd door een be
paalde groep van exporteurs, zal het zoo kunnen komen,
dat voor een anderen dag van de week weer door een
andere groep en misschien weer voor een andere brug
sluiting wordt gevraagd met de mededeeling: wij moeten
er dan en dan ook langs.
Burgemeester en Wethouders, erkennende dat het
misschien heel lastig zal zijn voor die groep van men
schen, hebben het toch ook heel lastig gevonden, om
speciaal ten behoeve van die bepaalde groep van men
schen de brug te sluiten en dat is dan ook de oorzaak
geweest, dat zij hebben gezegd het niet te doen. Indien
daardoor niemand last zou worden aangedaan, zouden
Burgemeester en Wethouders die brug wel sluiten, maar
zij weten, dat dan gedurende 10 minuten de geheele
schipperij een belemmering zal ondervinden en waar die
menschen ook met doorvaren hun geld moeten verdienen
en zij óók haast hebben, meenden Burgemeester en
Wethouders, dat een dergelijke sluiting niet door den
beugel kon en hebben zij er niet aan willen meewerken
om die brug van 10 minuten voor zes tot zes uur te
sluiten.
De heer Westerhuis heeft Burgemeester en Wethou
ders m. i. wel wat erg een standje gemaakt, vooral door
de woorden, die de heer Westerhuis heeft gebruikt.
Als ik de bedoeling goed heb begrepen, sloegen die in
het algemeen op het verhaal, dat wij trachten te krijgen
van de familieleden van krankzinnigen, waarvoor de
gemeente de verpleegkosten moet betalen aan de ge
stichten. Ik heb den heer Westerhuis ondershands ge
vraagd welk geval hij speciaal op het oog heeft gehad
en nu wil ik hier in deze vergadering geen namen
noemen, maar ik wil toch zeggen dat dat geval niet
zoo scherp gesteld moet worden als de heer Westerhuis
het heeft gesteld.
Laat ik beginnen met te zeggen dat het verhaal, dat
de gemeente tracht te krijgen van de naaste familieleden
van den patiënt, hetzij dus van een van de beide echt-
genooten, als de andere in een krankzinnigengesticht
moet worden verpleegd, hetzij van den vader, als zijn
kind in zoo'n gesticht is, hetzij van een kind, wanneer
de vader of de moeder in een gesticht wordt verpleegd,
niet steunt op de Krankzinnigenwet, maar zuiver op de
Armenwet. Men moet dus eigenlijk de zaak zoo stellen,
dat het eigenlijk de plicht is van Burgemeester en Wet
houders om te trachten binnen fatsoenlijke grenzen dat
verhaal toepassing te doen vinden en Burgemeester en
Wethouders willen wel zeggen dat het hun nief bekend
is dat zij bij de toepasing van dat verhaal ingevolge de
Armenwet de grenzen van het fatsoenlijke hebben over
schreden. Dat is toch eigenlijk wat de heer Westerhuis
heeft gezegd.
Wij doen zoo. Als een patiënt naar een krankzinnigen
gesticht moet worden overgebracht en het blijkt dat hij
niet tot de groep behoort, die het zelf kan betalen, maar
dat hij dus behoort tot de middengroep, zooals de heer
Westerhuis zelf heeft gezegd de eene groep betaalt
zelf niets, de andere alles en de derde is de midden
groep dan wordt natuurlijk begonnen met den patiënt
onderdak te zien krijgen in een van de gestichten, in
geschreven op de provinciale griffie, zooals de voor
schriften luiden en dan worden de verdere formaliteiten